U kent Pongo van ‘Wegue wegue’, nu legt ze u graag uit wie ze zélf is

Pongo
Jozefien Wouters
Jozefien Wouters Freelancejournaliste

Ze scoorde ruim tien jaar geleden een wereldhit met Kalemba (wegue wegue), tegenwoordig heeft ze geen Buraka Som Sistema meer nodig om u aan het dansen te krijgen – ‘Wegue wegue was ook míjn nummer’ – zoals binnenkort op Fiesta Mundial of in de Roma.

Begin augustus, het Naamse festival Esperanzah! Op het podium danst een vrouw in een zilveren glitterkostuum de ziel uit haar lijf, half aan het oog onttrokken door de springende en joelende mensen rondom haar. Het lijkt wel alsof de helft van het publiek het podium op is geklommen. De muziek weerklinkt al een tijdje niet meer, maar daar trekt niemand zich iets van aan. Allemaal tieren ze hetzelfde: wegue wegue!

Het is het hoogtepunt van de energieke en aanstekelijke show van Pongo. De Angolees-Portugese presenteert hier in Floreffe, al op en neer stuitend, shakend en twerkend, haar debuut-ep Baia, maar het is nog steeds dat ene nummer van elf jaar geleden waarmee ze iedereen aan het zingen krijgt. Kalemba (wegue wegue), dat Pongo samen met Buraka Som Sistema schreef, werd in 2008 een megahit en leidt op menig Chirofuif nog steeds tot al dan niet zwoele paringsdansen.

Toen ik als tiener mijn been gebroken had, zag ik op straat jongens kuduro dansen. Ik liet mijn krukken vallen, begon te dansen en ben nooit meer gestopt.

‘Het was geweldig’, puft de zangeres, nog steeds in haar glitterpakje, wanneer we haar na de show spreken. ‘Mijn eerste keer in België, en toch zong het publiek mijn nummers mee. In het Portugees! Ik kon niet anders dan al die mensen op het podium roepen. Ik omring me graag met mensen die dezelfde energie delen. Mijn concerten moeten één groot feest zijn.’

Dat was het zeker, maar ik had niet verwacht dat je Wegue wegue nog zou brengen.

Pongo: Natuurlijk wel. Het is mijn eerste nummer, mijn eerste ervaring als artieste. Ik ben er nog steeds heel trots op. Het feit dat al die mensen elf jaar later de tekst nog kennen… (blaast) Daar heb ik geen woorden voor. Ik heb destijds met Buraka Som Sistema enkel in Portugal getoerd, dus het is voor mij toch keer op keer afwachten hoe mensen in het buitenland reageren.

Je was vijftien toen je die hit scoorde. Hoe kijk je op die periode terug?

Pongo: Ik was totaal niet voorbereid op zo’n groot succes. Op school begrepen ze mijn nieuwe leven niet. Mijn vrienden vonden me arrogant omdat ik plots geen tijd meer had om met hen op te trekken. De combinatie school-optreden was erg zwaar. Daarna is het al snel misgelopen met Buraka Som Sistema. Zij gingen op tour naar het buitenland, zonder mij iets te laten weten. Ik heb nog lang moeten vechten voor de muziekrechten, want ik kende niets van de industrie. Dat was heel zwaar. Ik had het gevoel dat ze van mij hadden geprofiteerd: ze hadden hun hit, dus ik was niet meer nodig. Iedereen kent Wegue wegue, maar niemand wist wie Pongo was.

Nochtans gaat Wegue wegue wel over jouw jeugd.

Pongo: (knikt) Ik heb dat nummer geschreven. Buraka Som Sistema had me uitgenodigd voor een soort auditie. Eerst moest ik hun repertoire onder handen nemen, daarna gaven ze mij vrij spel: ‘Zing wat je maar wilt.’ En dus begon ik te improviseren over mijn kindertijd in Angola, over hoe ik met mijn vriendjes op straat wedstrijdjes hield en declameerde dat ik de beste was wanneer ik had gewonnen. Die improvisatie is uiteindelijk Wegue wegue geworden.

Je bent op je achtste van Angola naar Portugal verhuisd. Geen evidente switch.

Pongo: Er was veel armoede, honger en geweld in Angola. Mijn vader heeft hard gevochten om ons in Europa een beter leven te geven, maar ik vond die verandering maar niets. In Lissabon woonden we plots met het hele gezin in één kamer, mijn vader was constant aan het werk en ik miste mijn vrienden. Op school kreeg ik racistische beledigingen naar mijn hoofd geslingerd en wilde niemand met me spelen. Niet dat ik me liet doen, hoor: mijn klasgenoten kregen geregeld een pak slaag. (lacht) Het liefst van al wilde ik mijn koffers pakken en terugkeren naar Angola.

Ondanks dat daar een burgeroorlog aan de gang was?

Pongo: Als kind ben je blind voor al die problemen. Angola betekent voor mij schoonheid, onschuld, vrijheid, geluk. Ik heb nog steeds vaak heimwee. Neem nu Tambulaya, een van de singles op Baia. Daarin beschrijf ik een situatie uit mijn kindertijd waarbij ik twee dronken mensen met elkaar zag dansen. Een heel vreugdevol beeld: de vrouw provoceerde en liet haar borst zien, iedereen lachte en had plezier. Maar tegelijk was dat ook een soort overlevingsmechanisme, want buiten was er veel miserie en konden moeders hun kinderen niet te eten geven. Er werd gedanst om te vergeten.

Ik was totaal niet voorbereid op zo’n groot succes.

Was muziek, en meer bepaald de heel energieke kuduro uit Angola, ook voor jou een soort vlucht?

Pongo: Absoluut. Toen ik als tiener ik mijn been had gebroken, moest ik telkens alleen met de trein naar de kinesist. In het station zag ik een bende jongens die zichzelf de Denon Squad noemde kuduro dansen, op de muziek die ik kende van Angola. Op een dag hadden ze door dat ze voortdurend werden aangestaard door een meisje en vroegen ze me of ik zin had om mee te dansen. Ik liet zonder twijfelen mijn krukken vallen, begon te dansen en ben nooit meer gestopt. (glimlacht) Kuduro heeft in zekere zin mijn leven gered. Het was alsof ik eindelijk mijn thuis had gevonden, een manier om mijn roots te delen. Ik werd er veel gelukkiger en zelfverzekerder door. Mijn ouders waren minder blij. Ze dachten dat ik me had aangesloten bij een bende. Mijn vader belde naar onze familie in Angola: ‘Pongo is helemaal ontspoord, ze zit constant in de getto’s met een gevaarlijke bende.’ (lacht) Ik heb hem vaak wijsgemaakt dat ik huiswerk ging maken bij een klasgenoot, terwijl ik eigenlijk ging dansen. En ik kreeg weleens een mep als hij er dan toch achter kwam. We waren naar Portugal gekomen om te studeren, niet om te feesten. Maar ik heb mijn eigen pad gevolgd.

Wat trekt je zo aan in kuduro?

Pongo: Het ritme, het gevoel, de vrijheid, hoe je lichaam erop beweegt. Voor mij is het een manier van communiceren, een levensstijl zelfs. Via mijn lichaam druk ik uit hoe ik me voel, en ik geef die energie door aan het publiek.

Je hebt het nu over dansen, maar hoe kreeg je de microfoon in handen?

Pongo: Thuis werd altijd gezongen, maar ik heb er nooit aan gedacht om zangeres te worden. Muziek stond voor mij eerder gelijk aan dansen. Mijn vader nam in Angola vaak deel aan danscompetities en kon daar heel sappig over vertellen. Ik wilde zijn droom waarmaken en een beroemde danseres worden. Mijn zangcarrière is in feite een toevalstreffer. Met de Denon Squad maakten we weleens muziek, puur als grap. Een van de jongens kende iemand bij Buraka Som Sistema en bezorgde hen een tape met mijn vocals. Voor ik het wist, stond ik op een podium Wegue wegue te zingen.

Eindelijk is er die solo-ep Baia. Waarom heeft het zo lang geduurd vooraleer je weer van je liet horen?

Pongo: Ik ben blijven proberen een solocarrière uit de grond te stampen, maar dat was niet zo simpel. Ik was jong en onervaren, en er zitten nu eenmaal veel opportunisten in de muziekwereld. Bovendien had ik mijn handen meer dan vol. Ik moest mijn zussen helpen op te voeden, heb mijn diploma behaald en heb ondertussen zelf een dochtertje van vier. Met zo veel verantwoordelijkheden kun je je niet volop in de muziek smijten. Maar goed, nu ben ik er dus helemaal klaar voor!

Ook op Baia haalt kuduro de bovenhand, maar je mengt het wel met dancehall, zouk, techno, samba, house, tribal pop en r&b.

Pongo: Ik vind het fijn om al die verschillende culturen te blenden, zodat iedereen zich in mijn muziek kan herkennen. Zelf ben ik een heel open persoon en dat weerspiegelt zich in mijn muziek: ik wil alles ontdekken. Mijn volgende ep, die hopelijk dit jaar nog verschijnt, wordt zelfs nog eclectischer. Muziek is een universele taal, toch?

Maar je zingt wel in het Portugees en Kimbundu, twee minder universele talen.

Pongo: Ja, maar ik ben ervan overtuigd dat ook anderstaligen de boodschap begrijpen. Ik deel niet alleen mijn verhaal, maar ook mijn energie. Mijn muziek moet je vóélen. Kijk maar naar Rosalía: als zij begint te zingen komt dat binnen, welke taal je ook spreekt. Overal ter wereld zijn er mensen die moeten vechten in het leven. Daar gaat mijn muziek over. Ik maak muziek voor survivors. En als je wilt weten wat ik te vertellen heb, kun je nog altijd Google Translate gebruiken.

Pongo

Op 28/9 op Fiesta Mundial, Balen, op 5/10 in de Roma, Antwerpen, en later op het nieuwe showcasefestival FiftyFift Lab, 7 en 8/11 in Brussel. Alle info: fiestamundial.be, deroma.be en fiftyfiftylab.com

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Pongo

Geboren in 1992 in Angola als Engrácia Domingos da Silva.

Verhuist op haar achtste naar Lissabon.

Begint als tiener kuduro te dansen bij de Denon Squad. Volgens haar vader een gevaarlijke bende, volgens Pongo een groepje gelijkgestemde zielen.

Scoort op haar vijftiende samen met Buraka Som Sistema de hit Kalemba (wegue wegue).

Brengt in 2018 haar debuut-ep Baia uit, die ze dit jaar in een geüpdatete versie opnieuw releaste.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content