Verslag: Admiral Freebee, Seasick Steve, Arno, Triggerfinger en Simple Minds op TW Classic
De toeschouwers hadden het op TW Classic prima naar zijn hun bij optredens van Triggerfinger, Simple Minds, Admiral Freebee, Seasick Steve en Arno die het publiek al walsend liet dromen van een betere wereld.
Admiral Freebee ***
Tom Van Laere kreeg het twijfelachtige genoegen om als eerste het aanstrompelende Stones-publiek te vermaken. Met zijn zeskoppige band kreeg hij het gigantische podium nog aardig gevuld, maar de enorme golden cirkel vlak voor het podium bleef toch wel akelig leeg. Admiral Freebee begreep dat de inbreng van het laatste (redelijk flauw ontvangen) album niet te groot hoefde te zijn en koos resoluut voor de herkenbaarheid. Vaste opener ‘Blues From A Hypochondriac’ en ‘Last Song About You’ niet te na gesproken, was de meezingbaarheidsfactor dan ook hoog genoeg om het tamme publiek geïnteresseerd te houden. Bovendien hield Tom Van Laere de flauwe grappen dit keer achterwege, waardoor hij waarschijnlijk ook tot zijn eigen verbazing verrassend veel songs in de set van zestig minuten kreeg.
Een funky ‘Always On The Run’ en de onvermijdbare radiohit ‘Nothing Else To Do’ schudden de wei wakker, die pas echt los kwam bij een lekker smerige versie van ‘Bad Year For Rock ’n Roll’. De slapstick kwam toch even kijken toen Van Laere het refrein van voor zijn microfoon zong in de plaats van er achter, compleet onverstaanbaar dus. Al bij al hield Admiral Freebee het bij een vrij voorspelbare greatest hits, met een opvallende rol voor de blazers die onder meer de backing vocals van evergreen ‘Rags ‘N’ Run’ voor hun rekening namen, en ook ‘Oh Darkness’ een verrassend soulvolle invulling gaven.
Seasick Steve ***
Minder herkenbaar waren de eenmans-bluessongs van Seasick Steve, enkel bijgestaan door een drummer. De zestiger Steven Gene Wold draagt kleren die zelfs voor de gemiddelde werchterganger (het echte dan) toch wat té versleten zijn en speelt de blues op spullen die u en ik in een doos met het woord ‘containerpark’ erop gooien, maar hij weet verdoemd goed hoe hij een publiek entertaint.
Ook hij moet even wennen aan het enorme podium en het publiek dat mijlenver van zijn kruk staat, maar hij belooft van de gigantische wei een kleine bar te maken en slaagt daar nog in ook. De aanstekelijke bluesriffs en het besmettelijke enthousiasme van deze grijsaard zorgden dat u er – ondanks die eerste regenbui – helemaal zin in begon te krijgen, de truc met het mooie meisje dat hij uit het publiek plukt om het akoestische ‘Walking Man’ aan op te dragen werkte alweer perfect, en u vond Steve helemaal een toffe pee toen hij zijn cover van de soulklassieker ‘Baby, Please Don’t Go’ opdroeg aan Bobby Womack. Tussendoor verklapte Steve dat we volgend jaar een nieuw album mogen verwachten en vatte hij even kort zijn indrukwekkend levensverhaal samen tijdens ‘Dog House Blues’. “Pleased to meet you”, dacht een aanzienlijk deel van u, toen Steve er met een verschroeiende boogie een eind aan maakte. Entertainend concertje.
Arno ****
Echt uitgeslapen ziet Arno Hintjens er al twintig jaar niet meer uit, zeker niet als hij in de namiddag het podium op moet. Eens zo straf dus, dat hij maar enkele minuten nodig had om de druilerige wei abrupt tot leven te wekken. Vanaf openers ‘We Want More’ en ‘Que Pasa?’ klonk Arno smeriger dan ooit. Opvallend luid ook, vooral bij ‘Ratata’ leek het volume zelfs nog wat hoger te gaan. Arno gaf zoals dat de gewoonte is geen al te heldere indruk, hij leek ook nu weer de hele tijd met de ogen toe op het podium te staan, zwaaide alle lichaamsdelen in het rond en keilde ook zijn microfoonstaander naar de andere kant van het podium, maar zong wel met een overtuiging waar nuchtere twintigers nog wat van kunnen leren. Arno ging de funky toer op, en liet bij ‘Hot Head’ – echt een nummer voor de grote podia – de synths aan het woord. Zelfs nog voor zijn grote finale had Arno de wei al op zijn hand, en toen had hij ‘Oh la la la’, ‘Putain Putain’ en ‘Les Filles de Bord de Mer’ nog in petto. Dat trio zorgde voor een bijna euforisch slot, van een set die smerig en loeihard begon en eindigde met een publiek dat al walsend droomde van een betere wereld.
Triggerfinger ***
Misschien was het het contrast met de tegendraadse nonchalance van de Oostendse Gainsbourg een uurtje eerder, maar Triggerfinger leek ons aanvankelijk wat braaf op dat grote podium. We kregen de indruk dat Ruben Block en co net iets té netjes in het pak zaten. Triggerfinger miste dat vettige slijkrandje, dat stinkende putgeurtje dat de ‘blues’ in ‘bluesrock’ zet. Het begin van de set, met Afrekening-hit ‘Perfect Match’ in het bijzonder, kwam nogal beleefd en radiovriendelijk over, het was aanvankelijk wat zoeken naar de groep die normalerwijs met gitaren mokerslagen rondstrooit als waren het plectrums.
Keerpunt was de slow blues van ‘My Baby’s Got A Gun’, door Block opgedragen aan Seasick Steve die aan de zijkant van het podium de tijd van z’n leven had. Met een verschroeiend ‘Camaro’ schakelde Triggerfinger meteen twee versnellingen hoger, om het tempo niet meer te laten zakken. Block nam gelukkig nog even de moeite om het makke (vip)publiek duidelijk te maken dat ze niet op de komst van Jagger en Richards moesten wachten om het op een shaken te zetten. ‘All This Dancin’ Around’, met een langgerekt gloriemoment voor een uitzinnige Mario Goossens erin, en ‘Is It’ gaven de wei uiteindelijk de finale waar ze op gehoopt had. Triggerfinger kreeg het niet cadeau, maar behaalde een nipte overwinning, en die tellen ook.
Simple Minds **
Wie van het heden terug naar de jaren ’70 wil, moet door de eighties passeren, of hij het nu wil of niet. En dus kregen Simple Minds de taak om de kloof tussen Triggerfinger en de Stones te dichten. Geen toevallige keuze: de voorbije vijftien jaar stonden Jim Kerr en co elke zomer wel op een of ander Vlaams podium en de band tussen de groep en ons land lijkt alleen maar sterker te worden. Hoewel er in wezen weinig aan de concerten veranderd is, staan er nog elke keer tienduizenden open armen klaar om de Schotten te verwelkomen.
Daar heeft vooral de onophoudende geestdrift van Jim Kerr veel mee te maken, natuurlijk. Nog steeds een volksmenner pur sang, gaat Kerr van begin af aan op de knieën voor zijn publiek, vraagt hij na elk nummer waar uw handen zijn en kan hij niet genoeg benadrukken hoe geweldig het is om hier te spelen. Sympathiek bedoeld, maar het komt wat makkelijk en vooral routineus over.
Nummers als ‘Waterfront’ en ‘Love Song’ worden meteen op gejuich onthaald, maar de groep heeft het lastig om de spanningsboog strak te houden. De kracht van Simple Minds is meteen ook hun zwakte: elk nummer herken je direct en is typisch Simple Minds, maar lijkt toch op den duur wel verdacht veel op het vorige. De lalala’s aan het eind van hoofdvogel ‘Don’t You (Forget About Me)’ lijken eigenlijk probleemloos in elk refrein te passen.
Jim Kerr weet na al die jaren hoe hij een publiek entertaint, maar hij heeft het moeilijker om zich fysiek uit te leven. Kerr is een beetje een klein oud mannetje met een dubbele kin geworden, die zweert bij de danspasjes die vooral op trouwfeesten goed in de markt liggen. ‘Don’t You (Forget About Me)’ heeft hij ooit al met meer vuur de wei ingejaagd, maar ook nu neemt de massa het refrein probleemloos voor haar rekening zodat Kerr zichzelf wat kan wegcijferen. Wanneer ook ‘Big Music’ en ‘Alive and Kicking’ de achterste rijen hebben bereikt, heeft iedereen het prima naar zijn zin, en daar gaat het tenslotte toch gewoon om op dit soort festivals?
Toon Heylen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier