Guido Lauwaert

Theater: Driestuiversopera, Nationale Toneel

Guido Lauwaert Opiniemaker

Met ‘De Driestuiversopera’ levert Franz Marijnen rauw spektakel af en keert zo terug naar zijn oerinstinct: de kracht van het ‘povere’ theater.

Als iemand de prijs verdient van de grootste letterdief is het Bertolt Brecht. Elk gedicht, elk toneelstuk is jatwerk. Bovendien waren het zijn vriendinnen die voor de ideeën zorgden. Een bloemetje hebben ze nooit gekregen. Hij stak zijn geld en lof liever in zijn sigaren. Zijn beroemdste jatwerk is De Driestuiversopera. Het is niet zo’n klein beetje geïnspireerd op The Beggar’s Opera [1728] van John Gay, die ook al leentjebuur was gaan spelen bij een vroegere bewoner van zijn pand, Jonathan Swift. Op vraag van regisseur Franz Marijnen heeft Geert van Istendael een nieuwe vertaling gemaakt en mede dankzij het muziekensemble Asko ? Schönberg is deze ‘ballad opera‘, dit ‘singspiel‘ een uitermate boeiend en bruisend spektakel geworden.

Plunderen en zakkenrollen

Plaats van gebeuren: de straten van Londen. De grote heersers zijn superboef MacHeath, bijgenaamd Mackie Messer, en bedelaarskoning Peachum. Alles loopt lekker naar de zin van de twee heren. Ze worden rijk dankzij politiechef [Tiger] Brown, die in ruil voor wat lekkers voor zijn geld- en zaadzak de verkeerde kant opkijkt. En ze zullen alle drie nog rijker worden, door de massale belangstelling naar aanleiding van de kroning van de nieuwe koningin. De bedelaars zullen de zakken rollen van de bermtoeristen, terwijl de inbrekers hun huizen plunderen. Kink in de kabel. Mackie is stiekem getrouwd met Polly, de dochter van Peachum. Hij is razend en dreigt de kroningsstoet te verstoren, als Tiger Brown Mackie Messer niet achter de tralies draait. Niet zo eenvoudig voor Tiger, want hij en Mackie zijn oude maten, al sinds ze samen soldaat waren in India. Onder druk gezet kan hij echter niet anders dan ingaan op de wens van Peachum. Mackie is echter niet op zijn mondje gevallen en weet de galg te ontlopen door een fusie tussen de twee ‘bedrijven’ voor te stellen.

Geen cent armer

Alles draait om relaties. Wie weet wat en zet dat in op het juiste moment. Wie dat spelletje kent wordt almaar rijker. Het is altijd zo geweest en zal altijd zo zijn. Bernard Maddoff zal niet de laatste zijn om dat te bewijzen. En was ook niet de eerste. De in 1725 opgehangen schurk Jonathan Wild heeft model gestaan voor Peachum, terwijl het publiek van Gray’s The Beggars Opera sir Robert Walpole meende te herkennen in MacHeath. De financiële crisis heeft geen bankier of beursgoeroe een cent armer gemaakt. Hij heeft het even benauwd gehad, maar is snel weer aan de bonus geraakt. Een totaal gebrek aan moraal is in zaken onontbeerlijk Het is de kleine man die voor zijn schurkenstreken moet opdraaien. Welk stuk kan dat beter aantonen dan De Driestuiversopera. De dialogen zijn bijtend, de toon ironisch en de smaak sarcastisch.

Jazzy volksdeuntjes

De commentariërende songs stellen de corruptie in alle lagen van het gezag aan de kaak. De muziek van Kurt Weill is naakt en toch warm, snijdt zonder pijn te doen. Het zijn volksdeuntjes met een jazzy inslag en zitten, het mooiste voorbeeld is het Levenslied van Mackie Messer, in het geheugen van zowel de kleine als de grote muziekliefhebber. Hij kent de tekst dankzij de muziek. Het wereldvermaarde Asko?Schönberg kent zijn rol. De instrumenten worden werkgerief van meesterknechts, ten bate van hooggekwalificeerd vakwerk. Het samenspel tussen muzikanten en de achttien acteurs is in balans, de uitvoering scherp. De uitvoering sleurt het publiek een circusgevoel in. Alle voorbehoud valt weg. Wat er in de plaats komt is een gevoel van betrokkenheid en engagement.

Bach en Villon

Regisseur Franz Marijnen heeft de diepere laag van het stuk opgevist en in beelden omgezet. Daardoor is het een moderne vorm van de commedia d’ell arte geworden. De typen zijn makkelijk herkenbaar. Lakens worden vlaggen, spandoeken, scooterwagentjes vervangen de voddenkarren. Met de inhoud van de laadbak wordt in een mum van tijd een decor opgebouwd, afgebroken. Waar het bij Marijnen om te doen is, is arte povera te laten functioneren in ‘land art’, met de geur van het Berlijnse cabaret uit het interbellum. Ogenschijnlijk is het idee belangrijker dan de uitvoering. De keuze daarvan geeft ruimte aan de acteurs, en in hun zog de muzikanten. Extra grapjes, zoals een lijntje Bach en een streepje Villon [Ik ben François, wiens naam zo bont is. / Parijs, dat mijn geboortegrond is, / hangt mij straks aan een touw dat rond is / zo leert mijn kop hoe zwaar mijn kont is. (vertaling Ernst van Altena)] onderstrepen het belang dat Marijnen hecht aan de verwevenheid van koning, kerk en kapitaal, in de sociaalkritische opera samengebald in het intussen wereldberoemd geworden gezegde: Eerst het vreten en dan de moraal.

Missiepost

Dit alles maakt van De Driestuiversopera ( * * * * * ) rauw toneel. Daarmee keert hij terug naar zijn oerinstinct, zijn afkeer voor politiek als buit, en zijn beginperiode. In het MMT zaliger zette hij stukken op met rommel dat van de stedelijke ophaaldienst gered was. Slechts ten dele wegens geldgebrek, maar vooral om zijn groot respect voor de acteur binnen een repertoirestuk moest het dure decorum wijken voor het povere.

De keuze van het stuk, een grote bezetting met een uit zijn broekspijpen gegroeid kamerorkest, tekent tevens de hergeboorte van Marijnen als spektakelregisseur, een ander genre dat hij stevig in de hand heeft. Na zijn smadelijke aftocht uit de KVS heeft hij een aantal jaren intimistische stukken gemaakt, als zelfonderzoek. Blijkbaar is die fase nu verleden tijd. Het heeft hem wel erg getekend, want de aftocht was geen gevolg van artistiek wanbeleid, maar zijn weigering lid te worden van de Brusselse loge. Die weigering heeft voor een boycot van zijn leiderschap gezorgd, en werd een artificiële vertraging van de restauratie van de KVS opgezet. Pas toen hij werd opgevolgd door een logeman werd de kluis geopend en kan de nieuwe artistiek leider niets fout doen, hoewel de KVS eerder een missiepost is dan een stadsschouwburg.

Uit de darmwinden

Deze beschouwing mag niet eindigen zonder een woord van lof voor de acteurs. Een singspiel is voor acteurs die kunnen zingen. Je voelt dat het geen geschoolde zangstemmen zijn, maar dat eist dit stuk. Het maakt deel uit van de gewenste rauwheid. Gemakkelijk is het echter niet. Een kopstem is uit den boze. Dat zou de stembanden sparen. Helaas, de stembanden moeten gegeseld worden. Door de eigenaar. En dat doen alle acteurs. Ze beseffen zeer goed dat het publiekgerichte gedeelte van deze voorstelling pas geslaagd is wanneer de stemval uit de darmwinden komt. Zeker als ze gewonnen zijn uit de spijsvertering van de juiste harmonie.

Eén of twee acteurs prijzen zou een belediging betekenen van de anderen. Mits enig googlen vindt u hun namen. En al is het een vertaalwerk, Geert van Istendael heeft zijn beste theaterwerk tot nog toe geleverd. Zijn pen zwom op het blad.

Het is een scheve schande dat voor de zoveelste maal een productie van het Nationaal Toneel niet in België te zien is. Enige verbetering is godzijdank toch al voelbaar. De Driestuiversopera doet Brugge aan. Waarom gaat alles wat goed is hier zo traag dat het stuk gaat, en wat slecht is zo snel en wordt kunst?

Guido Lauwaert

De Driestuiversopera – van Bertolt Brecht & Kurt Weill – productie Nationale Toneel, Den Haag – dinsdag 15 maart Stadsschouwburg Brugge – vervolgens op reis in Nederland – www.nationaletoneel.nl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content