Privéfoto’s koninklijke familie gebundeld in boek

Zowel royalty watchers als fotografieliefhebbers zullen dit boek vast kunnen smaken.

Fotoalbums zijn er van in het begin van de fotografie. Vaak, in kostbare materialen gebonden boeken, verzamelden vermogende families herinneringen aan familieleden of verre reizen die ze maakten. Het waren doorgaans geen zelfgemaakte foto’s, maar de portretten werden door beroepsfotografen in hun ateliers genomen en de reisherinneringen werden ter plaatse gekocht van inheemse studio’s die de plaatselijke monumenten of typische stadsdelen in stock hadden.

Die albums werden bij lange winteravonden aan tafel bekeken en becommentarieerd. Het hedendaagse begrip tablebooks, grote zware kunstboeken, refereert daar naar. Tot niet zolang geleden werden familiealbums samengesteld, maar dan met zelfgemaakte foto’s. De twee elementen, beelden van professionele fotografen en zelfgemaakte foto’s, bestonden ook in de Belgische koninklijke familie maar vele honderden, zoniet duizenden er van, zijn nog altijd bedoeld voor privé gebruik.

Olivier Defrance, historicus, en Christophe Vachaudez, auteur en curator, hebben wat met het Belgisch koningshuis en schreven er boeken over. Nu hebben ze toegang gekregen tot binnen- en buitenlandse archieven – vaak onontgonnen – om er in te snuisteren en om foto’s te ontdekken van de koninklijke familie van 1842 tot 1960. De eerste foto is die van koning Leopold I uit 1856, gemaakt door de beroemde Franse fotografen Louis Ghémar en Robert Séverin. De laatste is een huwelijksfoto van koning Boudewijn en Fabiola de Mora y Arag?n uit 1960. Daartussen een verzameling van historische beelden, familiekiekjes en portretten die tot nu toe onbekend bleven.

Dubbel facet

Het is wel vreemd dat er na 1960 geen beelden werden opgenomen. Waarschijnlijk omdat de samenstellers gemeend hebben dat na dat jaar de foto’s van de koninklijke familie genoegzaam bekend zijn en dat ze nog geen historische betekenis hebben. Het is niet uitsluitend een boeiend boek dat royalty watchers zal interesseren, maar ook fotografieliefhebbers omdat ze meteen een geschiedenis van het medium traceren.

De evolutie van het portret bijvoorbeeld, maar ook de aanzet en de ontwikkeling van de reportagefotografie. Dit dubbele facet rond één onderwerp maakt het kijken interessant. We leren er ook de attitude uit waarmee koninklijke personages zich voor de lens gedroegen, soms plechtig en waardig, maar ook spontaan en/of heel natuurlijk. Zoals de opname van koningin Elisabeth die met enkele familieleden een zwempartij houdt in een meer.

Historische waarde

Er zijn ook foto’s die koningin Elisabeth en later koning Leopold III, beide fervente fotografen, zelf genomen hebben. Het is jammer dat er geen beelden te zien zijn die koning Boudewijn maakte, want op zijn reizen hanteerde hij vaak zijn Leica camera. Wie en wat hij fotografeerde zou een inzicht kunnen geven in zijn belangstelling en zijn talent. Nee dus.

Natuurlijk heeft dit fotoalbum ook een historische waarde, omdat er beelden in verzameld werden uit talrijke privé archieven die de opeenvolgende koninklijke families van diverse kanten laten zien en die hun geschiedenis en die van het land illustreren. En bovendien bevredigt het de peeping Toms die graag snuffelen in het verleden van illustere personages.

Ludo Bekkers

‘Het koninklijk album’ van Leopold I tot Boudewijn. Uitg. Lannoo, Tielt, 2011 ISBN 978 90 209 3268, 33 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content