Programma - De Club
Wanneer en waar uitgezonden - Woensdag 13.09, Eén, 20u35 (volledige reeks op VRT Max)
‘Eén zwemmer is genoeg hè, Berre.’ Bert (Dominique Van Malder) zit in de wachtkamer van de fertiliteitskliniek. Hij peutert rode zuurtjes uit een snoepzak en spreekt zichzelf moed in. Naast hem zit Kirstie (Janne Desmet). Ze willen kinderen, maar uit eerder onderzoek is gebleken dat de ‘ovariële reserve’ van Kirstie prima is en dat zijn zaad een afwijkende vorm heeft. De arts tekende het even uit. Een normale zaadcel heeft een hoofd, die van Bert hebben er soms twee of geen. ‘Het komt wel vaker voor, misvormde zaadcellen.’ Wat als een geruststelling bedoeld was, leek het gevoel van mislukking enkel te verdiepen. Oligoasthenoteratozoöspermie (oat). Zo heet het syndroom waar Bert aan lijdt. Terwijl 25 tot 100 miljoen zaadcellen per milliliter sperma het normaal is, sukkelt hij door het leven met amper 10 miljoen. Omdat zijn trots hem ervan weerhoudt donorzaad te accepteren, beslissen Bert en Kirstie om voor intracytoplasmatische sperma-injectie (icsi) te gaan. De slaagkans, zo schat de fertiliteitsarts, bedraagt 75 procent. Ze vat de procedure kort samen: mevrouw levert de eicel, wij doen de pick-up en meneer zorgt voor het zaad. Dat laatste wordt verzameld in het masturbatorium, een kamertje verderop in de gang waar mannen met een potje in de hand naar porno mogen kijken, masturberen en het zaad in het potje aan de bevoegde verpleegster geven.
Na een tijdje hangen de pick-ups, de pof’s en de icsi’s je de strot uit.
Verminderde vruchtbaarheid is wat alle aanwezigen in de wachtzaal van een fertiliteitskliniek met elkaar verbindt. Of in het geval van de twee Ellens: het gebrek aan zaadcellen in een relatie. Bij Ziggy en Charlie, twee twintigers die met een bezorgrugtas op de schoot in de wachtkamer zitten, is er sprake van prematuur ovarieel falen (pof). Charlie is vervroegd in de overgang. Als ze kinderen willen, is het nu of nooit. Ze moeten vrijen op voorschrift, minstens vier keer de komende 24 uur en natuurlijk lukt het dan net niet. Seks en stress gaan zelden samen. Dat merkt ook Bert als hij zaad moet leveren, maar de dag ervoor ontdekt dat Kirstie op internet naar een donor had gezocht. De link naar ‘Antonio, I donate sperm’ stond nog open en natuurlijk leek Antonio evenveel op Bert als een poedel op een wolf.
‘Dat het aan mij ligt, daarover gaan we zwijgen’, drukt Bert Kirstie op het hart na hun eerste consultatie. Net dit taboe op verminderde vruchtbaarheid willen de makers van deze tragikomische reeks, Leander Verdievel en Zita Theunynck, doorbreken. Ze schreven vanuit hun eigen ervaring. Dat levert oneliners op die je niet kan verzinnen als je nooit in zo’n wachtkamer hebt gezeten. Zo hoopt iemand bijvoorbeeld dat ‘de ivf-look, opgezwollen buik en wallen, ooit mode wordt’ en raadt een onderkoelde dokter aan om strakke onderbroeken te vermijden want ‘vrije ballen zijn beter voor de spermakwaliteit’.
Alleen staat de voorlichting die de reeks wil geven de verhalen soms in de weg. Dit is een reeks over onvervulde of moeilijk vervulbare kinderwensen. Punt. Zijdelings komen er wat andere thema’s aan bod, maar het gaat vooral over het moordende ritme van de maandelijkse hoop, het wachten op nieuws en de daaropvolgende vreugde of ontgoocheling. De drie koppels bieden drie invalshoeken op hetzelfde thema en het is natuurlijk mooi en hartverwarmend dat ze elkaar vinden in gedeelde smart en geluk, maar door de nauwe focus op vruchtbaarheidsproblemen blijven andere spanningsvelden buiten beeld. Dat zorgt op den duur voor verzadiging. Hoe doorleefd gespeeld en hoe precies de dialogen ook zijn, acht afleveringen over min of meer hetzelfde zijn wat te veel van het goede. Na een tijdje hangen de pick-ups, de pof’s, de icsi’s en alle andere medische termen je de strot uit. En dat sluit hoogstwaarschijnlijk nauw aan bij wat een koppel ervaart daar in de wachtkamer van de vruchtbaarheidsarts.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier