Paul Baeten
‘De vraag der vragen: waarom is in godsnaam de woordspeling terug?’
‘Is er nog IETS om te lachen?’, vraagt auteur P.B. Gronda zich af.
Een paar vragen en raadsels om er weer in te komen:
– Waarom spelen oude, herrezen kutbands uit de nineties nu op hoofdpodia van festivals alsof iedereen ze altijd goed heeft gevonden?
– Hoe komt het dat we intussen met zeven miljard zijn en je geen twee wereldleiders kunt opnoemen van wie je denkt: ja, logisch dat we dan bij deze absolute toppers uitkwamen?
– Hoeveel Netflix-comedyspecials ga ik na twintig minuten en nul keer lachen nog uitzetten dit jaar?
– Wie zit er achter het typetje ‘Rik Torfs’? Zijn het die van Ugly Belgian Houses?
– Frank Focketyn is het niet, want die doet die ‘Mia Doornaert’ toch al?
– Mogen mannen eigenlijk nog vrouwen spelen als het om te lachen is?
– IS ER NOG IETS OM TE LACHEN?
De vraag der vragen: waarom is in godsnaam de woordspeling terug?
– Wie van de Spotify-playlistmakers is óf verliefd op, óf de moeder van Drake?
Maar de vraag der vragen: waarom in godsnaam is de woordspeling terug? Ik heb namelijk altijd geleerd dat een woordspeling ofwel uitzonderlijk geniaal moet zijn, ofwel absoluut te mijden is.
Ik denk omdat de humor ervan berust op zuiver toeval. Namelijk dat een bepaald woord twee betekenissen heeft, of dat twee woorden rijmen op elkaar. Er is op zich dus weinig technisch vernuft nodig om er een grap mee te maken. Het is echt wat het zelf al zegt: spelen met woorden. “Zitten jullie ook in de blok?” Foto van Maggie De Block erbij. En klaar. Mocht Maggie De Block nu Maggie Hemeleers hebben geheten, dan was er geen grap. Toeval… Tja.
De reden waarom ze op sociale media in tweets, stories en memes zo overweldigend aanwezig zijn, is volgens mij omdat ze in al hun onnozelheid ook ongevaarlijk zijn. Flauw is ongevaarlijk, ongevaarlijk is ja… precies wat het is, zeker? Veilig en zeker niet kwetsend.
Want je mag gerust nog wel lachen met iemand, maar niet met hoe iemand zich – hier gaan we het hebben – identificeert.
Je moet maar ’s de sociale media opgaan – niet echt – en je zult zien hoe mensen voortdurend bezig zijn met zich te identificeren.
Dat leidt tot heel wat gedoe, dat kan ik je al wel verklappen.
Het kan mij geen dode huidcel van op het gat van Karen Damen schelen wie zich hoe precies identificeert
Zich identificeren doen mensen graag volgens een nationaliteit, een kleur, een gender, een dieet, een seksuele oriëntatie, een haartype, een politieke positie, een mening over Kanye. Noem het maar, je vindt het vast wel ergens. Heel veel verschillen in, in die identiteiten. Eén ding hebben ze gemeen: het is heel erg serieus.
Nu, ik groeide op voor 2000 en ik neem dus bijna niks serieus. Ook niet goed, weet ik wel, maar kijk, het is nu zo.
Bijgevolg is hier een boodschap die veel mensen misschien vreemd in de oren zal klinken: het kan mij geen dode huidcel van op het gat van Karen Damen schelen wie zich hoe precies identificeert.
Hoe, echt niks? Nee, echt niks-niks. En daar dan nog ’s een paar ton niks bovenop. Plus nog wat niks om het af te leren.
We zijn zoals gezegd met zeven miljard, dus met te veel om te doen alsof er op de wereld maar vijf mensen rondlopen die elkaars kleinste gevoeligheden kennen en er nog ’s rekening mee houden ook.
Zo.
Iemand nog een woordspeling?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier