Paul Baeten
‘Er is een enorme hausse in kinderlijk enthousiaste, bijna kleuterige taal’
‘De taal wordt aangevallen, en dat doet mij bij tijden pijn’, schrijft P.B. Gronda, auteur van onder meer Wanderland, Straus Park en de tv-reeks Over water.
Ik geloof in Hemingway. En bijgevolg ook in Raymond Carver en Richard Yates. Amerikaanse schrijvers uit de vorige eeuw en meesters van het understatement. Korte zinnen, heldere taal, betrouwbaar ritme. Elke vorm van talige opschepperij of flauw zweverig gedoe meedogenloos aan de kant. Want de ware emotie kruipt tussen de woorden, de dialogen zijn zelden expliciet, altijd betekenisvol. Dat is de plaats waar ik mij, op het smaakpalet van de literatuur, het meeste thuis voel.
Hemingway wordt vaak afgeschilderd als een macho. In deze tijden amper een halve graad minder erg dan een kinderverkrachter of iemand die in de Carrefour een plastic zakje vraagt.
Er is een enorme hausse in kinderlijk enthousiaste, bijna kleuterige taal.
Maar zijn machismo is natuurlijk een attitude. Ook daar neem ik graag een voorbeeld aan. De grote gevoeligheid die nodig is om een goede roman te schrijven, mag best beschermd worden door een pantser. De mentaliteit van de soldaat, de instelling van de sportman. Liever dat dan de schrijver met een soezerige kop die op de mouwen van zijn trui sabbelt. Schrijven is geen slap gedoe.
Daarom zijn dit geen eenvoudige tijden. De taal wordt aangevallen, en dat doet mij bij tijden pijn.
Er is natuurlijk een culturele verschuiving aan de gang waarin we haast elk woord opnieuw in de weegschaal leggen. Wie mag wat waar nog zeggen, en vooral: wie mag wat waar niet meer zeggen. Dat is prima wat mij betreft, zolang het geen wedstrijdje wordt. Intentie en context worden vaak niet in acht genomen, omdat we ons blindstaren op een woord: als we niet langer ‘allochtonen’ zeggen, dan zal de maatschappij wel volgen en verdraagzamer worden ten opzichte van ‘nieuwkomers’. Wel. Dat heeft dus prima gewerkt.
Maar een andere aanval op onze taal, is die van de regressie. Er is een enorme hausse in kinderlijk enthousiaste, bijna kleuterige taal. ‘Joooeepiiiiieeeee!’, ‘Jeeeeeuujjjj!!!!’, ‘Hoeera!!!!’, ‘Keikeilief, ooooooooh’.
Telkens ik een volwassen persoon zo zie reageren, denk ik: spijtig. Het komt onaantrekkelijk over en helpt mee aan hetgeen Hemingway nou net te allen prijze zou hebben vermeden: de hyperbool en het overstatement. En zeker ook het mateloze, compleet oneconomische gebruik van klinkers.
Iemand die een nieuwe gele regenjas heeft gekocht, dat is niet suuuuupppeeeerrrrr, dat is in het beste geval goed.
Met mogelijke uitzonderingen zoals de geboorte van een kind of eventueel – maar dan ben ik laks – een verloving, is er zelden of nooit nood aan ooooooootjes en cuuuuuuuuuteeeees.
Iemand die een nieuwe gele regenjas heeft gekocht, dat is niet suuuuupppeeeerrrrr, dat is in het beste geval goed. Leuk. Mooi. Ik wil wel eens gek doen: heel mooi. Maar je moet maar eens ‘mooi’ onder zo’n Instagramfoto posten. Gewoon: mooi. Geen 35 emoji’s, geen x, geen verkleinwoordjes, niks. Je komt al snel kouder over dan zo’n groot Frans buitenzwembad op een camping waarvan je denkt: ze zullen dat toch wel verwarmen, mais pas du tout.
Ik maak mezelf er ook schuldig aan, omdat taal nu eenmaal een code is en je niet als een soort Rottenführer gezien wilt worden. Maar elke keer kijk ik even naar boven en vraag ik Ernest om vergiffenis. Zijn geduld raakt op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier