Het vitriool van mei 68 mag dan inmiddels verdampt zijn: ook bij haar veertigste editie laat de onafhankelijke nevensectie La Quinzaine des Réalisateurs nog altijd een frisse wind over de Croisette waaien. Het verhaal van veertig jaar revolutie, revelaties en Gouden Palmen in spe.

‘Toen ik in 1994 La promesse selecteerde,’ zegt ex-Quinzainedirecteur Pierre-Henri Deleau, ‘wist ik meteen dat de Dardennes grote, invloedrijke cineasten gingen worden en dat het dus onze enige kans was om hun werk ook bij ons te presenteren. Als je kijkt naar hun twee latere Gouden Palmen, of naar le Grand Prix voor Jim Jarmusch en de Palm voor Ken Loach, kan ik alleen maar vaststellen dat de officiële competitie de jongste jaren heel erg haar best heeft gedaan om de Quinzaine te huldigen.’

Filminstituten in spe

Deleau, die de onafhankelijke, in de nasleep van mei 68 opgerichte nevensectie dertig jaar lang coördineerde, zegt het met de nodige ironie, maar hij kan zijn trots nauwelijks verhelen. Geen ander festival, binnen of buiten Cannes, kan immers zo’n imposant en gevarieerd lijstje voorleggen van topregisseurs die zich daar voor het eerst internationaal lieten opmerken. Van nieuwe, Franse auteurs als Christophe Honoré en Nicolas Klotz over hippe vogels als Bong Joon-ho en Jonathan Caouette tot een hele reeks jeune premiers van weleer die later zouden uitgroeien tot heuse filminstituten. De bekendste namen? Bernardo Bertolucci, Rainer Werner Fassbinder, Werner Herzog, Martin Scorsese, Theo Angelopoulos, George Lucas, William Friedkin, Ken Loach, Nagisa Oshima, James Ivory, Spike Lee, Stephen Frears, Atom Ego-yan, Michael Haneke, Jim Jarmusch, Takeshi Kitano, Bruno Dumont en les frères Dardennes.

Sinds 1969 is de Quinzaine – TheDirector’s Fortnight in het Engels – dan ook uitgegroeid tot ’s werelds belangrijke lanceerplatform voor nieuw regietalent, en door dat succes onvermijdelijk ook voor een stuk door de mainstreamcultuur gerecupereerd. Geen wonder dat steeds meer bobo’s en vedetten zich gewillig tussen de radicale vormvernieuwers en onbekende independentfilmers lieten opmerken, van Madonna die in ’85 samen met cineaste Susan Seidelman Desperately Seeking Susan kwam voorstellen, tot recent gespotte celebs als Matt Dillon ( Factotum), Julianne Moore ( Savage Grace), Ashley Judd ( Bug) en Gabriel Byrne ( Jindabyne).

Liberté, égalité, diversité

Toch hadden Deleau en co. – met de legendarische cinematheekchef Henri Langlois en ex- Cahiers du cinéma-critici als François Truffaut als voornaamste mederoergangers – wellicht heel andere bedoelingen toen ze na de geaborteerde festivaleditie van 1968 de Quinzaine in het leven riepen. Hun door de antiautoritaire geest van mei 68 geïnspireerde plan was om, samen met de nieuw opgerichte Société des Réalisateurs (kortweg SFR), tijdens en naast het reguliere festival van Cannes voortaan ook een onafhankelijk, niet-competitief filmevent te organiseren dat de basisgedachte zou huldigen dat ‘alle films vrij en gelijk geboren zijn’. Weg dus met burgerlijke beperkingen als genre, budget, afkomst en formaat, waarmee de Quinzaine zich van in het begin opwierp als verdediger van nationale cinema’s die tot dan toe nauwelijks aandacht hadden gekregen (Brazilië, Afrika) en van innoverende filmmakers die ook buiten de narratieve paden durfden te treden.

‘Indertijd kozen de nationale commissies elk een film die hun land in Cannes mocht vertegenwoordigen’, aldus Deleau. ‘Er werden zelfs nationale hymnes gespeeld voor de projecties, uiteraard met alle politieke druk en censuur van dien. Daar wilde de Quinzaine komaf mee maken. Een ideologisch of stilistisch programma heb ik daarbij nooit gehanteerd. Ik huldigde gewoon het motto ‘ cinema at liberty’ en heb altijd films gekozen die me leken voort te vloeien vanuit een innerlijke noodzaak. Dat heb ik altijd belangrijker gevonden dan een vlot verhaal of een perfecte cadrage.’

Officieel antifestival

Negenendertig jaar later is er vanzelfsprekend heel wat veranderd. Zo is de Quinzaine haar kleine, amper 500 stoelen tellende Cinema Star in de Rue d’Antibes allang ontgroeid en wordt een deel van de screenings tegenwoordig zelfs binnen het officiële, vroeger zo gehate festivalpaleis georganiseerd. Het alternatieve tegenfestival van weleer wordt dan ook al sinds 1975, toen het voor het eerst door een Franse cultuurminister werd geopend, officieel erkend en mocht vorig jaar meer dan 40.000 toeschouwers, 2000 geaccrediteerde gasten en 39 regisseurs verwelkomen op zijn meer dan 1000 vertoningen. Bovendien wordt de Quinzaine niet langer door Pierre-Henri Deleau geleid, die in 1998 na dertig edities afhaakte, maar door Olivier Père. Die neemt sinds 2004 de honneurs waar als artistiek directeur en maakte dus ook voor de veertigste jubileumeditie een selectie uit meer dan duizend inzendingen van 25 langspelers, vier special screenings en vijftien kortfilms.

Wat al die tijd gelukkig wél intact is gebleven, is de onverdroten zoektocht naar nieuw en/of vernieuwend talent. Of er ook dit jaar sensationele ontdekkingen bij zullen zitten, valt – zoals dat gaat met onbekende of eigenzinnige filmmakers – uiteraard nog af te wachten. Toch oogt het lijstje ook dit keer behoorlijk cinefiel en gevarieerd, met onder anderen de jonge Argentijnse festivalfavoriet Lisandro Alonso ( Liverpool), de comeback van de Poolse dissident Jerzy Skolimovski ( Four Nights with Anna) en nieuw werk van notres compatriotes Joachim Lafosse ( Elève libre) en Bouli Lanners ( Eldorado).

Les promesses

Bovendien zijn het stuk voor stuk namen om ook de komende jaren in de gaten te houden. Veel regisseurs die eerst in de Quinzaine scoren, groeien daarna immers door tot de officiële competitie en weten uiteindelijk vaak zelfs Gouden Palmen te pakken, zoals de broers Dardenne die na hun Quinzainedebuut La promesse (1994) met Rosetta (1999) en L’enfant (2005) twee keer de oppergaai afschoten. Of Martin Scorsese die in 1974 Mean Streets voorstelde in de Quinzaine om twee jaar later op de Croisette te triomferen met Taxi Driver. ‘Niemand kende Scorsese ten tijde van Mean Streets‘, herinnert Deleau zich nog. ‘Ik moest journalisten smeken om hem of Robert de Niro toch maar te willen interviewen. Twee jaar later waren het echter wereldvedetten en stond iedereen rond hen te drummen.’ Lafosse, Lanners en co. weten bij deze waaraan ze beginnen.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content