Michael Ilegems
Gent Jazz dag 6 met Agnes Obel en BADBADNOTGOOD: Tussen hitte en coolness
Vrijdag heeft de zon ons lijf verwarmd op Gent Jazz, en Agnes Obel ons hart. En uitschieter BADBADNOTGOOD serveerde jazz om op te jumpen.
Dez Mona (***1/2): Tijden om te koesteren
Het moet de warmste vrijdagnamiddag van het jaar geweest zijn. Geen wonder dat we op de weg naar Gent tussen de kustgangers moesten slalommen, en dat er – eens aangekomen – ogenschijnlijk meer terrasklevers dan festivalfanaten te bespeuren waren op Gent Jazz. Om half vijf, vijf uur prefereerde een goed aantal mensen dan ook een mezze met een frisse pint of een cava boven Dez Mona, toch nog altijd het beste muzikale theatergezelschap des vaderlands.
In een poging wat meer toeschouwers te ronselen, draaide de band rond de blootvoetse Gregory Frateur de volumeknop op tijd en stond al eens wat verder naar rechts. Frateur heeft er natuurlijk het personeel voor. Naast hem op het podium stonden ook nu weer twee gentlemen met pakken testosteron: multi-instrumentalist Tijs Delbeke (van Sir Yes Sir) en gitaardienaar Sjoerd Bruil (van Black Cassette én zowat alle gruppi di Pawlowski). In het bombastische ‘Get Out Of Here’ lieten zij hun gitaren duelleren. Een krachtmeting.
Toch was Dez Mona op zijn best als het enkele vitessen lichter trapte. Zoals in ‘I’m Gonna Live The Life I Sing About In My Song’ van folkzangeres Mahalia Jackson, door contrabassist Nicolas Rombouts en drummer Steven Cassiers – gisteren trouwens ook actief met de garagejazzband Dans Dans op het zijpodium – omgeturnd tot een volbloed jazzsong. Of in de pianoballad ‘Blue Girl’ en het duet met Delbeke ‘A Part Of Us All’, waarin Frateur de elasticiteit van zijn operastem nog eens ten volle kon etaleren. “These are times to cherish and things to live for”, luidde het in dat laatste. Klopte helemaal. En die mezze smaakte achteraf eens zo goed.
Michael Kiwanuka (***): Bijna terug thuis
Lang geleden dat we die warme soulstem van Michael Kiwanuka nog eens hadden gehoord. Twee jaar geleden was hij met ‘Home Again’ niet weg te slaan van de radio, maar intussen is hij – los van die ene, door Jack White geproducete single begin dit jaar – al een tijdje van de radar verdwenen. Al is hij afgaande op die handvol nieuwe songs op de setlist bijna weer thuis, in het muzieklandschap.
Het begin van de set was gevuld met het vertrouwde werk, waaronder ‘Tell Me A Tale’ – een folksong die er al sinds de jaren zeventig lijkt te zijn. Daarna ging Kiwanuka, met succes, de elektrische toer op. Hij maakte zich ‘May This Be Love (Waterfall)’ van Jimi Hendrix eigen en knalde er een even potig ‘Bones’ achteraan.
Een stevig stel beenderen is waar het de nieuwe songs – waarvoor Kiwanuka verrassend genoeg de gitaar achterwege liet en zich achter de piano nestelde – nog een beetje aan ontbrak. Het klonk ons allemaal wat te eenvormig. Maar niks dat een heerlijk ‘Home Again’ en een knallend ‘I’ll Get Along’ niet konden oplossen. Degelijk, zonder meer.
BADBADNOTGOOD (****1/2): Coolness tegen de hitte
Als The Bad Plus iets met hiphop zou doen of Bert Dockx van Dans Dans zijn gitaar zou inwisselen voor een piano, zouden ze wellicht als BADBADNOTGOOD klinken. Dit trio twintigers uit Toronto probeerde de jazz in Gent aan een verjongingskuur te onderwerpen door er hippe hoppers als Tyler, The Creator en Flying Lotus bij te sleuren.
De hiphopjazz van drummer Alexander Sowinski – de coolste van het collectief, en met zijn bezeten drumspel ook de muzikale spilfiguur van deze band -, keyboardspeler Matthew Tavares en bassist Chester Hansen kwam gelukkig nooit over als een geforceerde stijloefening. Alle leden van BADBADNOTGOOD hebben aan de jazzafdeling van het Humber College in Toronto gestuurd, en hebben daar duidelijk geleerd hoe je moet freejazzen.
“Gent Jazz, ik wil jullie energie voelen. Klaar om te dansen en te springen?”, vroeg Sowinski tot in den treure. Maar toen het drietal het tempo opdreef en er wat synthklanken tegenaan gooide tijdens zijn eigenzinnige interpretaties van ‘Bugg’n’ van TNGHT, ‘Bastard’ van Tyler, The Creator en ‘Lemonade’ van Gucci Mane, gebeurde dat zowaar nog ook. Jazz om op te jumpen, het bestaat.
Agnes Obel (****): Liefde en alcohol
Toen Agnes Obel om klokslag half 11 het podium beklom, was de concerttent van Gent Jazz een sauna geworden. “Mijn piano is nat door de hitte, sorry”, zei de Deense al na een drietal nummers, terwijl ze de toetsen met een handdoek bestreek. Alle details moeten kloppen, voor minder dan glashelder doet Agnes Obel het niet.
En zo klonk het ook, mede dankzij de twee Belgische medemuzikantes op cello en viool. Meer nog dan twee weken geleden op Rock Werchter – waar ze de ondankbare taak kreeg om vlak na de WK-nederlaag van de Rode Duivels tegen Argentinië te moeten opdraven -, zorgde Obel op Gent Jazz voor kippenvel. Met het lichtjes griezelige ‘The Curse’ bijvoorbeeld, of het intieme strijkersonderonsje ‘On Powdered Ground’.
“You can choose between a song about love and a song about alcoholism”, zei Obel voor de aftrap van de bisronde. “You know what, we’ll start with a song about love, because that’s what leads to alcoholism”, lachtte ze. ‘I Keep A Close Watch’ werd ingezet, een cover van John ‘Velvet Underground’ Cale, gevolgd door ‘Katie Cruel’, in de versie van de Amerikaanse Karen Dalton. Bloedmooi.
Vrijdag heeft de hitte ons lijf verwarmd, en Agnes Obel ons hart.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier