Al ruim een kwarteeuw kennen we Matt Berninger als de frontman van The National, maar ook hij wisselt weleens graag van biotoop. Dit voorjaar verscheen Get Sunk, zijn voortreffelijke tweede soloplaat, en die brengt hij nu naar de internationale podia. Het eerste van zijn drie Belgische concerten was alvast een schot in de roos.
Kwatongen beweren soms dat The National zich, na meesterwerken als Alligator, Boxer en High Violet enigszins heeft vastgereden. Zeker, de groep maakt nog altijd platen van niveau, alleen krijg je almaar vaker het gevoel dat ze meer van hetzelfde serveert. Matt Berninger, de 54-jarige zanger van het gezelschap, beseft dat het dus heilzaam kan zijn eens met andere muzikanten in zee te gaan en nieuwe muzikale ervaringen op te doen.
Niet dat zijn solowerk spectaculair verschilt van dat met zijn reguliere band. Want ook bij The National staat zijn croonende baritonstem al centraal in het geluidsbeeld. Wat het vijf jaar oude Serpentine Prison en het nieuwe Get Sunk van het groepswerk onderscheidt zit bijgevolg in kleine details. Als hij onder zijn eigen vlag opereert, kiest Berninger bijvoorbeeld voor een licht gewijzigd palet. Zo schept hij ruimte voor instrumenten zoals keyboards (in de studio ingespeeld door de legendarische Booker T. Jones), trompet, vibrafoon, lapsteel en percussie en schurkt hij, op zijn jongste langspeler, zijn stem aan tegen die van zangeressen als Meg Duffy, alias Hand Habits, of Julia Laws, die doorgaans onder het pseudoniem Ronboy opereert.
Melancholie staat in de songs nog altijd centraal. Het is nu eenmaal geen toeval dat Berninger vaak als de ‘sad dad’ van de Amerikaanse indierock wordt omschreven. Het nieuwe materiaal kwam vooral tot stand tijdens de pandemie, een periode waarin de artiest geleidelijk uit een diep dal klauterde. Maandenlang was hij geplaagd geweest door depressies en een verlammende writers’ block, zodat je Get Sunk als een artistieke wedergeboorte of, op zijn minst, als het resultaat van een mentaal groeiproces kunt beschouwen. Sowieso is er meer ruimte voor voorzichtig optimisme en hoop, en blaakt de artiest van energie en herwonnen zelfvertrouwen.
Scheldpartijen
Matt Berninger, die vroeger tijdens optredens wel eens een fles wijn soldaat maakte, beperkte zich in Antwerpen tot water en toonde zich voor zijn normale doen vrij opgewekt en benaderbaar. De man, die veeleer oogde als curator van een kunstmuseum of jurylid van één of andere literaire prijs dan als een nona fide rockster, verkende alle hoeken van het podium, beeldde zijn songs uit met zijn hele lijf en dook tegen het einde van de set zelfs het publiek in. ‘I feel awesome’, liet hij weten. En dat laatste was hem duidelijk aan te zien.
De band klonk overigens anders dan The National. De aanpak van gitarist Sean O’Brien, die ook Get Sunk producete, verschilde aanzienlijk van die van de broers Dessner en ook Ronboy, die de toetsen beroerde en de liedjes van een warme tweede stem voorzag, trok regelmatig de aandacht.
Matt Berningers poëtische teksten, die weleens worden weleens vergeleken met literaire grootheden als Vladimir Nabokov, Jack Kerouac of Tennessee Williams, klinken dezer dagen iets minder vaag dan vroeger. In het Rivierenhof kwamen tussen opener No Love en afsluiter Inland Ocean alle songs uit Get Sunk en ongeveer de helft uit Serpentine Prison aan bod. In enkele nummers, zoals Frozen Oranges, verwees de zanger naar Indiana, waar hij, op de boerderij van zijn oom, een deel van zijn jeugd doorbracht. En het publiek werd op nog méér weetjes getrakteerd. Zo vertelde Berninger dat hij Distant Axis en Junk had geschreven met respectievelijk Walter Martin en Paul Maroon van The Walkmen, één van zijn favoriete groepen aller tijden. Voor het fraaie Little By Little kreeg hij dan weer assistentie van zijn oude maat Mike Brewer, met wie hij tijdens zijn studentenjaren in de band Nancy speelde.
Breaking Into Acting en Silver Jeep waren prachtige duetten met Ronboy, terwijl All For Nothing als een statige pianoballad begon, maar gaandeweg van een aanstekelijke groove werd voorzien. Minder overtuigend was Nowhere Special, dat haast volledig steunde op spoken word. ‘Of hoe je uit een reeks scheldpartijen in de studio een heuse songtekst kunt destilleren’, grapte Berninger.
The National, maar dan anders
De man verraste ook met enkele gloednieuwe nummers, zoals het op een nerveuze beat geconstrueerde Black Letter Font, en het wanhopige maar fel rockende Why Don’t Nobody Love Me?, dat hij voorlopig nog als een ‘work in progress’ beschouwde. Tegen het einde van de avond diepte Matt Berninger nog twee songs van The National (‘The band that changed my fucking life. I love these guys’) op. Eerst kregen we Gospel en daarna een grondig verbouwd en opvallend potig Terrible Love dat in zijn nieuwe gedaante leek aan te sluiten bij de wereld van R.E.M..
Afgesloten werd er voorlopig met het wervelende Bonnet of Pins, geïnspireerd door een kunstwerk met dezelfde naam. Maar het zou niet lang duren voor Matt Berninger en zijn gezellen de bisronde inzetten met het ingetogen, haast folky Times of Difficulty (‘Jawel, we zitten allemaal in dezelfde shit dezer dagen!’). Een laatste piekmoment was de hoogst opwindende versie van het bij New Order betrokken Blue Monday, waarin drummer Sterling Laws een sterrenrol opeiste.
U wil een conclusie? Een onderhoudend concert van een sympathieke artiest, geruggensteund door een puike band. Wie tickets heeft voor de twee overige Belgische passages van Matt Berninger gaat gegarandeerd een mooie avond tegemoet.
DE SETLIST: No Love / Frozen Oranges / Breaking Into Acting / Distant Axis / Silver Springs / Junk / All For Nothing / Black Letter Font / Nowhere Special / One More Second / Silver Jeep / Little By Little / Why Don’t Nobody love Me? / Gospel / Terrible Love / Bonnet of Pins // Times of Difficulty / Blue Monday / Inland Ocean.
Matt Berninger concerteert nog in OLT Rivierenhof, Antwerpen (10/9) en Koninklijk Circus, Brussel (12/9).