Paul Baeten
‘Voor nostalgische apen zoals ik is een cd in de lader van de auto schuiven al een vorm van onthaasting’
‘Hoe iconisch was de cd wel niet in onze ontwikkelingsjaren?’, vraagt P.B. Gronda, auteur van onder meer Wanderland en Straus Park, zich af.
In seizoen twee van Jay Leno’s Garage is Jerry Seinfeld op een bepaald moment te gast. Ze gaan een ritje maken in een oude Porsche 356 en op een bepaald moment raken ze het erover eens dat heel hun passie voor auto’s – erover lezen, ermee rijden, erin handelen – een manier is om vooral niet aan andere dingen te hoeven denken.
Dat is precies de filosofie die ik en het merendeel van mijn drie vrienden ook aanhouden, zij het dan met iets minder miljoenen dollars op de bank dan Seinfeld en Leno.
Een van die vrienden belde me onlangs op nadat hij in het Antwerpse een mooie sportwagen had aangeschaft. We praten dan uren over sportwagengerelateerde zaken die zodanig nerdy zijn dat ik ze amper kan beschrijven. En dan moet je weten dat dingen beschrijven zowat mijn beroep is. Zó nerdy dus.
Nu zei die vriend op voor zijn standaarden uiterst blije toon: ik heb weer een cd-speler! Het was namelijk geen blinkende nieuwe sportwagen met enkel blueweb en streaming intertooth, want daar halen we onze neus voor op en ook vinden we dat te duur.
Voor nostalgische apen zoals ik is een cd in de lader van de auto schuiven al een vorm van onthaasting
Zo kwam al snel de vaststelling dat voor nostalgische apen zoals wij de rauwe, fysieke act van – en nu komt er een grote teleurstelling voor wie net Temptation Island heeft afgezet – een cd in een gemotoriseerd voertuig in de lader schuiven al een grote vorm van onthaasting is. Tenminste, als je tot de generatie behoort die is opgegroeid toen het woord ‘onthaasting’ nog niet moest bestaan.
Dat deed me er dan weer aan denken – ja, dit is zo’n meanderende column waar je wel even bij de zaak moet blijven – hoe iconisch de cd zelf wel was in onze ontwikkelingsjaren.
Zodanig dat ik vermoed dat ieder van ons die Saddam Hoessein nog gekend heeft in essentie samen te vatten is in één enkele cd. We weten immers allemaal dat de intensiteit van de muziek die we als tieners en misschien nog net jonge twintigers beluisteren nooit terugkeert. Dat terwijl muzieksmaken doorgaans genuanceerder en dus zogezegd beter worden met de jaren.
Maar het is natuurlijk die mengeling van hormonen, heel veel toekomst en dromen, geen echte verantwoordelijkheden, toch ook vooral die hormonen en de algemene intensiteit waarmee alles in de apenjaren beleefd wordt die het ‘m doet.
De muziek die we dan in ons opnemen, is zoals de tattoo die iets te hard in de huid wordt gebrand. Alles wat erna komt, is leuk, maar gewoon niet hetzelfde. De pijn is minder, de indruk oppervlakkiger.
Het verbaasde me dan ook niet dat Spotify onlangs liet weten dat mensen vooral terugkeren naar de muziek van toen ze tiener waren, en dat die muziek ook in grote mate hun latere smaak bepaalt.
Ik heb erover nagedacht, en ik vermoed dat mijn cd het debuut van Rage against the Machine moet zijn. In het zesde leerjaar was het nog Guns N’ Roses, na de zomervakantie begon ik aan het eerste middelbaar en bam! Bombtrack in mijn gezicht.
Sportwagens gaan kopen was nu niet echt de kernboodschap van die plaat, maar dat gaat de combinatie van de twee er straks niet minder op maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier