Roy Orbison, de stem die hemel en aarde met elkaar verbond

© Guido Schepers

Na zijn trilogie over Serge Gainsbourg heeft muzikant en schrijver Rudolf Hecke nu het leven van Roy Orbison te boek gesteld. De gebrilde zanger met de machtige falset bereikte de piek van zijn carrière in de late fifties en de vroege sixties, maar veel van zijn songs baden in mysterie en hebben inmiddels een tijdloze status bereikt.

‘The Big O’ werd tussen 1960 en ‘64 vooral bekend met onsterfelijke hits als Only the Lonely, Running Scared, Crying, In Dreams, It’s Over en Oh, Pretty Woman, die biograaf Rudolf Hecke vandaag als zijn ‘heilige Zesvuldigheid’ bestempelt. Voor Elvis Presley was Orbison ‘quite simply the greatest singer in the world’, Tom Waits vergeleek hem met Caruso, Bruce Springsteen vermeldde hem in Thunder Road en ook Neil Young en Bob Dylan waren fans. Maar de mooiste omschrijving van Orbisons onnavolgbare, door opera bevruchte stem kwam van Jack Van Gils in De Morgen: hij vergeleek ze met ‘het geluid van een fluwelen ijsbreker’.

Ooit was auteur Rudolf Hecke een teruggetrokken tiener die geen boodschap had aan fuiven of sportverenigingen. Liever zwelgde hij thuis op zijn kamer in melancholische muziek. ‘Ik hoorde Roy Orbison voor het eerst bewust in Vragen staat vrij, het verzoekplatenprogramma van Lutgart Simoens op zondagavond, al kan het best dat ik hem voordien al ergens op een jukebox of op de kermis had gehoord. In ieder geval was Only the Lonely één van de eerste singles in mijn collectie en van de weeromstuit werd ik lid van de denkbeeldige Club der Eenzamen. Orbison was iemand die ik kon geloven’.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De zanger, die beïnvloed was door iconen van de honky-tonk, zoals Lefty Frizell en Hank Williams, wilde liever niet geassocieerd worden met country, omdat het genre hem in politiek opzicht te reactionair was. Hoewel hij zich vooral aangetrokken voelde tot pop, had hij de uitstraling van een lonesome cowboy: hij zong over eenzaamheid en pijn, over verliefdheden die hem steevast achterlieten met een gebroken hart. In Roy Orbison: het mysterie typeert de schrijver hem dan ook als een exhibitionistische masochist.

Melodrama

RUDOLF HECKE: ‘Orbison groeide op in een boerengat in Texas en in de redneckcultuur die er alomtegenwoordig was, kon je alleen iets  bereiken als je er goed uitzag of sportief genoeg was om het plaatselijke voetbalteam te vervoegen. Tijdens zijn jeugd beschouwde men hem  overal als het lelijke eendje. Hij werd gepest en begreep algauw dat hij was aangewezen op wat hij op artistiek vlak in zijn mars had, want hij besefte wél dat hij over een uitzonderijke zangstem beschikte. Vanaf dat moment zou zijn naar belcanto neigende tenor zijn voornaamste wapen worden.

‘Orbison hield van de melodramatische ballades die hij als kind oppikte van Mexicaanse radiostations. Ook een operazanger als Mario Lanza ging niet onopgemerkt aan hem voorbij. Als hij thuis in Texas uit het raam keek, zag hij in de verte wel eens een wolkje komen aandrijven dat, naarmate het dichterbij kwam, uitgroeide tot een kolossale zandstorm. De invloed daarvan hoor je ook in zijn orkestrale arrangementen. Vaak zwellen ze dermate aan dat je er volledig door wordt overmand’.

© Guido Schepers

Om zijn romantische, in tranen gedrenkte liedjes werd Roy Orbison weleens eens the prince of wails genoemd. In zijn boek citeert Rudolf Hecke een Belgische muzikant die Orbison doodverft als ‘de Amerikaanse André Hazes’. Inhoudelijk zou je zijn werk inderdaad met smartlappen of levensliederen kunnen vergelijken.

HECKE: ‘Er zit behoorlijk wat pathos in, ja. Bij oppervlakkige beluistering zijn het pure schlagers, van het type waar ook cineasten als Fassbinder of Almodovar een zwak voor hadden. Maar dankzij David Lynch, die songs van Orbison gebruikte in Blue Velvet en Mulholland Drive, ging de wereld gaandeweg beseffen beseffen dat zijn werk ook duistere, morbide trekjes vertoonde. Al te vaak schermt men in de media met loze termen als ‘geloofwaardig’ of ‘ongeloofwaardig’, maar de grote kracht van Roy Orbison is dat hij altijd de fijne grens tussen die twee werelden heeft bewandeld. Vroeg men hem waarom hij de zaken op zíjn manier aanpakte, dan antwoordde hij: ‘Ik heb geen last van voorkennis’. Hij deed wat hij deed en daarmee basta’.

Tragedies

Wat meteen opvalt, zelfs voor je van de zanger ook meer één noot hebt gehoord, is  zijn typische ‘look’: donkere bril, zwarte kledij en zwartgeverfde haren. De man leek permanent in rouw te zijn.

HECKE: ‘Precies. De hoezen uit zijn periode bij het MGM-label (van 1965 tot ’73, DS)  leken wel doodsprentjes. In cowboyfilms droegen de bad guys altijd zwart, maar bij Roy Orbison had het niets met stoerdoenerij te maken. Hij besefte al vroeg dat zijn uiterlijk in zijn nadeel werkte en ik vermoed dat die karakteristieke outfit diende om zich onzichtbaar te maken. Naast het podium wilde hij niet opvallen en bleef hij het liefst anoniem. Dat zwart werd dus een soort beschermlaag. En later, toen hij veel geld begon te verdienen, groeide het uit tot een machtssymbool’.

Vaak leken Orbisons liedjes uit zijn leven gegrepen. Het pad van de artiest liep immers niet over rozen: in 1966 kwam zijn eerste vrouw Claudette om het leven bij een motorongeluk, twee jaar later stierven zijn eerste twee zoontjes in een woningbrand en in 1973 knalde zijn broer op Thanksgiving in beschonken toestand tegen een boom. Maar ondanks al die tragedies bleef de zanger onverdroten doorgaan.

HECKE: ‘Voor Roy was zingen een morele plicht. Hij zag het als zijn missie in het leven. Zelfs in de jaren 1970, toen zijn carrière zich op haar dieptepunt bevond en hij zich geen degelijke band meer kon veroorloven, hield zijn stem moeiteloos stand. Hij wilde altijd en overal het beste van zichzelf geven. Het maakte hem echt niet uit dat er maar vijf man in de zaal stond. Hij was een volhouder. Op moeilijke momenten spiegelde hij zich aan de leuze van Winston Churchill: ‘If you’re driving through hell, keep driving’’.

Ook tijdens zijn hoogtijdagen, halverwege de sixties, was Orbison nooit een natuurlijke entertainer. Hij stond als een houten klaas op het podium, miste sexappeal en had een braaf imago. Een rocker of rebel was hij allerminst: hij had meer voeling met Mantovani dan met de jongerencultuur. En toch was zijn sound, waarin hij mars- en boleroritmen verwerkte, volstrekt uniek. De zanger was een perfectionist bij wie ieder detail moest kloppen en die in harmonisch opzicht met zeer gewaagde vondsten op de proppen kwam.

© Guido Schepers

Zonder filter

HECKE: ‘Als muzikant was Roy Orbison ongeschoold, maar hij had een goed stel oren en volgde altijd zijn gevoel. Met maatsoorten of structuren hield hij geen rekening. Hij deed alles zoals het bij hem opkwam, omdat hij erop stond zijn eigen muziek te maken. Niettemin wist hij het grote publiek voor zich te winnen. Dat blijft voor mij een groot mysterie.

‘Toen hij in 1956, op voorspraak van Johnny Cash, een contract tekende bij het legendarische Sun Records, dat ook zijn vriend Elvis Presley had gelanceerd, was zijn euforie van korte duur. Platenbaas Sam Phillips dwong hem tegen zijn zin rockabilly te spelen, dus haakte hij af. The Big O liet zich niet kneden door de muziekindustrie: hij hoorde iets in zijn hoofd dat nog nooit eerder gedaan was. Dat leidde in de studio soms tot felle discussies. Orbison maakte zich nooit kwaad, maar hield wél voet bij stuk. Uiteindelijk kreeg hij altijd zijn zin’.

Hoewel hij het experiment nooit uit de weg ging, was de artiest opvallend behoudsgezind. Hij hield niet van verandering en speelde altijd dezelfde set van vijftig minuten, die begon met Only the Lonely en eindigde met Oh, Pretty Woman.

HECKE: ‘Goed, je zou dat een vorm van gemakzucht kunnen noemen. Maar Roy Orbisons grote kracht was dat hij zijn liedjes telkens zong alsof het de eerste keer was. Hij rammelde ze nooit zomaar af. Bij iedere vertolking voelde hij de pijn die hij had gevoeld bij het schrijven. Als performer kende hij geen automatische piloot. Hij zong zonder filter’.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

‘s Mans repertoire bestond haast uitsluitend uit ballads of midtempo songs, enkele uitzonderingen als Oh, Pretty Woman en Lana niet te na gesproken.

HECKE: ‘Toch druisten die trage nummers vaak tegen alle regels in en waren ze uiterst gevarieerd. Bovendien is niemand er na Orbison ooit in geslaagd iets te maken als Running Scared, Goodnight of The Crowd. In zijn liedjes verstond hij telkens de kunst een verhaal te vertellen. Vanaf de eerste zin creëerde hij een decor, net als in een film. Bovendien was hij een getalenteerde gitarist die in de studio zelf alle leadpartijen speelde. Voorts schreef  hij, in tegenstelling tot Elvis, vaak samen met Bill Dees of Joe Melson, zijn eigen materiaal. Dat was in die dagen lang niet vanzelfsprekend’.

Rudolf Hecke

Dreiging

Een en ander kon niet verhinderen dat Roy Orbison zich soms bekende tot kitsch, pathetiek en bombast. Zijn arrangementen waren, zeker in de seventies, nogal eens overdadig en over the top.

HECKE: ‘Toen hij, na zijn fantastische periode bij het Monument-label, bij MGM voor waanzinnig veel geld een monstercontract tekende, een –geflopte- film mocht maken en jaarlijks drie lp’s en een handvol singles moest afleveren, raakte de magie zoek. Die helse productiviteit viel niet vol te houden en dus moest hij het noodgedwongen met afdankertjes van Elvis stellen. Vanaf de ‘Summer of Love’ stond zijn werk haaks op de tijdgeest en viel hij uit de gratie van het publiek. Het maakte zijn comeback in 1988 des te spectaculairder.’

Een vaak genegeerd aspect van Roy Orbisons persoonlijkheid is zijn gevoel voor humor. Hij imiteerde graag sketches van Monty Python, maar die goedlachsheid toonde hij enkel aan intimi, omdat ze inging tegen zijn imago van treurwilg.

HECKE: ‘Wie hem kende vond hem zeer joviaal en vriendelijk. Dat was zijn zuiderse aard. Hij was erg beleefd: yes sir, no sir. Maar hij zat nooit om een goeie grap verlegen en net als zijn muziek vertoonde zijn leven verborgen kantjes. Anders dan bij Elvis zat in Orbisons muziek altijd een zekere dreiging, die je als luisteraar wakker hield’.

In 1969 trouwde de zanger met de veertien jaar jongere Barbara Jakobs, met wie hij twee zonen kreeg en die zich voortaan zou buigen over de zakelijke aspecten van zijn carrière. Ze wist van aanpakken en zorgde ervoor dat hij, zelfs toen hij al als een has-been werd weggwuifd, altijd kon blijven toeren. Tegelijk was Barbara een koele en onbehouwen manipulator, die hem dwong de enige overlevende zoon uit zijn eerste huwelijk te verstoten. Ze was heks en fee in één.

HECKE: ‘Blijkbaar had ze haar schoonheid en charisma mee, maar ze was ook een keiharde zakenvrouw die achter de schermen de lakens uitdeelde en mensen schoffeerde. Orbison had nood aan iemand die orde in zijn chaos kon brengen en Barbara schermde hem nu eenmaal af van de praktische besognes die hem niet interesseerden’.

Verrezen en neergestort

‘Of ze hem de dood heeft ingejaagd door hem in het jaar van zijn overlijden nog met zestig concerten op te zadelen? Pff… De artiest had al een openhartoperatie ondergaan en worstelde met nog meer gezondheidsproblemen. Alleen negeerde hij zelf alle signalen. Hij wilde per se op het podium staan, desnoods drie keer per dag.  Misschien had Barbara de zaken anders kunnen aanpakken, maar ze zag natuurlijk graag de centen binnenkomen. Een feit is dat Roy, zonder haar, nooit die prachtige tv-special A Black and White Night had kunnen maken.

‘Natuurlijk was het een anticlimax dat Orbison op zijn 52ste aan een hartaanval bezweek, net toen hij op het punt stond met zijn lp Mystery Girl zijn glorieuze terugkeer te vieren. Hij was zeer gelukkig met die plaat. Ook toen dat hij tegen het einde van zijn leven deel mocht uitmaken van de supergroep The Traveling Wilburys straalde hij van geluk. Dat artiesten van het kaliber van een Bob Dylan, Tom Petty, George Harrison en Jeff Lynne met hem wilden samenwerken, bevestigde dat hij nog meetelde. Die plotse verrijzenis, om dan in volle vlucht te pletter storten… Orbisoniaanser kon je het niet hebben’.

Kan een biograaf die net driehonderd pagina’s aan Roy Orbison heeft gespendeerd, diens essentie kernachtig samenvatten? Rudolf Hecke denkt even na. ‘Roy wist je het gevoel te geven dat er nog iets méér was dan de waarneembare werkelijkheid. Zijn stem was voor mij de verbinding tussen hemel een aarde’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content