Shame en kompanen spuwen hun gal tijdens dag 2 van Sonic City
De bittere woede van The Murder Capital en het uitzinnige kwajongensgeweld van Shame hingen als een dikke mist over de tweede festivaldag van het eigenzinnige Sonic City. Deerhunter was het lichtpuntje in de duisternis.
Nadat we zaterdag kopje onder gingen in het liefdesleed van curator Cate Le Bon en haar uitverkorenen, ruilden we zondag in de Depart onze volgesnoten zakdoeken in voor blote vuisten en spreekwoordelijke middelvingers. Het programma werd grotendeels samengesteld door Shame en verenigde 17 acts die zich minstens in de buurt van het punkspectrum bevinden. Het werd een dag van donkere gedachten en woelige emoties, maar ook van een welgemeende en allesomvattende fuck it-attitude. Een overzicht.
De main stage zaal was goed gevuld toen het de beurt was aan Squid (****). Als we de Britse muziekpers mogen geloven, brengt de vijfkoppige gitaargroep uit Brighton eigenzinnige postpunk. De vijf heren tekenden gisteren echter een heel ander plaatje. Gewapend met shakers, claves, een koebel en een cornet bovenop hun gewone instrumenten, dipten ze hun tentakels in genres als disco, funk, jazz noir en psychedelica, maar dan veel minder scherp afgebakend dan hoe we het hier omschrijven.
Dat deden ze bijvoorbeeld tijdens The Cleaner, een nummer van hun EP Town Centre, waarin de band traditionele songstructuren aan haar laars lapt. De gitarist met een zware, van reverb doorweekte stem gaf ons halverwege het nummer het gevoel dat we aan het trippen waren. Zijn allesverblindende schreeuw was het startsignaal voor de wollige bas en drums om het tempo op te bouwen, wat het publiek enthousiast de hoofden van links naar rechts liet smijten. Vooral een beklijvende synthsolo aan het einde maakte het een onvergetelijk moment in de set.
Het hoogtepunt van die mallemolen was Houseplants, dat ze begin dit jaar als single releaseten en dat gisteren dreef op de schrille kopstem van zanger-drummer Ollie Judge. De onzelfbewuste manier waarop de mannen de vervreemdende song brachten, maakte het plaatje compleet. Het is dankzij die opstelling dat we zoveel sympathie voelden voor die schijnbaar onschuldige jongens die onconventionele songs maken over de ontreddering van alledag.
Dat lak aan zelfbewustzijn gold niet voor de heren van The Murder Capital (***), die zichzelf heel serieus leken te nemen. De set van de Dubliners omvatte uitsluitend nummes van When I Have Fears, hun debuutplaat die eerder dit jaar verscheen en die ervoor heeft gezorgd dat NME de band voortaan tot meest essentiële artiesten van het jaar rekent.
Het publiek begon enthousiast te joelen toen het vijftal Green & Blue inzette en ook het onrustige For Everything kon op bijval rekenen. In de laatste bezorgden schreeuwerige, hoge gitaarriffs het nummer extra drama. Het contrast met de zware, bittere stem van frontman James McGovern zorgde voor een extra dimensie die het publiek aanzette tot luid geklap.
Hoewel de mannen gedurende de hele set hun zwartgallige emoties vol overgave uit hun instrumenten lieten gutsen, werd de uitspraak ‘we want more‘ slechts met zwak gejuich beantwoord. Misschien waren wij niet de enigen die het gevoel hadden dat de band live nog een rauw randje miste. Hoewel de muziek volledig op punt stond, nam die netjes afgeborstelde sound een stukje van de geloofwaardigheid weg.
Bij de electropunk van Scalping (****) vonden we de ideale uitlaatklep voor de verstikkende emoties van het voorbije uur. Met twee man aan toetsen en knoppen, twee man aan snaren en een man achter de drums, bouwde het vijftal uit Bristol een geluidsmuur op waar we als toeschouwer alleen maar genadeloos tegenaan konden springen.
De band bracht vijftig minuten lang onafgebroken techno die bol stond van de noise en distortion. Psychedelische visuals maakten de ervaring een stuk rijker en toverden de zaal om in een flikkerende grot waar we ons met momenten epileptisch begonnen te voelen. Dat zette de withete woede die door de boxen dreunde kracht bij.
Na al dat agressieve gitaargeweld bracht de dromerige gitaarpop van Deerhunter (*****) soelaas. Frontman Bradford Cox ruilde zijn lichtroze zonnebril in voor een basgitaar toen hij het poppy What happens to people inzette. Toen de speelse piano-arpeggios door de zaal zinderden tijdens de strofes, huppelden heel wat enthousiaste zieltjes naar de voorste rijen, om tijdens het refrein ingezwachteld te worden met fluweelzachte synths.
We bevonden ons in een waterbel tijdens Sailing, een pareltje van langspeler Halcyon Digest dat begon met het geluid van kabbelend water. Enkelingen sloegen een arm rond elkaars schouder terwijl Cox, geplaagd door een microfoonkabel die eerst achter een microfoonstatief en daarna achter zijn oor bleef steken, hen onverstoorbaar bij de hand nam om hen door het melancholische nummer te leiden.
De band nam de vlucht vooruit met Take Care, waarbij enkelingen hun luchtgitaar met meer drama in het rondslingerden dan we de gereserveerde Cox tijdens deze set zagen doen. Een 15-minuten durende versie van He Would Have Laughed vormde de perfecte afsluiter van deze set die als een luchtkasteel zijn plek op het festival had opgeëist.
Het weekend werd pas echt beklonken toen de heren van Shame (****) hun entrée maakten. Het Londense zootje ongeregeld bracht vorig jaar debuutplaat Songs of Praise uit, naar het gelijknamige BBC-programma dat de slaapdronken Britse huiskamers op zondagochtend vervult met christelijke hymnes. Shame maakt ook hymnes, zij het dan postpunk hymnes die waarmee ze mensen willen wakker schreeuwen en hun ogen willen openen voor alles wat er mis is met de wereld.
Frontman Charlie Steen had meer weg van een duivel dan van een priester. Vastberaden om de zaal tot zijn inferno te maken, sleurde hij de muzikanten van The Murder Capital het podium op en duwde hen naar de stagedive van hun leven, iets wat hij later in de set ook met losbandige toeschouwers zou doen. De band weekte zonder genade de ene uitbarsting na de andere los.
Met hun prikkelende gitaarriffs, opzwepende bassen en bezielde vocals vormden Concrete en Tasteless zich als uitstekende moshpitmakers, terwijl het heerlijke hoge gitaargeschal van indiehit One Rizla mensen euforisch op en neer liet stuiteren. Maar weinig bands kunnen de vriendschap tussen mensen zo doen oplaaien dat ze elkaar in de armen nemen en veel te wild maar toch liefdevol heen en weer slingeren in de mensenmassa.
Na afloop voelden we de duizenden zweetpareltjes van onze dampende medetoeschouwers en onze van bier doordrenkte schoenen leken wel vastgelijmd aan het beton onder ons. Maar het kon ons allemaal niet schelen. We wisten weer wat er mis was met de wereld en dat we er absoluut niks aan kunnen veranderen. Die opgekropte frustraties konden we dankzij Shame vanavond volledig loslaten. Dat was bère.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier