Air over 25 jaar ‘Moon Safari’: ‘Ze dachten dat we aan de Côte d’Azur woonden en in cabrio’s rondreden’

© Jokko
Laurent Hoebrechts Journaliste musique

Ruim een kwarteeuw na de release van Moon Safari van de Franse band Air verscheen er een nieuwe editie, gevolgd door een jubileumtournee. Onderweg hadden we een exclusief gesprek met Jean-Benoît Dunckel en Nicolas Godin.

1998. In Frankrijk stemt de ­regering-Jospin over de 35-urenwerkweek en steekt Zinédine Zidane de wereldbeker voetbal in de lucht. Op de radio zingt Johnny Hallyday Allumer le feu en Manau La tribu de Dana. Parijs is voor de eerste keer gaststad van de Techno Parade. Het is een teken aan de wand: na jaren van misprijzen breekt de elektronische muziek helemaal door in Frankrijk. Overal in Europa beginnen ze de term ‘French touch’ te gebruiken om de dj’s en producers aan te duiden die de clubscene doen daveren met hun filter house.

Moon Safari van Air, dat bijna dag op dag één jaar na Homework van Daft Punk verschijnt, is daar een ­exponent van. Het album is het werk van wiskundeleraar Jean-Benoît Dunckel en architect Nicolas Godin. Het zijn allebei Parijzenaars, net als Thomas Bangalter en Guy-Manuel de Homem-Christo van Daft Punk. Nochtans heeft Moon Safari weinig gemeen met de techno house van Homework. Als erop gedanst wordt, is dat eerder lang uitgerekt, ondergedompeld in een droomwereld van psychedelische pop. In plaats van de TR 909 wordt de voorkeur gegeven aan een sixtiesbas à la Gainsbourgs Melody Nelson en de harde technokick wordt vervangen door een lome, romantische groove met veel ­strijkers (opgenomen in de studio’s van ­Abbey Road). Air is een nieuwe weg in­geslagen en de vele hits (onder ­andere Sexy Boy, Kelly Watch the Stars en All I need) blijven niet ­zonder gevolg. Air wordt bejubeld tot in Amerika en zal van Frankrijk het nieuwe eldorado van de cool maken. Dat had niemand kunnen voorspellen.

© Jokko


Ruim 25 jaar later heeft Moon ­Safari meer dan ooit de status van cultalbum. En nu is er dus niet ­alleen die nieuwe uitgave, maar ook een tournee. Zo hebben Dunckel en ­Godin de gelegenheid om de plaat voor het eerst integraal van a tot z spelen. In België stonden er drie optredens gepland, alle drie waren ze snel uitverkocht.


In juli staat Air twee avonden op Jazz Gent, maar enkele weken ­geleden traden ze al op in De Roma in Borgerhout. De oude cinema uit het interbellum leent zich perfect voor de filmische muziek van het duo. De box op het podium waarin Dunckel en Godin spelen, heeft trouwens wat weg van 2001: A Space Odyssey, de filmklassieker van Stanley Kubrick: rechthoekig, afgeborsteld, een bioscoop­scherm bijna, of een ­schilderij. Van zodra de eerste tonen van La ­femme d’argent weerklonken, viel ­alles direct op zijn plaats. Het was alsof Moon ­Safari uit zijn slaap was gewekt en weer tot leven kwam.


‘Wij komen uit een ­generatie die muziek opvatte in termen van ­albums. Ik zie Moon Safari als een werk dat op zichzelf staat. Zoals een boek, een toneelstuk of zelfs een ­klassiek concerto of symfonie die ­geregeld wordt opgevoerd’, zegt ­Nicolas Godin wanneer we hem en Jean-Benoît Dunckel enkele uren voor de show in de backstage ­spreken. ‘We hadden dit al eerder kunnen doen, maar de plaat deed het destijds zodanig goed dat we ze wat beu ­waren. Ondertussen zijn er genoeg ­jaren overheen gegaan. (glimlacht) We beseffen nu beter hoe enorm het allemaal was. Alsof Moon Safari niet meer van onszelf was. Nu komt de plaat ­elke avond tot ons op het podium. We respecteren ze als entiteit, met haar arrangementen en haar klanken.’

‘De showbusiness, dat was voor ons een kerel die duizend ep’s drukte en zelf zijn telefoon pakte om de verdelers te bellen.’

Nicolas Godin

Dat zien we tegenwoordig meer en meer. Er bestaat zelfs iets als ‘de wet van de Pixies’: zulke concerten zijn vaak beter dan die in de tijd dat de albums werden uitgebracht. Is dat bij jullie ook het geval?

Nicolas Godin: Daar ben ik heel ­zeker van. Het gaat om respect voor de ­muziek die we gecomponeerd hebben, respect dat we indertijd veel minder hadden. Toen we Moon Safari voor de eerste keer speelden, wilden we eigenlijk iets anders doen. Dus pasten we de nummers wat aan, maakten we ze wat meer trashy. In zekere zin hebben we het album nooit op een eerlijke manier gespeeld. Met deze jubileumconcerten doen we dat nu voor de eerste keer.

Welke herinneringen hebben jullie aan die eerste tournee?

Godin: Ik was er niet echt met mijn gedachten bij. (lacht) Het platenlabel had erop aangedrongen dat we op tournee zouden gaan, maar ik voelde me daar niet comfortabel bij. Ik had het gevoel dat ik een bedrieger was. Ik vond dat het album onmogelijk live te vertolken was. Dat maakte me een beetje wanhopig.

Over die eerste tournee draaide Mike Mills de documentaire Eating, Sleeping, Waiting and Playing. Daarin zien we hoe de muzikanten die jullie vergezelden soms moeite hadden om jullie te volgen.

Jean-Benoît Dunckel: Ja, het waren Amerikanen, muzikanten van ­Beck. Ze tourden veel en waren goed ­in­gespeeld, heel professioneel. Dat heeft ons trouwens erg geholpen, ze gaven ons een duwtje in de rug. Maar inderdaad, ze snapten niet zo veel van het arty universum waarin wij ons bevonden. Zo begrepen ze bijvoorbeeld niet dat wij een hekel hadden aan interviews geven, terwijl zij niets liever deden. (lacht)

© Jokko

Promotie maken lijkt inderdaad niet echt jullie ding.

Godin: Wij komen uit een tijdperk 
dat iedereen producer was. ­Massive Attack, Chemical ­Brothers, Daft Punk, Étienne de Crécy: allemaal studio­mensen, een ­beetje ­kluizenaars. Opeens maken de platen­labels dan een product van je, met alles wat daarbij hoort: concerten, interviews, televisie­optredens, enzovoort. Daar ­hadden wij nooit bij stilgestaan. ­Onze ­vrienden waren eerder dj’s, ­helemaal geen vedetten als Mick Jagger 
of David Bowie. Het waren ­gasten die op hun kamer werkten, met ­computers en samplers. Men sprak toen al van de French touch, maar die ­mensen maakten doorgaans zelf hun platen. De showbusiness, dat was voor ons een kerel die ­duizend ep’s ­drukte en zelf zijn telefoon pakte om de verdelers te ­bellen. In die context zijn wij ook ­begonnen. Het ­enige ­verschil was dat wij ook onze ­instrumenten ­hadden. Maar voor de rest deden wij alles met ons ­tweeën, thuis in onze ­eigen ­studio ­midden in een bos, vlakbij Versailles.

Toen Moon Safari uitkwam waren jullie al 28, dus toch geen snotneuzen meer.

Godin: Onlangs las ik een interview met Paul McCartney, die zich ­herinnerde hoe het hem ­duizelde toen hij, in de beginperiode van The Beatles, besefte dat hij ­cashte ­telkens een van hun songs op de ­radio werd gespeeld. (lacht) Ook wij op ons ­niveau moesten leren hoe het allemaal in zijn werk ging, met pers­attachés, roadies, noem maar op. Dat was heel bevreemdend.

‘We wisten niet 
of Moon Safari 
zou aanslaan, 
maar we wisten 
dat het goed was.’

Jean-Benoît Dunckel

Hadden jullie ten minste door dat jullie een erg bijzonder product hadden gemaakt?

Dunckel: Ja, dat wel. We wisten niet of het zou aanslaan, maar we ­wisten in elk geval dat het goed was. Of ­beter gezegd: dat het helemaal onze plaat was, dat het resultaat precies was zoals we het bedoeld hadden. En toen kwam er vrij snel interesse uit Engeland, zowel vanuit de muziek­business als de media. Zelfs eerder dan uit Frankrijk, waar ze niet goed wisten wat ze ermee moesten, hoe ze die instrumentale, trage, wat spooky stijl moesten benaderen.

Vanuit het buitenland bekeken belichaamden jullie destijds een zeker Frans estheticisme. Toch lieten jullie zelf nooit na om jullie af te zetten tegen de Franse muziekscene. Is dat geen paradox?

Godin: Natuurlijk zijn er veel stijl­volle dingen te vinden in de ­Franse cultuur, zeker in de muziek. De ­echte French touch, dat waren ­Debussy, Ravel, Olivier Messiaen, Pierre Schaeffer en anderen. We hebben er nooit een probleem van gemaakt om die invloeden te ­claimen. Idem in de cinema of de beeldende kunsten. Maar het is ook zo dat er veel dingen waren waarin we ons helemaal niet herkenden. Ik moet zeggen dat het ons allemaal een beetje overvallen heeft. Zonder het met opzet te doen, ­belichaamden wij in Engeland of de Verenigde ­Staten opeens een soort fantasie­beeld van het leven in Frankrijk. In de States dachten ze dat wij alle­maal aan de Côte d’Azur ­woonden en in cabrio’s rondreden. Als we dan ­zeiden dat we uit ­Versailles ­kwamen, stelden ze zich voor hoe wij in ­koetsen reden en in kastelen ­woonden. (lacht) 
In Jean-Benoît zagen ze een straatjongen uit Les misérables, in mij ­iemand van de nouvelle vague. Zonder dat we het wilden, projecteerden ze op ons een fantasievoorstelling van Frankrijk.

© Jokko

In de eerder genoemde documentaire van Mike Mills omschrijft een van de geïnterviewden jullie muziek als ‘een intense, extreem goed geproducete en gearrangeerde versie van muzak, muziek voor in de lift’.

Dunckel: Ah, de verwarring met easy listening… Zo hebben ze het ook vaak over dj’s, terwijl wij geen enkele ­sample gebruiken. Onder meer daarom zijn deze optredens zo belangrijk: live kunnen we die misverstanden rechtzetten.

Een ander etiket dat jullie kregen opgekleefd, en waar jullie nooit een probleem mee hebben gehad, is dat van retrofuturisme. Is Moon Safari de soundtrack van een gefantaseerde toekomst die nooit werkelijkheid is geworden?

Godin: Ha, het grote trauma! Toen ik zes of zeven jaar was, geloofde 
ik echt in zo’n toekomst. Ik keek veel naar tekenfilms, Albator en zo, en was ervan overtuigd dat we met een spaceshuttle naar de maan zouden kunnen reizen. Als je het over het jaar 2000 had, kreeg ik sterretjes 
in mijn ogen. Dat zou fantastisch worden! En op een bepaald moment besef je dat het zo helemaal niet 
zal zijn.

Wanneer kwam dat besef?

Godin: Moon Safari gaf al een ­beetje aan dat ze tegen ons ‘gelogen’ ­hadden. (glimlacht) Maar…


Dunckel: 11 september 2001. Dat was echt wel een keerpunt. Ik weet nog dat ik kort daarvoor, in 2000, op reis was in Engeland. Er hing een ­speciale sfeer, een gevoel van voorspoed. En met de French touch kwam niet ­alleen de Franse maar de hele ­Europese ­muziek in de spotlights te staan. Iedereen had de indruk in een overvloedige en ­solidaire maat­schappij te leven, met een bepaald idee van ­globalisering waar we allemaal van zouden ­profiteren. We konden toen nog ­zeggen dat het kapitalisme en de vrije markt alleen maar voordelen ­hadden… En toen was er 9/11 en kwamen we ­terecht in een maatschappij van toezicht en controle. In 2001 waren we in de Verenigde Staten en maakten we live mee hoe de media wereldwijd verkeerd geïnformeerd werden. Er was absoluut een aanleiding nodig om Irak binnen te vallen. Wij, als Europeanen, konden daar nergens enige kritiek op lezen. Vanaf dan werd het allemaal aan elkaar gekoppeld: manipulatie, ­terrorisme, controle… Alles uiteindelijk wat ons belet om socialer te worden en dichter bij elkaar te komen.

‘De echte French touch, dat waren Debussy, Ravel, Olivier Messiaen, Pierre Schaeffer 
en anderen.’

Nicolas Godin

Uitgerekend op 11 september 2001 traden jullie op in de Hallen van Schaarbeek.

Godin: Met een technische crew en muzikanten die allemaal uit ­Amerika kwamen. Ze slaagden er niet in om hun familie en hun vrienden te ­bereiken. Mijn gitaartechnicus was ook die van Sonic Youth. Hun studio lag net achter de Twin Towers en was ­compleet verwoest.

Het succes van Moon Safari illustreert ook hoe belangrijk de stijl was die men soms ‘overground’ noemde: muziek die eigenlijk eerder underground was, of alleszins ver van de commerciële pop stond, maar het toch erg goed deed in de hitlijsten.

Godin: Dat klopt. Het viel tot op ­zekere hoogte samen met de opgang van de middenklasse – die trouwens ­momenteel weer aan het ver­dwijnen is. Tegenwoordig heb je ­alleen nog supersterren die in stadions en ­grote arena’s spelen. Achter hen is het ­vechten om te overleven. Dat zie je overal, en dat is ook waar het in de maatschappij naartoe evolueert.

En hoe zien jullie de toekomst van Air?

Dunckel: ‘Onsterfelijk worden en dan sterven.’ Die zin komt uit de film 
À bout de souffle van Jean-Luc Godard.

Moon Safari (25th Anniversary Edition)

Uit via Parlophone/Warner Music.

Air

Staat op 18 en 19.07 op Gent Jazz.

Air

Opgericht in Versailles door Nicolas Godin en Jean-Benoît Dunckel.

Debuteert in 1995 met Modulor, een referentie van de pas als architect afgestudeerde Godin aan een van zijn meesters, Le Corbusier.

Geeft in 1998 met hun eerste langspeler Moon Safari een poppy en psychedelische draai aan de ‘French touch’-hype.

Staat deze zomer twee avonden op rij op Gent Jazz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content