Theaterfestival als groot feest bij start cultuurseizoen

Na de editie 2010 geeft de coördinator van Het Theaterfestival Don Verboven de fakkel door aan Els De Bodt. Een dubbelinterview.

Na de editie 2010 geeft de coördinator van Het Theaterfestival Don Verboven de fakkel door aan Els De Bodt. Volgens sommigen het uitgelezen moment om van koers te veranderen.

Alle goede dingen bestaan uit vier volgens Don Verboven. Vier jaar lang was hij coördinator van het Theaterfestival. Daarvoor was hij ook al vier jaar programmator van het jonge theaterwerk op Theater aan Zee en vier jaar de drijvende kracht achter het Batârdfestival voor jonge theatermakers in Brussel. “Mijn Theaterfestivaljaren waren mooi en intens, maar het is tijd voor een nieuwe uitdaging”, aldus Verboven, die vanaf oktober de nieuwe directeur wordt van het Vlaams Theater instituut.

Hij wordt opgevolgd door Els De Bodt, tot voor kort dans- en theaterprogrammator in het Leuvense kunstencentrum STUK en daarvoor journalist bij Het Belang van Limburg. Het zijn twee verschillende invalshoeken: Verboven, de kunstenaar-coördinator en De Bodt, de journalist-programmator. Maar in hun verschillende visie op Het Theaterfestival zijn ze het over een zaak laaiend eens: “We willen het draagvlak van de kunsten vergroten.”

Het Theaterfestival krijgt weleens de kritiek dat het steeds meer een ‘privéparty’ wordt, in plaats van een groot publieksfeest met de beste voorstellingen van het afgelopen seizoen.

Don Verboven: Het blijft een eeuwig discussiepunt, maar voor mij is Het Theaterfestival geen best of-festival. Dé ‘beste’ of met een archaïsch woord ‘belangwekkendste’ voorstellingen bestaan niet, omdat het beste of meest belangwekkende voor iedereen anders is. Ik noem het liever simpelweg ‘de keuze van de jury’ (dit jaar: actrice Manja Topper, theatermaker Bernard Van Eeghem en journalist/docent Karel Vanhaesebrouck, nvdr).

Mensen vergeten soms dat het festival indertijd begonnen is met dramaturge Marianne Van Kerkhoven in de jury en dat Het Theaterfestival toen ook een heel eigenzinnige selectie voorstond. Pas in de jaren negentig is het een best of-festival geworden: het toonde de grootste gemene deler van wat algemeen aanvaard werd als zijnde goed theater, maar het miste scherpte en een vinger aan de pols.

Wat het festival de afgelopen jaren heeft bewezen, is dat het erin slaagt een debat over theater op gang te brengen. Niet alleen onder vakbroeders, maar ook bij het publiek.

Els De Bodt: Ik hou in tegenstelling tot Don wel van dat archaïsche woord ‘belangwekkend’, omdat je op die manier de jury een opdracht meegeeft bij haar prospectie.

Over die jury is veel te doen. U zou door uw keuze van juryleden eigenlijk al voor een groot deel de selectie bepalen.

Verboven: Kijk, je probeert om telkens een jury van mensen samen te stellen van wie je denkt en hoopt dat ze via intensieve gesprekken tot scherpe keuzes zullen komen. Vroeger bestond de jury uit het verzamelde journaille. Ik vind het belangrijk om in die jury ook kunstenaars op te nemen, want die bekijken een creatie toch vanuit een andere hoek.

De kritiek als zou de jury alleen maar voorstellingen in eigen kringen zoeken, is totaal onterecht. De juryleden zien samen 235 premières in één jaar: dát noem ik breed kijken. En dat levert ook een brede selectie op, van intimistische dans als Unfold tot toegankelijker voorstellingen zoals het spektakel Snorro of mimisch objectentheater als Springville.

De Bodt: Ik vind Springville ook toegankelijk, maar een vriendin van mij is gaan kijken en die vond het een hermetische voorstelling. We mogen niet vergeten, Don, dat jij en ik geoefende kijkers zijn. Soms leven we in een cocon. Ik denk dat het draagvlak van het festival breder kan, in de eerste plaats door de keuze van de jury. De afgelopen jaren had je een heel specifieke selectie, omdat je ook een heel specifieke jury had. Ik heb zoiets van: gooi het open! Voor de komende editie ga ik de jury uitbreiden van drie naar vijf personen, en daarbij zal ook een journalist en een programmator van een cultuurcentrum zitten.

Jan Goossens stelde in een opiniestuk in De Morgen dat Het Theaterfestival de plek bij uitstek zou kunnen zijn waar de theatersector investeert in de verbreding van haar maatschappelijk draagvlak.

Verboven: Goossens dicht het festival veel verantwoordelijkheid toe. Alsof we de enige speler zijn die de podiumkunsten tot bij het brede publiek kan krijgen. Dat is een taak voor de hele sector.

De Bodt: Daarom begint Het Theaterfestival vanaf volgend jaar ook met ‘Circuit X’: naast de officiële selectie kiest de jury een zestal voorstellingen van beloftevolle theatermakers die de kans moeten krijgen om door te stromen naar het grote publiek. De culturele centra kunnen intekenen om die voorstellingen te tonen. Ook de verankering en de zichtbaarheid van het festival in de steden moet beter. We moeten erover durven nadenken om in de toekomst naast Antwerpen en Brussel ook andere steden aan te doen. Bovendien kan de internationale uitstraling van het festival groter. We trekken in de zomer met z’n allen naar Avignon, dat moet ook omgekeerd kunnen: dat we het verzameld volkje aldaar ertoe bewegen om naar hier af te zakken, zodat ze zien wat voor talent we nog meer in huis hebben.

Het Theaterfestival moet een groot feest worden aan de start van het cultuurseizoen. En het zou mooi zijn mocht het festival een breder draagvlak zijn voor de kunsten in het algemeen, door bijvoorbeeld de uitreiking van de Cultuurprijzen eraan te verbinden.

Is Het Theaterfestival nog wel een theáterfestival, vragen sommigen zich af. Grote zaalvoorstellingen, bekende namen en stadstheaters ontbreken, zelfs ‘gewoon theater’ ontbreekt. “Performance kijken en verstand op nul is de boodschap”, vond VRT-recensent Johan Thielemans.

Verboven: Thielemans kijkt met een te enge blik. Het Theaterfestival maakt geen staalkaart op basis van structureel/niet-structureel gesubsidieerd, bekend/onbekend, grote/kleine zaal. De jury heeft geen restricties: locaties, een voorstelling voor vijfhonderd man of voor één persoon. Alles kan. Ook wat betreft de ‘rek’ op het begrip theater. Otaku van Joost Vadecasteele is stand-upcomedy, theatervoorstelling én powerpointpresentatie.

De Bodt: Bij theater denken velen mensen nog vaak aan puur teksttheater, maar ons theater neemt steeds meer hybride vormen aan: theater, dans, performance, beeldende kunst en muziek vermengen zich. Ik definieer theater als podiumkunst, als alles wat op een podium kan gebeuren, en zelfs dat podium neemt steeds meer diverse vormen aan: van ongewone locaties tot de virtuele ruimte. Waarmee ik niet wil zeggen dat we de naam Theaterfestival zouden moeten schrappen, dat label is belangrijk als keurmerk.

Is er een rode draad in de eclectische selectie van 2010?

Verboven: De koppigheid van de theatermakers, de radicaliteit waarmee in vorm en inhoud wordt gedacht. Bij elke voorstelling die deze jury heeft gekozen, moet het publiek positie kiezen. Soms gaat dat heel letterlijk over de rol van het publiek, zoals bij Ivo Dimchev. Soms gaat dat via de lach zoals bij Snorro, soms ligt het in de verraderlijke mix van genres, van feit en fictie zoals bij Otaku. In tegenstelling tot wat Thielemans beweert, is het dus allerminst ‘performance kijken en verstand op nul’.

We moeten ons vragen durven te stellen bij dat bredere draagvlak voor de kunsten: wat heeft een maatschappij over voor de kunsten? We hebben het constant over wat kunst kost, maar niemand spreekt nog over de echte meerwaarde van de kunsten in onze maatschappij.

De Bodt: Hoe verschillend onze ideeën en functies ook zijn, uiteindelijk willen we allebei hetzelfde: het draagvlak voor de kunsten vergroten. En dat is in de eerste plaats een kwestie van goede communicatie. We moeten niet zeggen dat de artiest publieksvriendelijker voorstellingen hoort te maken. Nee, we moeten ervoor zorgen dat het publiek méé is met de artiest.

Liv Laveyne

3 THEATERFESTIVALTIPS VAN LIV LAVEYNE:

1. Otaku (Joost vandecasteele): De intelligentste humor die Vlaanderen momenteel te bieden heeft. Met slimme bespiegelingen over politiek, economie en religie. Straf stand-uptheater dat zowel het publiek van kunstencentra, cultuurcentra als jeugdclubs kan boeien.

2. Springville (Miet Warlop): Woordeloos ‘objectentheater’ -of hoe uit de verbazing voor een gewone kartonnen doos iets ongewoon boeiends kan groeien.

3. Irakese Geesten (Mokhallad Rasem): Een persoonlijk en universeel verhaal over oorlogen en de impact op mensen en dat met de nodige humor. Rasem won met deze voorstelling begin deze maand ook de KBC-prijs voor Jong Theater op TAZ. De mentoren loofden ‘het métier en de drive waarmee een persoonlijke levenservaring deelbaar gemaakt wordt via even meerduidige als treffende beelden’.

Het Theaterfestival loopt van 26 augustus tot 4 september in Antwerpen. Onze theaterrecensenten Els Van Steenberghe, Liv Laveyne en Guido Lauwaert bloggen dagelijks over het festival. Tussen 26 en 29 augustus blogt Guido Lauwaert ook van op het Flachlandfest in Berlijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content