Acteur Piet Depraitere: ‘Ik was zo blij: er zat een tong in mijn mond van een meisje uit Nijlen’
Als je leven verfilmd wordt, welke scènes moeten er dan in? We vroegen het aan Piet De Praitere, u bekend als Claude Delvoye uit Bevergem. ‘Ik ben altijd het buitenbeentje geweest. De rare.’
De making-of
Blijven we binnen of gaan we wandelen? Gooien we een jas om de schouders of gaan we zo, in trui en hemd? Kiezen we het lange of het korte pad van de Bourgoyen, het natuurreservaat om de hoek?
Hop, maak voort, de deur uit. Geen tijd te verliezen. Piet De Praitere (53) heeft veel te vertellen.
SCÈNE 1: Een boterham met choco
Een sociale woonwijk in de onderbuik van West-Vlaanderen. Een jongen speelt in de tuin. Het is bijna vier uur, een meisje brengt hem een boterham met choco, zoals elke dag. Er ontstaat een conflict.
Het meisje is de oudste van acht kinderen en heeft de rol van adjunct-ouder op zich genomen. De jongen is de op een na jongste. Hij is zes. Van haar gemoeder heeft hij even genoeg.
Kokend van woede rent de jongen naar binnen. Hij slaat de deur achter zich dicht, plant er zijn voet in. Gekraak, een krater in de deur, de gedachte: ‘Fuck! Er zwaait wat vanavond.’
Piet De Praitere: ‘Mijn oudste zus was vroeg van school gehaald om in het huishouden bij te staan. Mijn ouders waren weinig thuis. Vader werkte hard – hij was bediende bij de Christelijke Mutualiteit – en moeder zat de hele tijd in het ziekenhuis bij Lutgart.’
Piet De Praitere
- Geboren op 10 oktober 1963, opgegroeid in Kortrijk.
- Woont in Gent.
- Werkte de voorbije twintig jaar onder meer mee aan Studio Kafka, Superstaar en Bevergem.
- Gaf gestalte aan Etienne met het open verhemelte en Dikke Gilbert de la Tourette.
- Laat weten dat hij available is voor rollen in theater en op tv.
Bij Lutgart, een van de kinderen, is op jonge leeftijd botkanker vastgesteld. De diagnose hangt jarenlang als een donkere, giftige wolk boven het gezin. Over kanker is nog maar weinig geweten, artsen experimenteren erop los. Elke week komt er wel een andere witte schort meedelen dat ze iets nieuws willen proberen.
‘Ik heb mijn zusje alleen maar ziek gekend’, zegt De Praitere. ‘Wat een dapper meisje. Tot op het einde was ze ervan overtuigd dat ze zou genezen.’
Broers en zussen voeden elkaar op. De Praitere is geen gemakkelijk kind. Heel energiek, hyperkinetisch, vaak onhandelbaar.
Op een nacht wordt de slaap verstoord door telefoongerinkel. We zijn eind jaren zestig, goed nieuws wordt nog niet langs de telefoon overgebracht. Al zeker niet om drie uur ’s nachts. De oudste broer neemt op. Een stem zegt: ‘Sorry.’
Lutgart is dood.
‘Ik kon het niet vatten, ik wist niet wat er aan de hand was. Zelfs niet tijdens de begrafenis. Het leek wel een rockconcert: veel volk, muziek, heel spannend allemaal.’
De jongen krijgt honderden schouderklopjes en bemoedigende woorden, behalve van moeder en vader. Over emoties wordt niet gesproken. Lichaamscontact is al helemaal uit den boze.
‘Op het moment dat mijn zus ter aarde werd besteld, stortte mijn vader in. Emmers tranen stroomden uit zijn ogen. Ook bij mij kwam het besef toen pas binnen. De kist zakte in de put, de put werd dichtgemaakt, het afscheid was onomkeerbaar.’
Het verdriet raakt nooit verwerkt. Niet bij de ouders, niet bij de kinderen. De Praitere denkt nog vaak aan Lutgart, stelt zich graag voor welk leven ze zou hebben geleid.
‘Ik ben een hypochonder, bij het minste kwaaltje panikeer ik. Sinds kort kan ik het plaatsen: ik ben opgegroeid met de nakende dood van mijn zus. Dat heeft een diepere impact nagelaten dan ik lang heb willen toegeven.’
We gaan op een bankje zitten.
‘Je hebt zelf geen kinderen’, zeg ik. ‘Zit de vroege dood van je zus daar voor iets tussen?’
‘Ja, misschien. En omdat ik schrik had mijn eigen moeilijke karakter herboren te zien worden. Soms heb ik er spijt van, maar ik wist al vroeg dat ik het leven van mijn ouders niet wilde kopiëren. Een nest kinderen maken en je hele leven hard werken om die te onderhouden: niets voor mij. Ik ben altijd het buitenbeentje geweest. De rare. De enige ook die West-Vlaanderen heeft verlaten. Mijn ouders respecteerden mijn keuzes wel, maar ze hebben zich ongetwijfeld veel zorgen gemaakt.’
Bij het minste kwaaltje panikeer ik. Sinds kort kan ik het plaatsen: ik ben opgegroeid met de nakende dood van mijn zus
SCÈNE 2: De Nopri in Harelbeke
Een warenhuis, de gang van de zuivelproducten. Een jongen in winkeloutfit balanceert boven een laadplaat vol dozen melk. Breekmes in de hand, trefzekerheid in de blik. Met een ferme zwaai valt hij zijn prooi aan. Alweer een vloek: ‘Fuck!’ Met de plastic folie heeft hij ook de dozen verscheurd. Een witte vloedgolf overspoelt de winkelvloer. ‘Fuck! Fuck! Fuck!’
De Praitere is zestien. Een vriend van zijn vader heeft hem aan een vakantiebaantje in de Nopri geholpen. Een strak toekomstplan ontvouwt zich: een maand werken en dan zijn die gitaar en versterker eindelijk van hem.
Al vanaf het eerste kwartier loopt het fout. De Praitere is te zenuwachtig, te gedreven.
‘Op mijn tweede dag had ik weer een accident. Ik moest potjes met erwten in de rekken stapelen. Valt de laatste doos toch niet uit mijn handen, zeker? Potjes op de grond, glas kapot, alle erwtjes in het rond. Franse slapstick, dat was het. Twee weken aan een stuk.’
De baas is razend. Wat denkt die klungel wel?
De Praitere wordt vroegtijdig aan de deur gezet.
Treurnis om de gitaar.
Paniek om de reactie van vader, alweer.
Een pilaarbijter, noemt De Praitere hem.’We hadden een moeilijke relatie. Allicht leken we te veel op elkaar.’
Moeder is minder katholiek, aardser, speelser. Elke donderdag fietst ze naar de Innovation in Kortrijk. Op de hoogste verdieping verliest ze zich in de nieuwste lading 33 en 45 toerenplaten. ‘Haar platencollectie palmde langzamerhand het hele huis in.’
Vader moet er niet van weten. In zijn denkkader deugt popmuziek niet. Hij vindt het jingle jangle, des duivels, ketelmuziek.
Na een korte flirt met motorcross – tijdens zijn eerste rit gaat hij over de kop: knie gebroken, been en voet kapot, maanden revalidatie – heeft De Praitere zich bekeerd tot de rock-‘n-roll.
Hij koopt een gitaar, ruilt ze na een paar dagen in voor een drum, en die uiteindelijk opnieuw voor een gitaar.
‘Dat leek me uiteindelijk toch de beste manier om bekend te worden en meisjes te versieren. Een drummer zit daar achteraan ook maar onzichtbaar te wezen. Sindsdien heeft de gitaar me niet meer losgelaten. Ik speel nog altijd, we jammen soms met vrienden, maar ik heb nooit het niveau bereikt om ermee naar buiten te komen.’
De honger naar nieuwe muziek is groot. Hilversum 3 is het walhalla van de jonge De Praitere. Frits Spits en De avondspits, Lex Harding: hij kent alle dj’s, luistert ’s avonds stiekem naar hen. Bij buren en vrienden houdt hij steekproeven. Wat vinden zij de drie beste songs van het moment? Met zijn cassettespeler neemt hij de nummers op, van de radio of van moeders lp’s, die hij monteert tot een wekelijkse show. Elke zaterdag, van twaalf tot twee. Zelfgemaakte reclamespots incluis. ‘Als we op reis gingen, schoot ik in een kramp. Ik kon mijn show toch niet laten vallen?’
Later komt ook de Nederlandse tv de woonkamer binnen, in zwart en wit. Een openbaring. ‘Tita Tovenaar, Avro’s Toppop: plotseling hoorde je niet alleen die geweldige muziek, je zag er ook de beelden bij. Het had iets prikkelends, erotisch bijna.’
Maar opnieuw is daar de autoritaire vader.
‘Avro’s Toppop begon om zeven uur. De nummer één werd altijd rond kwart voor acht uitgezonden. Maar net op dat moment begon op de BRT het journaal. Elke avond kwam mijn vader precies om kwart voor acht de woonkamer binnen, drukte rustig op de knoppen en keek naar het journaal, met rond hem zeven ontgoochelde kinderen en een kwade vrouw. De nummer één hebben we nooit gezien.’
SCÈNE 3: Grand-Duché de Luxembourg
Twee broers in een Renault 17.In hun tas steken boterhammen met gekapt. In alle portieren geluidsboxen, op de achterbank een doos muziekcassettes. Punk zegt hen weinig, new wave des te meer. Kraftwerk ook, Nina Hagen Band, Fleetwood Mac ook.
Ze gaan voor het eerst alleen op reis. Rebels als ze zijn, kiezen ze voor Luxemburg.
‘Het meer van Liefrange kenden we als onze broekzak. We waren er jaren aan een stuk met de hele familie geweest. Dan reden we in een Simca 1300 de grens over, met negen opeengepakt. Luxemburg was nog exotisch. Het hooggebergte in, zo leek het wel. Ik weet nog goed dat een zus in die periode op huwelijksreis naar Spanje ging. Dat was niet normaal. Achteraf toonde ze foto’s met palmbomen: helemaal te gek.’
Ook aan de oever van het meer waren de taken duidelijk verdeeld. Moeder en dochters kookten. De broers zwommen, klommen in bomen, hingen aan elkaar. Vader rustte uit.
‘Heerlijke vakanties, maar als ik nu naar die plek terugga, vind ik er niks aan. Zo saai.’
Maar in die zomer van de Renault 17, de zomer van 1981, heeft Liefrange nog niets van zijn glans verloren.
‘We stopten op elke parking, zetten de muziek zo hard als maar kon en probeerden meisjes te versieren.’
‘Lukte dat?’
‘Nee.’
‘Vertel.’
‘Op dat vlak ben ik een laatbloeier. Pas rond mijn dertigste heb ik doorgekregen hoe het marcheert. Niet dat ik zo lang gewacht heb, maar toch… Elke zomer werd ik verliefd en elke keer was het weer een koude douche. Ik durfde haar nooit aan te spreken, was veel te onzeker.’
‘Vallen meisjes daar niet op?’
‘Eén keer is het bijna gelukt, met Christine uit Nijlen. Ze kwam uit een familie van diamantairs. Ik zag haar aan het meer, in haar bikini, en ik wist: dit is de vrouw van mijn leven. Ik kwam thuis, zocht haar adres op – niet zo simpel in die tijd – en heb haar een brief geschreven.’
‘Wat stond erin?’
Elke avond keek mijn vader om kwart voor acht naar het journaal, met rond hem zeven ontgoochelde kinderen en een kwade vrouw. De nummer één van Toppop hebben we nooit gezien
‘”Christine, wil jij mijn pennenvriendin worden?” Jaren hebben we brieven gestuurd. Tot ik al mijn moed bijeenraapte en vroeg of we elkaar eens konden ontmoeten. Ik naar Nijlen, maar ik durfde amper met haar te praten. Eén probleem: in mijn brieven had ik me als een hardrocker met veel seksuele ervaring voorgedaan. ’s Avonds gingen we naar een thé dansant. Net toen La Bamba begon – ja ik ben zo oud – en ik dacht: dit is het moment, ik ga ervoor, begint een ander meisje me hartstochtelijk te tongzoenen. Ik was zo blij: er zat een tong in mijn mond van een meisje uit Nijlen. Alleen, het was niet die van Christine. Die was razend. Ze is weggelopen, ik heb haar nooit meer gezien.’
SCÈNE 4: Geen man, geen vrouw, geen cent voor het leger
In de brievenbus ligt een envelop met een tricolore randje en een plechtige stempel: een oproepingsbrief van het Belgische leger, gericht aan De Praitere Piet.
No fucking way, weet hij meteen. Hij volgt een opleiding tot meubelmaker en, belangrijker, beleeft wat hij vandaag als ‘een flowerpowermoment’ omschrijft. Hij loopt mee in antirakettenbetogingen en heeft een sticker van de anarchistische beweging op zijn fiets: ‘Geen man, geen vrouw, geen cent voor het leger.’
De Praitere wordt gewetensbezwaarde.
Een burgerdienst van twintig maanden is zijn beloning, ‘als wederdienst voor het vaderland’. Hij kiest voor de sociale sector, voor jongerenwerk in Kortrijk. Samen met een collega bouwt hij in 36 gemeentes rond Kortrijk een netwerk op, organiseert hij meetings over drugs, alcohol, de samenleving… Er is altijd wel iemand nodig om de boel met een kwinkslag aan elkaar te praten. Steeds vaker is De Praitere die iemand.
Twintig maanden worden zes jaar, maar een aanbod voor een gelijkaardige rol op nationaal niveau is er te veel aan. Hij is opgebrand.
‘Ik was 29 en stelde me harde vragen: waar ben je mee bezig? Interesseert dit je wel? Wat ga je met de rest van je leven aanvangen? Ik ben gestopt en naar Leuven verhuisd. Bart Vanneste, die ik in het jongerenwerk had leren kennen, en Gunter Lamoot zaten daar al. Ik vond mezelf opnieuw uit.’
Onder de vleugels van actrice Greta Van Langendonck begint De Praitere aan een alternatieve theateropleiding. Hij komt er in aanraking met bewegingsleer, met woord en drama, met Shakespeare en andere klassieken.
‘Ik raakte in de ban van het podium. Ik was begeesterd door Wim T. Schippers en Gerardjan Rijnders, en dichter bij huis door de Koe en Stan. De taal, de anarchie, de humor trokken me ongelooflijk aan. Maar theater is een gesloten wereld en niemand kende de opleiding van Greta. Na vier jaar was ik afgestudeerd, maar het was snel duidelijk dat ik er niet in zou komen.’
Met Vanneste en Lamoot schrijft hij zich in voor een comedywedstrijd van Studio Brussel. De finale vindt plaats in het Flageygebouw in Elsene. Het trio brengt een sketch met de naam De avonturen van de Here Jezus met Jeremias, Jonas & Thomas.
‘Bart was Jeremias, de verteller. Gunter en ik speelden Jonas en Thomas, twee klotekinderen die hem voortdurend met seksueel getinte vragen onderbraken. We wonnen – onze bullshit werd niet weggelachen. Hans Op De Beeck, vandaag een groot kunstenaar, eindigde, in duo met zijn broer, tweede.’
Via Mark Coenen, destijds producer bij Studio Brussel, komen ze bij Kamagurka terecht. Die omarmt Jeremias, Jonas en Thomas als waren het bloedeigen zonen.
Samen met Herr Seele maken de vier Studio Kafka, een humoristisch radioprogramma vol absurde sketches, elke zondagmiddag van 1 tot 2. Here Jezus komt terug, geflankeerd door Kamiel Kafka, Swami Rashtar en Etienne met het open verhemelte.
Studio Kafka is een groot succes. De Praitere mag als voorprogramma van Kama mee op tour door Nederland.
‘Eindelijk stond ik op een podium. Niet in een ernstig theatergezelschap, maar wel meteen voor tweeduizend man en dat met humor die tegen de schenen schopte. In de muziek was ik nooit een punker geweest, in het theater wilde ik het des te meer worden.’
De Studio Kafka-figuren krijgen een gezicht. Etienne met het open verhemelte trekt door Vlaanderen, later volgt Dikke Gilbert de la Tourette.
‘Maar met Etienne heb ik de boot van de stand-upcomedy gemist. Het publiek beschouwde het te veel als een typetje, niet als een maatschappelijk relevante ik-verteller. Een vreemd gevoel: ik stond mee aan de wieg van de stand-upcomedy, maar werd langs alle kanten ingehaald.’
SCÈNE 5: India
Het verhaal verplaatst zich van Gent naar Goa, in het westen van India.Het is 2010, midden in de nacht. De Praiteres gsm trilt. Ditmaal brengt de stem van zijn oudste zus slecht nieuws: ‘Moeder is overleden.’
De Praitere zou drie maanden wegblijven, vergezeld van zijn vriendin. Ze hadden hun huis aan muzikant Frederik Sioen en zijn band verhuurd. Al na enkele dagen volgt het bewuste telefoontje.
Onder een fonkelende sterrenhemel stapt hij naar het strand. Hij ziet er een bootje liggen. De naam op de zijkant: Maria, net als zijn moeder.
‘Ze was ziek – kanker – en al 79.Maar ik had niet verwacht dat het zo snel zou gaan. Vooraf was het een moeilijk dilemma: kan ik op reis vertrekken, zo ver en zo lang? Ik had een moeilijke verhouding met mijn ouders. Ik wist dat ze me graag zagen, maar kwam er zelden over de vloer, door de spanningen met mijn vader. Hij ging hard met mijn moeder om, verbaal agressief, en dat was pijnlijk om te zien. Maar haar dood hakte er toch in. Ik had geen afscheid kunnen nemen van de vrouw die me gebaard had. Er was precies iets in mij dat stierf. Ze was er altijd voor mij geweest, haar liefde was onvoorwaardelijk, en opeens was ze er niet meer. Ik heb het op mijn manier verwerkt.’
‘En dat is?’
‘Zo snel mogelijk weer naar India vertrekken. Kort na de begrafenis hebben we onze reis voortgezet. Waar kon ik beter rouwen dan ginder?’
Eindelijk stond ik op een podium. In de muziek was ik nooit een punker geweest, in het theater wilde ik het des te meer worden
India pakt hem onmiddellijk bij het nekvel. ‘Het is een even kleurrijk land als druk als tolerant als fout land.’ Hij mist India nog elke dag. Soms is hij aan het wandelen en ruikt hij het opeens. ‘Als mensen autobanden aan het verbranden zijn. Of bij lekker eten.’
De omgang van Indiërs met de dood verschilt grondig van de onze, merkt hij snel. Veel natuurlijker, minder krampachtig.
‘In het Westen is de dood een enorm taboe. We leven in een samenleving die er niet mee om kan, terwijl het net de enige zekerheid is die je in je leven hebt. Het verdriet om het verlies van een familielid of vriend is telkens hard, maar ik vind het mooi om met de dood te leren leven.’
Eenmaal terug uit India ziet De Praitere zijn vader in elkaar storten.
‘Hij weigerde te eten en te drinken, als een trage zelfmoordpoging. Hij liet zich opnemen in het ziekenhuis, smeekte haast om operaties, bood zich als een prooi aan de medische wetenschap aan. Hoe hard hij voor mijn moeder ook was geweest, hij kon niet zonder haar. Zes maanden later was ook hij dood. Opeens was ik een wees.’
Scène 6: Bevergem
Een kasteel in het Brugse ommeland. Een dozijn mensen rond de tafel, even driftig pratend als drinkend.
Bart Vanneste legt de warboel stil. ‘Wie heeft er eigenlijk zijn personage al bedacht?’ vraagt hij.
Blikken dalen neer, schoenpunten worden razend interessant.
Piet De Praitere steekt zijn hand op. ‘Ik heb zelfs al een naam’, zegt hij. ‘Wat dacht je van Claude Delvoye, een zelfvoldane OCMW-voorzitter, zogezegd een neef van kunstenaar Wim Delvoye?’
Drie jaar na dat brainstormweekend kent half Vlaanderen Claude Delvoye. Hij is de ster van Bevergem, een tv-reeks waarvan zelfs de herhalingen een gespreksonderwerp zijn.
‘Claude is geïnspireerd door de lokale politici die ik in mijn tijd bij de Kortrijkse jongerenwerking heb ontmoet. En Bevergem is het verhaal vanmensen die hetzelfde pad hebben afgelegd. Geen acteurs, wel maten. Het is het verhaal van dromen, van durven en van voortdoen. Bevergem heeft veel voeten in de aarde gehad, maar het heeft voor mij veel veranderd.’
Aftiteling
De wandeling door het natuurgebied zit erop. We ronden af met bier in de cafetaria.
‘Ben jij niet die gast van Bevergem?’ vraagt een passant. ‘Ik vond het heel goed, ook de tweede keer. Komt er een vervolg? En waar kan ik je nog eens aan het werk zien? Ben je verbonden aan een gezelschap?’
Jarenlang waren Christine en ik pennenvrienden. Eén probleem: in mijn brieven had ik me voorgedaan als een hardrocker met veel seksuele ervaring
De Praitere vertelt dat hij enkele jaren geleden een show van Etienne met het open verhemelte op dvd heeft opgenomen. Zelfs na twintig jaar stond de humor nog altijd overeind.
‘Een hele opluchting, want voor mij is dat cruciaal. In alles wat ik doe wil ik tijdloos zijn.’
In Luxemburg is hij al jaren niet meer geweest.
Na de aankoop van een Vespa 250 GTS is de liefde voor snelheid weer opgelaaid.
Gitaar speelt hij nog regelmatig.
Hij schildert, leest en denkt over nieuwe voorstellingen na. Met zijn vrienden van Cirq kleurt hij deze week de Gentse Feesten.
Volgend voorjaar is hij te zien in een nieuwe reeks op Eén. Meer mag hij er nog niet over vertellen.
‘Het liefst zou ik wat meer theater spelen, los of vast bij een bestaand gezelschap. I’m available, kun je daar niet de titel van maken?’
Datakamp
Zo heet de perfecte samenleving van Cirq die u tijdens de Gentse Feesten in de Willem de Beersteeg kunt aanschouwen. Alle info: cirq.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier