Het is een echte mode geworden: groepen die een toernee ophangen aan de integrale uitvoering van één of meer van hun oude platen. Echo & The Bunnymen konden dus niet achterblijven. In een uitverkochte AB waagden ze zich aan hun eerste twee lp’s uit 1980 en ’81.
DA GIG: Echo & The Bunnymen play ‘Crocodiles’ & ‘Heaven Up Here’ in AB, Brussel op 20/1.
IN EEN ZIN: Een boeiende geschiedenisles van een groep die bij momenten erg op dreef was en de sfeer van de grote dagen deed herleven, maar haar set uiteindelijk om zeep hielp met een overdosis slordigheid en gemakzucht.
HOOGTEPUNTEN: ‘Crocodiles’, ‘Rescue’, ‘Pictures on My Wall’, ‘Show of Strength’, ‘Heaven Up Here’.
DIEPTEPUNTEN: ‘Bring on the Dancing Horses’, ‘Nothing Lasts Forever’.
BESTE QUOTES van Ian McCulloch: “Ik besef het: ik zeg het iedere keer, maar buiten Engeland is Brussel echt de fijnste plek om te spelen. Vive Belgique! (sic)”. Maar de zanger wist ook nog steeds ad rem uit de hoek te komen. Zijn reactie op een toeschouwer die hem de hele tijd allerlei onbeschoftheden naar het hoofd slingerde: “Kun je dit misschien nog eens herhalen in iets dat vaagweg als een taal herkenbaar is?”
Echo & The Bunnymen, vier working class kids uit Liverpool, waren de voortrekkers van wat destijds ‘new psychedelia’ werd genoemd: een ambitieuze postpunkband met een voorliefde voor duisternis en romantiek en een grenzeloos geloof in eigen kunnen. Ian McCulloch liet geen gelegenheid voorbijgaan om te benadrukken dat hij de voorman was van “de beste groep ter wereld” en wegens zijn grootsprakerigheid kreeg hij algauw de bijnaam Mac The Mouth opgeplakt.
Behalve een groot ego hadden The Bunnymen ook een prima live-reputatie en met platen als ‘Porcupine’ en ‘Ocean Rain’ zouden ze zelfs tot de mainstream doordringen. Toch werden ze nooit zo populair als U2 of The Cure, nooit zo legendarisch als Joy Division en klonken ze nooit zo intens als The Sound. Vandaag zijn Echo & The Bunnymen typisch zo’n band die over meer verleden dan toekomst beschikt. Echt relevant kun je recente cd’s als ‘Siberia’ en ‘The Fountain’ niet meer noemen.
Vandaag appeleert het gezelschap vooral aan de nostalgische en sentimentele gevoelens van vijftigers, die hun nageslacht meenamen naar de AB om te bewijzen dat pa en ma in hun jonge dagen heus geen doetjes waren en best wel goeie muziek van mainstreampulp wisten te onderscheiden. Hun lange zwarte jassen hadden ze wijselijk in de kleerkast gelaten.
Van de oorspronkelijke line-up blijven vandaag enkel nog McCulloch en gitarist Will Sergeant over. Drummer Pete de Freitas kwam in1989 om bij een motorongeval, terwijl bassist Les Pattinson tegenwoordig ondergedoken leeft bij The Wild Swans. Anna 2012 tellen The Bunnymen zes leden, waarvan enkele wellicht nog niet waren geboren toen ‘Crocodiles’ en ‘Heaven Up Here’ het licht zagen.
De groep speelde tegen een backdrop die er uitzag als een muur van gebladerte en door de schaarse belichting konden de meeste toeschouwers enkel de silhouetten van de muzikanten onderscheiden. Tijdens de uitvoeringen van ‘Stars are Stars’ en ‘Monkeys’ miste je aanvankelijk de urgentie van de originelen, maar vanaf ‘Crocodiles’ en het schuimbekkende ‘Rescue’, ingeleid door een machtige gitaarriff en voorzien van een orgeltje dat aan the Doors deed denken, bleken het vuur en de lont elkaar alsnog te vinden.
Halverwege ‘Villiers Terrace’ citeerde de groep zelfs een stukje uit ‘Roadhouse Blues’, wat Mac de gelegenheid gaf zich helemaal aan zijn Jim Morrisonfixatie over te geven. ‘Pictures on My Wall’ klonk snedig en catchy, ‘All That Jazz’, dank zij de vervaarlijk rollende bas, ronduit imposant.
Na een korte pauze beten The Bunnymen zich vast in het epische, bij momenten vrij funky ‘Heaven Up Here’. Vooral Will Sergeant toonde zich nu van zijn inventiefste kant, met de metalige, nerveus hakkende riffs in ‘Over the Wall’. Zijn knagende tot knarsende gitaarspel bracht scherpte en sfeer, terwijl zijn pyschedelische 12-stringmotiefjes in ‘A Promise’ zowel van meesterschap als subtiliteit getuigden.
Een ander piekmoment was het onstuimige titelnummer: gedreven garagerock gemodelleerd naar The Stooges, die als gloeiende lava de zaal in werd gestuwd. Na een sober en somber ‘The Disease’, verzoop ‘All My Colours’ helaas in een overdaad van ijle keyboards en bombastische drums. De zanger, die er in het begin duidelijk zin in had, leek intussen behoorlijk bezopen, bediende zich van een zelfverzonnen taal die hij ‘Blemish’ doopte, en keilde, na enkele flesjes water, ook twee tamboerijnen de zaal in.
Consternatie bij het publiek, toen Mac het speruur van de AB als excuus inriep om de laatste drie nummers uit ‘Heaven Up Here’ over te slaan, terwijl de groep een kwartier te laat aan haar concert was begonnen. Zonde ook dat de eerste bissen, ‘Bring on the Dancing Horses’ en het uiterst rommelig gespeelde ‘Nothing Lasts Forever’, vergeleken met wat voorafging, een ontstellend banale indruk maakten. Zelfs het op zich briljante ‘The Killing Moon’ kwam slecht uit de verf, omdat McCulloch intussen helemaal door zijn stem heen zat en de crooner een kraai was geworden.
‘The Cutter’ wist, met zijn kregelige gitaren, de meubelen te redden, maar tijdens de laatste twintig minuten begreep je wel waarom Echo & The Bunnymen al lang niet meer de invloedrijke band is van weleer: zelfoverschatting en gemakzucht leiden zelden tot opwindende resultaten.
Dirk Steenhaut
DE SETLIST: Going Up / Stars Are Stars / Pride / Monkeys / Crocodiles / Rescue / Villiers Terrace / Pictures on My Wall / All That Jazz / Happy Death Men // Show of Strength / With A Hip / Over The Wall / It Was A Pleasure / A Promise / Heaven Up Here / The Disease / All My Colours // Bring On The Dancing Horses / Nothing Lasts Forever / The Killing Moon / The Cutter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier