Cultklassieker heruitgebracht: Velvet Goldmine

© x
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Todd Haynes herbeleeft het glamrocktijdperk met Velvet Goldmine, indertijd een flop, nu een cultklassieker heruitgebracht door het Franse Carlotta.

Todd Haynes

GB-VS, 1998

Carlotta / dvd

‘Toen Velvet Goldmine in 1998 uitkwam’, liet Todd Haynes een paar jaar geleden in een interview optekenen, ‘had hij moeite om de tieners en de jongeren te bereiken. Maar van al mijn films is het ondertussen wel diegene met de grootste cultaanhang. Sommige kids zijn er zelfs door geobsedeerd en die kids had ik indertijd ook in gedachten.’

Nostalgie, een gevoel en levenshouding die tegenwoordig een stuk hipper en noodzakelijker is dan toen de film uitkwam, is dan ook het hoofdbestanddeel van Haynes’ trip door de glamrockscène van de vroege jaren zeventig. En bovendien is popmuziek, waardoor elke scène in de film wordt voortgestuwd, er sinds de digitale revolutie van de late jaren negentig (met zijn eendere en conforme opnametools, zijn hysterische mastering, zijn focus op live-optredens in plaats van op productie en opname) niet origineler, ambitieuzer of relevanter op geworden.

Raamverhaal van Velvet Goldmine – de titel verwijst naar een B-kantje van David Bowie – is de zoektocht van een journalist (Christian Bale) naar zijn vroegere idool Brian Slade (Jonathan Rhys Meyers), tien jaar geleden een onsterfelijke, androgyne en biseksuele glamrockgod, maar sinds hij op het podium zijn dood ensceneerde in de marge verdwenen. Ondertussen krijg je in uitgebreide flashbacks te zien hoe Slade zich van hippie tot provocerende dandy ontpopt, en hoe hij verwikkeld raakt in een ménage-a-trois met zijn vrouw Mandy (Toni Colette) en de ruwe rocker Curt Wild (Ewan McGregor), tot hij finaal bezwijkt onder een overdosis decadentie.

Dat David Bowie model stond voor het composietpersonage Brian Slade en Iggy Pop voor Curt Wild steekt Haynes, die ook in Far from Heaven (2002) en Mildred Pierce (2012) met stijl het verleden indook, nergens onder stoelen, banken, boa’s, plateauzolen en dikke lagen make-up. Wie er ook de retrorevue passeren zijn Oscar Wilde, de queen aller dandy’s en popidolen, Orson Welles’ Citizen Kane, waarvan de vertelstructuur werd geleend, én Jobriath, de eerste, openlijk homoseksuele rocker, die de openheid van de seventies enigszins overschatte en uiteindelijk gedesillusioneerd terug de anonimiteit in vluchtte.

In die zin is Velvet Goldmine, dat mee geproduceerd werd door REM-frontman Michael Stipe, niet alleen een romige portie queer nostalgia die vanuit een postmoderne glitterbril de mores van de jaren zeventig onderzoekt. Het is tegelijk een levendige, romantische en verrassend aangrijpende doemromance, plus een stukje obligate muziekgeschiedenis. De prominente soundtrack serveert namelijk onverslijtbare songs van Brian Eno, T-Rex, Roxy Music, Gary Glitter, The New York Dolls, The Stooges en Lou Reed, al dan niet ingespeeld door contemporaine epigonen als Thom Yorke, Placebo, Teenage Fanclub en Pulp.

‘Rock and roll is a prostitute. It should be tarted up’, klinkt het bij Brian Slade, al had hij het volgens Haynes duidelijk ook over popcultuur, politiek, seksualiteit, identiteit en de vulgaire, fantasieloze tijd van nu kunnen hebben, waarin controverse en subversiviteit nog slechts door de commercie afgewassen T-shirts zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content