Een tsunami. Een wervelwind. Maaike Cafmeyer graait gretig in de afdeling natuurfenomenen om Zoe Bizoe te omschrijven. Niet veel later zien we Zoe Bizoe zuchten over betalingen en met een wc-borstel de pot schrobben van het theater waar ze die avond zal optreden. Ze mag dan bekendstaan om ‘op het podium met haar gat te schudden’, zoals ze het zelf zegt, Bizoe is er niet vies van haar handen vuil te maken om haar droom te blijven waarmaken. ‘Dat is passie.’
Met evenveel passie zoefde ze even daarvoor op haar step met een vuurrode helm op haar rode haren naar het ziekenhuisbed van Michael. ‘Mijn maat, mijn danspartner.’ Ze brengt hem sushi – zuzhi, zegt hij. Zeven jaar geleden had hij een auto-ongeval. Sindsdien zit hij in een rolstoel en wordt hij geregeld geopereerd omdat er complicaties zijn. Maar dat mag beiden niet verhinderen om hun dansdromen te realiseren. Wanneer de persoonlijke assistente van Michael het heeft over rolstoeldansen, verbetert hij haar prompt. ‘Zeg maar dansen. Ik ben een danser.’ Niet was. Bèn.
Het klinkt als een sprookje, de burleske danseres en de danser in de rolstoel die samen harten van een wereldwijd publiek willen veroveren. Toen ik Cafmeyer daar zag zitten, met een blauw hemd en een zwarte colbert, moest ik terugdenken aan dat ene programma waar ik als kind zo verslingerd aan was: Het sprookjestheater. De ondertussen overleden Francis Verdoodt leidde met zachte stem het verhaal van de dag in, waarna de kijker samen met de camera in het theater dook en het sprookje tot leven kwam. Zo haakt Cafmeyer nu ook de draden aan elkaar van dit verhaal over twee wonderlijke mensen en hun even wonderlijke vriendschap. Het heeft iets ouderwets, hoe ze daar in het decor zit, even voelt het geforceerd aan, maar al snel heeft het iets vertrouwds en sluit het naadloos aan bij het retrogevoel dat ook de burleske vertoningen uitstralen.
Verwachtingspatronen, schoonheidsidealen, genderclichés: Zoe en Mich lappen ze elegant aan hun laarzen.
‘De hemel scheurde open’, vertelt Bizoe over haar eerste kennismaking met burleske dans. Ze houdt ervan hoe het genre hokjes doorbreekt, iets waar Bizoe zelf gretig aan meedoet. Wanneer ze vaststelt dat het altijd vrouwen zijn die op het podium sensueel en plagerig uit de kleren gaan, zoekt zij een groep mannen die ervan genieten hun billen te ontbloten. Wanneer ze vaststelt dat blote mannelijke tepels op sociale media ongecensureerd passeren terwijl vrouwelijke tepels stelselmatig verwijderd worden, ontwikkelt ze de ‘free the female nipple’-act.
Het is van een intensiteit waar Cafmeyer – zélfs Cafmeyer – met open mond naar kijkt. Terwijl ze zelf nog boeken las over ‘Wat moet een vrouw doen om grappig te zijn’, zag ze een bom van een vrouw die die vragen al lang achter zich had gelaten, en ze misschien nooit heeft gesteld. Even vanzelfsprekend gaat Zoe Bizoe ervan uit dat ieder lichaam bijzonder en sexy is.
Al te vaak speuren we naar de mens achter de politicus, maar hier wordt een warm pleidooi tentoongespreid om de mens in de rolstoel te zien. ‘Een rolstoel is zelden sexy’, zegt Cafmeyer. Het is alvast één zaak waar deze reeks – nee, niet miniserie, niets is mini aan wat Zoe Bizoe doet – komaf mee wil maken. Verwachtingspatronen, schoonheidsidealen, genderclichés: Zoe en Mich lappen ze elegant aan hun laarzen. Het is volgens Bizoe de kern van het burleske. Elk lichaam is welkom.
Op het moment dat een Amerikaanse minister van Defensie buldert dat hij geen vette lijven meer in het leger wil, dat vrouwen welkom zijn als ze voldoen aan strenge genderneutrale normen, is wat deze twee mensen zo warm en mooi nastreven een verademing, ja, zelfs een daad van hartverwarmend verzet.