Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Mijn moeder was een grote fan van Eddy Merckx, en dan vooral van zijn benen. Ooit waren er nauwelijks tien centimeter tussen haar en die benen, plus het zijraampje van een bordeaux Renault 5. Ze stonden naast elkaar voor het rode licht. Mijn vader (aan het stuur), mijn moeder (naast hem) en Eddy (naast de auto). En toen zag ze dat paar gedetailleerd gespierde benen. Pas later, toen ze die benen over de meet van een wielerwedstrijd zag gaan, begreep ze bij wie ze hoorden. Tussen de benen van Eddy en mijn vader in zijn geheel is altijd wat animositeit blijven hangen. ‘Een groot renner,’ zei mijn vader dan, ‘maar hij kan niet spreken.’ En zo bakende hij, zoals de hond zijn poot optilt, het territorium van de concurrentie af.

Dat Eddy geen oratorisch talent is, maar wel een mooie jongen was, werd bevestigd in De Flandriens. Niet alleen zijn benen gleden over het scherm, maar ook zijn naakte torso. Terwijl Eddy zich inzeepte, stelde de reporter hem tal van prangende vragen, waarop Eddy ‘beuh’ en ‘bah’ zei en zich vooral meer inzeepte. De zon fonkelde op zijn natte haren. Zijn ogen keken lichtjes dromerig. En ik kon mijn moeder voor een keer begrijpen.

Gelukkig sprong toen Michel Wuyts tevoorschijn om me duidelijk te maken dat De Flandriens een ernstig programma is en geen Emmanuelle voor vrouwen. Aan Wuyts is zowel een onderzoeksrechter met grondige dossierkennis als een oorlogsverslaggever met doodsverachting verloren gegaan. Hij slaagt erin die kwaliteiten perfect te combineren in zijn bestaan als wielerreporter. Niet alleen kent hij iedere verraderlijke kiezel op het parcours van iedere wedstrijd, hij weet ook de kiezels in de schoenen van zijn gesprekspartners te vinden. Wuyts ziet oude wonden schitteren én houdt ervan. Meestal masseert hij even om er dan krachtig in te knijpen. Waarop het zuur van de herinnering alle hoop op vergeten wegvreet.

Als er bijvoorbeeld al ruimte was voor verzoening tussen Walter Godefroot en Eric Leman, dan hebben de gesprekken van Wuyts met beide heren in De Flandriens die ruimte voorgoed dichtgetimmerd. Wuyts had daar niet veel woorden voor nodig, alleen de juiste. ‘Ronde van Vlaanderen, 1970.’ Leman, de garnaal, sprong toen over de reus Godefroot. ‘Was het een gestolen overwinning?’ Wuyts zet er resoluut de hakbijl in. ‘De snelste heeft gewonnen’, sputtert Leman, of ‘Lemantje’ zoals Godefroot hem consequent noemt. Godefroot zwijgt en beantwoordt zo de vraag. Sport is geen spel. Wie dat ooit beweerde, deed dat om zijn eigen verlies te relativeren. Sport is oorlog. Dat is hoe Wuyts het graag ziet. Het kan leiden tot melodramaen heroïsche woorden.

Gelukkig zijn het renners met wie we in De Flandriens te maken hebben. Mannen die weten hoe slijk smaakt en die zich niet zo snel laten vangen door de grootspraak van Wuyts. Een Roger De Vlaeminck bijvoorbeeld. Ja, hij kijkt nog wel eens naar de dvd’s van zijn eigen overwinningen. Ja, hij doet dat samen met zijn zoon. Neen, hij geeft daar geen commentaar bij. Wat valt erover te zeggen, Michel? Wielrennen is hard trappen en een beetje nadenken – in die volgorde. Wat maakt dat dan van een wielerreporter?

Elke maandag, 21.10 – Canvas

Lees nog meer recensiesen bedenkingen in deblog Testbeeld op knackfocus.be

Tine Hens

‘Gelukkig gaat het in De Flandriens om de renners. Mannen die weten hoe slijk smaakt, laten zich niet vangen door Wuyts’ grootspraak.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content