Steve Gunn schrijft songs voor in zijn achterzak, én voor in die van u
Als gitarist liet Steve Gunn zich al langer meesterlijke capaciteiten toedichten. Maar met The Unseen In Between, waarop hij zich verplaatst in zijn gestorven vader, een terminale zwerfster of een eenzame winkelbediende, komt de songschrijver in hem op gelijke hoogte. ‘Muziek is voor mij heel working class.’
Omdat Steve Gunn net als Adam Granduciel van The War On Drugs en Kurt Vile uit Philadelphia komt, belanden de drie wel vaker in dezelfde zin. Begrijpelijk, want elk op hun manier hebben ze gitaarmuziek de afgelopen jaren een nieuwe flair geschonken, een prestatie waarvoor ze zijn beloond met een almaar groeiende groep aanhangers. Het verschil met zijn conventioneel ingestelde gildebroeders is dat Steve Gunn vaker het onbekende heeft opgezocht. Aanvankelijk presenteerde hij zich aan de buitenwacht als een improvisatiegitarist met een enthousiast volgestopte rugzak: kosmische jazz, avant-americana, antieke Britse folk, Indiase klassieke muziek. Maar sinds Way Out Weather (2014) heeft de technisch hoogbegaafde veertiger zich definitief ontpopt in een zanger en songschrijver, die zijn inspiratie graag uit boeken, films of beeldende kunst haalt.
Het leven is zoveel rijker als je even stopt en nadenkt.
Steve Gunn: Een van de nieuwe songs, Vagabond, heb ik geschreven nadat ik de gelijknamige Franse film uit 1985 heb gezien, van Agnès Varda. Die gaat over een onfortuinlijke, ronddolende vrouw die op haar zwerftocht – in wat de laatste week van haar leven blijkt te zijn – mensen van allerlei slag ontmoet. Het verhaal neemt je bijna in realtime mee. Terwijl ik de film nog eens bekeek, heb ik geprobeerd op die manier een nummer te schrijven: wandelend door een verhaal dat zichzelf creëert, met een hoofdpersonage dat niet precies weet waarheen het gaat en zich door toevallige ontmoetingen laat leiden.
Er moest wel een goeie reden zijn waarom jij als Amerikaan een Jean-Pierre in een song opvoert.
Gunn:(lacht) Het geeft er een Europese draai aan, niet?
Met Vagabond trek je een andere rode draad in je werk door: empathie voor de outsider.
Gunn:(knikt) Mensen die in de buitenste baan om de maatschappij leven, daar schrijf ik graag songs over. Zie ik iemand op een muurtje die kijkt naar de wereld die voorbijtrekt, dan voel ik me meteen met die persoon verbonden.
De meest prozaïsche manier om nergens naartoe te gaan is met een motor onder de kont. In de video voor Ancient Jules van je vorige plaat Eyes on the Lines zien we je over Engelse plattelandsbaantjes sjezen. Ben je motorfanaat?
Gunn: Helemaal niet. Ik ben alleen maar op dat ding gekropen voor de video – met een bang hart. Ik hou wel van het hele romantische idee van motorrijden, maar geef mij maar de fiets. (lacht) Nu, ik heb me wel geamuseerd die dag, hoor.
Wellicht omdat het script voorschreef dat je pech kreeg en een barmhartige passant – niet toevallig de oude Engelse folkgitarist Michael Chapman – je meenam naar zijn huis, waar het haardvuur brandde.
Gunn: Ik denk dat ik Michael intussen een vriend mag noemen. Ik heb zijn muziek leren kennen dankzij een kennis van me in Philadelphia, gitarist Jack Rose, die ooit samen met hem heeft getourd. Jack liep heel hoog op met Michael. Nadat Jack was gestorven, heb ik Michael ontmoet op een herdenkingsconcert. We bleven contact houden en hebben enkele keren samen opgetreden, onder meer hier in Brussel en in Parijs. Voor mij is Chapman een respectabele ouderdomsdeken, een heel geëngageerde, intelligente en vriendelijke man. Zijn huis is net een tijdcapsule. Hij leeft er al eeuwen. Aan alles wat je daar ziet, hangt een verhaal vast. ‘Wist je dat Nick Drake nog heeft geslapen op de bank waarop je nu zit?’ Die dingen. Maar het is ook zijn trage manier van leven die je intrigeert. Dan sloft hij bijvoorbeeld naar buiten om nog wat hout voor de haard te halen. Alsof je een ander tijdperk binnenstapt.
Je hebt zijn plaat 50 geproduceerd.
Gunn: Zijn nieuwe ook, die waarschijnlijk in februari verschijnt. Heel sober en minimaal, zuivere akoestische gitaarmuziek. Ik vind hem op zijn best als hij gewoon speelt en zingt. Van mij hoeft hij geen gitaarlijnen op elkaar te stapelen, hoe goed ze ook zijn.
Bert Jansch, nog zo’n klasbak, nam zijn eerste plaat midden jaren zestig op in een krappe Londense flat.
Gunn: Geweldig, niet? Dat heb ik ook geprobeerd voor mijn nieuwe plaat. Ik ben lang on the road geweest en had solo al wat nieuwe nummers gespeeld. Daarom moesten het songs zijn die ik in mijn achterzak kon steken: bovenhalen, en spelen en zingen maar. Tony Garnier, de bassist van Bob Dylan die op de plaat meedoet, zei ook dat opnemen vooral niet moeilijker moet worden gemaakt dan dat.
Je bent nooit een songschrijver geweest die zijn ziel blootgaf. Maar de dood van je vader heeft, zo heb je aangegeven, wel tot een soort bezinning geleid die sporen in de nieuwe songs heeft nagelaten.
Gunn: Ik ben er een tijdlang introspectiever door geworden en de songs zijn weerslagen daarvan. Ik wilde meer te weten komen over het vroege leven van mijn vader, en hoe dat mijn bestaan heeft bepaald. Als kind had hij het niet breed. Hij heeft moeten knokken om in zijn onderhoud te kunnen voorzien, als arbeider in Philadelphia. Daarenboven werden hij en zijn broers en vrienden naar Vietnam gestuurd. Het moet een vreselijke tijd zijn geweest. Hoe hij dat al dan niet heeft verteerd, is voor mij altijd een raadsel gebleven. Pas op latere leeftijd kon ik me enigszins voorstellen wat hij had meegemaakt. Ik ben blij dat ik, toen hij ziek werd, veel tijd met hem heb doorgebracht, en ik op veel vragen een antwoord heb gekregen. Ik ben trots op mijn wortels, trots op mijn vaders werkethiek. Het nummer Stonehurst Cowboy, wat zijn bijnaam was, is mijn eerbetoon aan hem. Stonehurst is de westelijke wijk waar hij woonde. Hij mocht graag pochen dat hij ‘de snelste handen van het westen’ had en iedereen aankon. (glimlacht)
Steve Gunn
Afkomstig uit Philadelphia.
Speelt bij The Violators, de begeleidingsband van Kurt Vile.
Debuteert in 2007 met een titelloze, zelf opgenomen plaat.
Breekt uit de obscuriteit met Way Out Weather (2014).
Beïnvloed door John Fahey, Sun Ra, Jack Rose, Davy Graham en Sonic Youth.
Heeft hij zijn werkethiek aan je doorgegeven? Als je niet aan een eigen plaat werkt of op tournee bent, zit je wel in de producersstoel of neem je op met artiesten zoals Mike Cooper, Hiss Golden Messenger, Mike Gangloff of Kurt Vile.
Gunn: Niet alleen dat, maar ook zijn manier van bewegen, heb ik pas onlangs gemerkt. Anderzijds zegt mijn vriendin dat ik vooral veel verschil van de rest van mijn familie. Heel fijne mensen, maar ze wonen allemaal nog steeds in Philadelphia, amper enkele mijlen van waar ze zijn geboren. Ze hebben nooit de aandrang gevoeld om de wereld te verkennen zoals ik. Als kind ondernam ik al nachtelijke ontdekkingstochten doorheen de wijk. Op mijn elfde ben ik zelfs eens op toernee gegaan met een hardcoregroep. (lacht) Ik was achttien toen ik Philly voorgoed verliet. Mijn vader steunde me daarin, hoor. Philly is heel working class en in feite heb ik vanaf dan ook alle moeite moeten doen om als muzikant aan de bak te komen. Er was voor mij geen andere optie dan gitaar spelen. Ik wist dat ik er uren, dagen en jaren aan zou moeten besteden als ik iets van mezelf wilde maken.
Je inlevingsvermogen reikt bijzonder ver: een andere nieuwe song, Luciano, is deels geschreven vanuit het oogpunt van een kat.
Gunn: Ken je de roman De meester en Margarita van Michail Boelgakov? Daarin is de duivel een personage dat verschillende gedaantes aanneemt, waaronder die van een kat. Daar heb ik het idee vandaan. Ik schilder een situatie waarin een winkeleigenaar zich over een straatkat ontfermt. Het beest, dat zich bewust was van zijn kwetsbaarheid daarbuiten, is de man daar heel dankbaar voor. Ik wilde een song schrijven over geborgenheid, datgene wat je angsten wegneemt. Familie, alweer. Maar de persoon die voor je zorgt kan zelf ook een last torsen, eenzaamheid bijvoorbeeld. Ik woon in New York en daar stikt het zoals in elke grootstad van de schaduwfiguren, mensen die geen aandacht opeisen. Die oudere bediende in de winkel waar ik wel eens kom, uit een vreemd land: die heeft vast een boeiend levensverhaal dat nooit verteld zal worden. Stelt hij het goed? Is hij alcoholist? Is hij niet een beetje mentaal ziek? Die vragen stel ik me. Ik ben me er voortdurend van bewust dat er veel meer onder het oppervlak zit. Sociale media maken ons blind daarvoor, het eerste zicht is al wat telt. Vandaar de titel van de plaat: The Unseen In Between. Het leven is zoveel rijker als je even stopt en nadenkt.
The Unseen in Between
Op 19/1 uit via Matador.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier