Programma - Mijn God
Wanneer en waar uitgezonden - Woensdag 03.05, Canvas, 22u11
‘Zo veel beton in zo’n mooie natuur, padre, is dat niet een beetje Gods schepping verknoeien?’ Met een pirouette draait Phara de Aguirre zich naar legeraalmoezenier Hans en kijkt hem guitig aan. Wel ja, de padre moet toegeven dat de mens niet altijd goed omgaat met Gods schepping, maar in dit geval is de vernietiging van de natuur bittere noodzaak. Het Belgische leger giet in het Roemeense Cincu beton om de legerbasis uit te breiden zodat er duizend extra mensen kunnen verblijven. Even dacht ik dat Hans het in de geest van Christus over de hulp aan hongerigen, dorstigen en daklozen had en dat het Belgische leger zijn talent voor containerbouw hier ontplooide om vluchtelingen op te vangen. Maar nee, in Cincu zullen bijkomende militairen de oostelijke buitengrens van de Europese Unie bewaken. Sommige oorlogen, zo leren we ook van Hans, zijn nu eenmaal te rechtvaardigen.
Niemand weet dat jullie bestaan’, merkt Phara de Aguirre op, duidelijk van plan de sfeer erin te houden.
Bovenop een aanhangwagen, idyllisch neergepoot in een bloemenweide, probeert De Aguirre de ziel van de zielenzorger verder bloot te leggen. Een spervuur aan vragen schiet ze af. Wat Hans hier doet, of die donkere prut in de kantine koffie of thee is, wie de man tegenover Hans is, waarom Hans in godsnaam voor het leger koos. Rustig vertelt Hans over zijn geloof, over hoe hij dat verloor en weer terugvond, over hoe hij solliciteerde voor aalmoezenier en nu aalmoezenier is. ‘Veel praten, dat is uw werk’, vat De Aguirre in een oogwenk samen. ‘Dat is een deel van mijn werk, ja, mensen met problemen helpen.’ Maar Hans blijkt van vele markten thuis. Zo is hij ook kapper, de ideale dekmantel voor een aalmoezenier, want tijdens het trimmen van het hoofdhaar polst hij bij de militair in kwestie hoe het met hem en zijn geliefden gaat. ‘Praten is belangrijk’, geeft hij als raad mee.
Vier weken lang volgt De Aguirre mannen van het geloof in het ziekenhuis, de gevangenis, het leger en tot slot de haven. In de speurtocht naar wie die mensen zijn, wat ze dagdagelijks doen en wat zij meer te bieden hebben dan pakweg een psycholoog, is geen vraag te dom of overbodig. Waar elders onderschriften volstaan, is het hier De Aguirre die tekst en uitleg verschaft. ‘Heren, wie is wie?’ vraagt ze aan de vier mannen die links en rechts van haar in een motorboot zitten. Braaf stellen de rabbijn, de moreel consulent en de twee katholieke aalmoezeniers zich voor. Vervolgens leggen de heren op vraag van De Aguirre uit waarom ze in die boot zitten: ze zijn op weg naar een nabijheidsplatform.
‘Niemand weet dat jullie bestaan’, merkt De Aguirre monter op, duidelijk van plan de sfeer erin te houden. Maar deze heren zijn getraind om hun ergernis te verbijten. Hun werk, zo leggen ze uit, gebeurt beter in de schaduw. ‘Mijn corebusiness,’ zo zal de moreel consulent Emmanuel Reynaerts in de kazerne van Elsenborn uitleggen, ‘is keuzes maken.’ Aan het kampvuur in Cincu voegt padre Hans er een dimensie aan toe. ‘We proberen de ziel van de militairen te genezen.’
De Aguirre geeft geen krimp. Zij wil nog even alle feiten op een rij. Met hoeveel ze zijn, bijvoorbeeld. Met 25, luidt het antwoord, vroeger waren dat er 150. ‘Van 150 naar 25? Jullie zijn de laatste der Mohikanen!’ Met die bemoedigende woorden vertrekken de heren naar hun studiedag over nabijheid. Later zien we De Aguirre nog even alleen met de rabbijn in het bootje. Wie hem betaalt, wil ze weten. En ook of hij een bureau heeft. Dat laatste heeft hij. Van daaruit staat hij mensen telefonisch met raad bij. ‘Pas op’, horen we hem zeggen. ‘Technologie is als een stok. Zonder controle verandert ze in een slang.’ Die God is nog zo dom niet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier