Guido Lauwaert

Theater: Berlin ist Berlin – Brief 4

Guido Lauwaert Opiniemaker

Bereid u voor op het theaterproces van de eeuw. De aanklager is tevens de schuldige: de minister van Cultuur.

Toen de kritiek op de abominabele kwaliteit van de producties van de kleine zowel als de grote theaters de volksmond bereikte, vond de minister van Cultuur het nodig in te grijpen. Zij vreesde door de toestand zelf het slachtoffer te worden van het wanbeleid, en door haar partij na de volgende verkiezingen van het balkon te worden gegooid. Daarom besloot zij, na het raadplegen van een vertrouweling die zich op dat moment in het buitenland bevond, tot het instellen van een rechtbank. Voor eens en voor altijd moest maar eens via een proces komaf gemaakt worden met de dramatische toestand.

Gerechtigheid!

Het eerste wat ze deed was het aanstellen van een rechter. Het was een gecultiveerd man, die niet alleen veel boeken had, maar ook wist wat erin stond. Bovendien deed hij niet aan sport maar ging wekelijks naar een theater voor een dans- of toneelvoorstelling. De rechter wist de minister te vertellen dat hij geen proces kon voeren zonder klacht of beschuldiging. De volgende ochtend stapte een ver familielid naar het dichtstbijzijnde politiekantoor en een andere verre verwant langs de zijde van haar man had via de modernste e-snufjes kond gemaakt van de klacht. De zelfbenoemde kwaliteitskranten, die altijd naar een manier zochten om te overleven, waren op de klacht gestoten. Op het dagelijks redactieberaad was de klacht bij algemeenheid van stemmen als een non-item bestempeld, maar was besloten dat de Chefs Cultuur, die zich altijd slimmer wisten voor te doen dan zij waren, een artikel mochten maken van maximum 5000 tekens, inclusief spaties. Het viel op, niet zozeer door de kwaliteit, maar omdat ze het voor elkaar hadden gekregen dat een korte versie de voorpagina had gehaald. Nog voor de middag van de dag van verschijning stond de theaterwereld op zijn kop. Reacties op de radio, via de e-way en die avond op alle televisiezenders. De voorzitter van de theatercommissie en de twee zelfbenoemde chefs werden uitgenodigd om ter zake tekst en uitleg te komen geven. De woordvoerder van de minister zei dat de minister pas commentaar zou geven na de uitspraak.

Theaterproces van de eeuw

Na diverse ingrepen achter de schermen en door de aanstormende feestdagen had de rechter besloten tot snelrecht. Hij wilde het kerstreces niet verstoord zien door reacties van de man in de straat. Ze hadden geen vel over been, laat staan een been. Maar dagbladredacteurs waren nu eenmaal tuk op dat soort van paraplu’s. En zo begon het theaterproces van de eeuw de dag nadat Sinterklaas weer naar zijn villa in La Mancha was vertrokken. Het proces vond plaats in de enige echte culturele hoofdstad van Vlaanderen, Gent, te vergelijken met Berlijn, maar dan op veel kleinere schaal. Een klein land kan nu eenmaal geen wereldsteden hebben. De rollen werden omgedraaid. De strafste strafpleiter van het land werd tot procureur benoemd en de meest professionele procureur tot verdediger. Theaterdirecteurs van stadsgezelschappen zowel als van loslopende groepen werden als getuigen opgeroepen, net als acteurs – actieve als non-actieve, wegens slapte in vraag en aanbod, critici, psychiaters en, ja zelfs technici. Want de grote stem van de kleine man moest ook gehoord worden. Via een huiszoeking bij een vijftal gezelschappen, door het lot bepaald, hadden ook enkele toeschouwers het geluk verworven eens hun mening te uiten. Recht zou geschieden, in rechte lijn, en zonder zijwegen die slechts kromgebogen meningen zouden opleveren.

Door de grote belangstelling had de landsprocureur besloten dat het proces niet in de assisenzaal van het Gentse Paleis van Justitie zou plaatsvinden, maar in de Minardschouwburg. Op 7 december waren de voornaamste bonzen van de theaterwereld dan ook verzameld in het voormalige vaudevilletheater van de Franstalige bourgeoisie van de Oranjestad. Full house. Zelfs het kraaiennest was gevuld met bermtoeristen. De eerste ochtend werd begonnen met de voorlezing van de beschuldiging. Misbruik van overheidsgeld, opzettelijke verwaarlozing van het doel van het theater als maatschappelijke instelling, eigenbelang en … waren de belangrijkste ingrediënten. Na de middag mocht de verdediging kritiek spuien, en vocht de rechtmatigheid aan van een proces dat niet door Justitie gevoerd moest worden maar een zaak was van Cultuur met een mogelijke inbreng van de voltallige deelregering na overleg en besluiten van een commissie bestaande uit verkozenen en kenners wiens kennis van de materie boven enige kwalijke verdenking stond.

De tweede dag werd in beslag genomen door het verhoor van de getuigen. Sommigen voelden zich persoonlijk aangesproken, anderen hadden het gevoel dat zij medeschuldig waren, en derden en vierden, al dan niet nauw betrokken, draaiden rond de pot, op die wijze dat meermaals gemor te horen was in de zaal. Het publiek wilde stevige spijkers, een kwalitatieve hamer en verdomd sterke slagen op de kop. Een paar maal was er een aanloop naar een publieksopstand, maar de voorzitter was bij de pinken en wist tijdig het publiek te waarschuwen. Het opvorderen van een uitgebreid koor van flikken, strategisch opgesteld bij de centrale zaaldeuren van de parterre en de balkons, was een handige zet van de griffier om het morrend volk koest te houden. De derde en de vierde dag mochten zakelijke en artistieke directeurs hun beleid verantwoorden. Samengevat kwam hun verdediging hierop neer dat de klacht ongegrond was en het publiek geen voeling had met de nieuwste trends, dat het hedendaagse theater een reflectie was van de individualisering van alle lagen van de sociale van de maatschappij en kritiek op de politieke toestand van het land de subsidiëring in gevaar bracht, wat tot meer werkloosheid zou leiden. Bovendien was de politieke toestand zo banaal dat toneelstukken, van welk genre ook, saai zouden zijn. En wat zou het opbrengen? Het publiek had geen politieke interesse, zelfs de intelligentsia niet, dus zou het niets opbrengen dan lege zalen en hoongelach in de pers.

De psychiaters kregen de ochtend van de vijfde dag. Een zestal in totaal. De helft analyseerde het beleid van de gezelschappen, de andere helft speelde de bal door naar de theatercommissie, de maker van de jaarlijkse verslagen en de voorsteller van de subsidieverdeling aan de diverse groepen en de aanbevelingen, waaruit de minister haar emmertjes water kon halen. Een psychiater tapte uit een andere kraan. Het onderwijs was medeschuldig aan de huidige dramatische situatie. Een onderwijs, gebaseerd op input van de leerling in plaats van output van de leerkrachten had gemaakt dat de theatermakers uiteindelijk niet verder konden komen dan kindervoorstellingen voor volwassenen. De laatste shrink ging in overdrive en stelde dat er niets fout was met de toestand. Het feit dat producties van zowel margegroepen als gevestigde instellingen de podia van Parijs, Avignon, Poznan, Berlijn haalden was het bewijs van talent en kunde. Daarenboven zijn stevige voetstukken nodig om monumenten van eeuwigheidswaarde te kunnen maken. Welnu, de minder in de prijzen vallende gezelschappen zijn de voetstukken. Dwaas dus hen te bekladden en er tegen te plassen. Met die platte uitdrukking, meneer de voorzitter, is het sterkst uitgedrukt wat voor een vernederingen de bedreigde en geviseerde gezelschappen die de voorbije dagen boven kwamen drijven, hebben moeten slikken.

In de namiddag werden de critici gehoord. Veel waren het er niet en de meeste vielen met hun vóórs en tegens door de mand door het aantonen van de procureur van belangenvermenging, waardoor hun kritiek elke oprechtheid miste. Een paar waren zo dwaas hun positie te rechtvaardigen en te klagen dat de critici in de verdrukking waren. Hadden een paar artistieke directeurs twee dagen voordien niet gezegd dat eigenlijk zij terecht moesten staan? Een criticus geeft een eigen mening, gepuurd uit ervaring en voortdurende studie. Perpetuum mobile. Een criticus van een gerenommeerd magazine zei dat eenmaal het doek opging tot het doek viel hij geen vrienden had. Hij zag enkel de voorstelling en baseerde zijn mening op drie dingen: de verbeelding van de regisseur, het werk van de dramaturg en de inzet van de acteurs. The rest was silence and words, words words.

Er bleef die dag nog net voldoende tijd over om de publieksgetuigen te horen. Boeiend maar zonder toegevoegde waarde. De ene bevestigde dat hij veel rotzooi zag, maar hij had zich nu eenmaal laten verleiden tot het nemen van een abonnement. Een andere dat hij geen rekening hield met de mening van critici. De rest kloeg en sloeg, terwijl het zalfde en de wonden verbond. De voorzitter besloot de dag met de mededeling dat hij nog dezelfde avond de aanklager en de verdediger wilde horen. In zijn kabinet, want het proces was eigenlijk een burenruzie voor de rol van een vrederechter.

Het verdict

En zo gebeurde. Zodat de volgende dag de laatste dag was. Eenmaal de voorzitter goed en wel gezeten was, kuchte hij en nam een dossier ter hand. Na voorlezing van de geijkte formules, zei hij, sprak hij alle theatermakers vrij van schuld, wegens te zwakke aanklachten en onduidelijke analyses. Maar! De abominabele kwaliteit van de producties van de kleine zowel als de grote theaters was een feit. De echte verantwoordelijke was de minister van Cultuur zelf. Zij meende het goed maar deed het slecht. Spaarde de kool en de geit, en stak haar nek niet uit. Wat moest gebeuren gebeurde niet. Wat er moest gebeuren, dat ging voorbij aan de positie van de voorzitter van dit proces. Maar als mens vond hij dat het gehele beleid herzien moest worden. De manier waarop een en ander momenteel werd beslist was hopeloos verouderd. En het snoeien in budgetten was een noodoplossing die meer nood dan oplossing bracht. Het afschaffen van de vaste subsidiëring aan tweedeplansgezelschappen zou een goed begin zijn. Gekoppeld aan het uitbreiden van de stadsgezelschappen. Elke provinciehoofdstad heeft recht op een stadsgezelschap. Vaste benoemingen van intendanten en zakelijke leiders waren schandelijk. Bij wanbeleid kostte het meer hen te ontslaan dan in dienst te houden. Elk jaar zouden de stadsgezelschappen een nieuw werk moeten uitbrengen. Een stad is een stadsstaat en het uitbrengen via producties van corrupte toestanden zou de gemeenschap van stadsstaten ten goede komen. Een theater is nu eenmaal een artistiek parlement. De versnippering van budgetten was een manier om de kritiek op de overheid onmogelijk te maken.

Tot slot zei de voorzitter dat de minister van Onderwijs het schooltoneel in ere moest herstellen. Het zou werkloze acteurs, regisseurs en dramaturgen de kans geven een opvoedende rol te spelen. Regies zouden niet door leraren maar door vakmensen moeten gebeuren. Ten bate van de waarde van het theater, de promotie van toneel, en, niet onbelangrijk, de kans geven om veelbelovende theatermakers al op jonge leeftijd te ontdekken. Door een waardig schooltoneel in elke middelbare school zou het de verdraagzaamheid tussen de culturen bevorderen, de voortijdige schoolverlating doen dalen en een publiek kweken. Want toeschouwers moet men kweken. Eenmaal geplukt in bloei, verwelken zij.

Wat ook de inspanningen zijn van theatermakers, promotoren, sponsors en critici.

Iedereen ging ontevreden naar huis, want het had de boodschap begrepen.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content