Als je door de voorspelbaarheid kijkt, is ‘Maestro Degand’ een bijzondere ode aan de muziek en het vak van dirigent

3 / 5
© VRT
3 / 5

Programma - Maestro Degand

Wanneer en waar uitgezonden - Woensdag 10.01, VRT Canvas, 21u20

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Woest haar, een noest hoofd en een priemende blik. Qua uiterlijk heeft acteur Stefaan Degand wel wat weg van de dirigenten die je in films ziet. Met brede gebaren en expressieve uithalen, met borstelige wenkbrauwen en een ruggengraat strak als een strijkstok begeleidt hij de orkesten van zijn dromen. Al toen hij een kind was, zo zien we in oude familiefilmpjes, speelde Degand dat hij dirigent was. Zijn vader vertelt gretig over de kleine Stefaan die ’s morgens uit zijn bedje sprong, op de salontafel klom en daar geconcentreerd de armen op het ritme van de muziek bewoog. Altijd al was het zijn droom, zo vertelt Degand terwijl hij samen met zijn vader garnalen pelt, om dirigent te zijn.

Woest haar, een noest hoofd en een priemende blik. Qua uiterlijk heeft Stefaan Degand wel wat weg van de dirigenten die je in films ziet.

Waarom hij dan nooit dirigent is geworden? Het lijkt een logische vraag, daar tijdens dat intimistische tafereel van de zoon en de vader rond een hoop garnalen aan de eettafel. Maar ze wordt niet gesteld. Wel polst zijn vader naar waarom hij meedoet aan een televisieprogramma dat hem dag in dag uit zal volgen op de weg naar die onvervulde kinderdroom. Hij had ook gewoon een mail naar De droomfabriek kunnen schrijven, want die neemt na een kwarteeuw afwezigheid de draad weer op. ‘Ik vind dat heel tof’, antwoordt Degand. Zo lang het programma wat kabbelt rond Degand en zijn verlangen om dirigent te zijn, blijft het in alledaagse vertelseltjes hangen. Natuurlijk vind je dat tof, anders was het geen droom, maar een nachtmerrie.

Maar dan begint Degand zich te informeren en wordt de kloof tussen dirigent spelen en dirigent zijn steeds duidelijker. Het is heerlijk om verschillende dirigenten te horen spreken over hoe ze een orkest begeleiden, hoe ze daarin met de jaren evolueren en hoe je bepaalde stukken pas tot een goed einde kan brengen als je hebt gelééfd. Een daarvan is de Vierde symfonie van Brahms, het stuk dat Degand wil dirigeren. Het is zijn symfonie van de liefde en de troost, die ‘dit zinloze bestaan een kleurrijk palet geeft’.

‘Om dit stuk te dirigeren,’ vertelt de Deense dirigent Michael Schønwandt na een opvoering van de Vierde van Brahms met het Belgian National Orchestra, ‘moet je weten wat de dood is, wat pijn is, wat liefde is.’ Degand luistert en knikt. Hij weet heel goed wat al die dingen zijn. Het is wat hij voelt als hij naar de muziek luistert. Dat is allemaal mooi en goed, meent Schønwandt, maar dirigeren is toch ook vooral techniek. Daaraan zal Degand driftig moeten werken, want het is niet omdat je doet alsof je dirigeert dat een orkest – tachtig individuen – weet wat je bedoelt.

‘Studies harmonie en contrapunt nemen makkelijk zes jaar in beslag’, benadrukt Philippe Herreweghe. Die tijd heeft Degand niet, of kan hij zich niet veroorloven in functie van het televisieprogramma, want zijn droom moet toch ook iets van een stunt hebben. En dus benadrukt ook Pascale Van Os, de vrouwelijke dirigent die hem zal begeleiden, dat wat hij wil heel, heel moeilijk en misschien wel onmogelijk zal zijn.

Toch twijfel je er geen moment aan dat het wel zal lukken. De voorspelbaarheid zit in dit soort programma’s ingebakken. Maar als je daar doorheen kijkt, dan zie en hoor je in deze vijfdelige reis van Degand een bijzondere ode aan de muziek en het vak van dirigent. Hoe kleiner de gebaren, hoe groter het effect, blijkt alvast een gouden tip. Alle clichés van het zwoegen en zweten, het snuiven en puffen die je in films ziet, kunnen alvast overboord. Minder acteren, meer dirigeren, dat wordt de uitdaging voor Degand.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content