Reggae Geel 2010

Oude mannen maken alweer het mooie weer.

Al vroeg veel schoon volk op het hoofdpodium van Reggae Geel dit jaar, want omstreeks vijf uur (iets later dan gepland, of wat had u gedacht) streken daar al de Inna de Yard All Stars neer. ‘Inna de Yard’ wil in het Jamaicaanse patois zoveel zeggen als ‘(bij mij) thuis’, en dat was precies de sfeer die dit concert uitademde: onder de begeleiding van akoestische gitaren en piano zongen de negen muzikanten beurtelings ongedwongen een lied naar keuze, en wie even niks om handen had greep een trommel en zorgde voor wat extra percussie.

Ook de ‘All Stars’ in de titel was niet uit de lucht gegrepen: behalve de jongelingen Derajah en Matthew McAnuff (eerder deze zomer nog samen met vader Winston op Couleur Café ter vervanging van Beenie Man) herkenden we ook de bekende gitarist Earl ‘Chinna’ Smith, cultheld Frank ‘Kiddus I’ Dowding, Gladiator Clinton Fearon & falsetto-Congo Cedric Myton, voor de gelegenheid allemaal even bescheiden en spontaan. Eigenlijk jammer dat we niet vaker akoestische reggae te horen krijgen, want dit was een heerlijk concert.

De jonge vertegenwoordigers van het genre lieten het dit jaar helaas een beetje afweten: de set van bobo dread Lutan Fyah was ideaal om de benen even los te gooien, maar verder bepaald onopmerkelijk, en de zelfverklaarde ‘new prince of roots reggae’ Tarrus Riley gleed geregeld uit over de gladde arrangementen waarvan de al even gladde saxofoonsolo’s producerende Dean Fraser zijn rootsy reggaepop voorzien had – met als dieptepunt de ontzettend melige cover van ‘Human Nature’ van Michael Jackson (dat doet ons eraan denken: Anthony B ging vorig jaar ook al de mist in met ‘They Don’t Really Care About Us’).

Neen, dan liever Toots Hibbert, wiens ‘Country Roads’-cover ons ook niet echt na aan het hart ligt, maar die los daarvan een kanjer van een concert speelde, dat, hoewel Toots de man is die ons het woord ‘reggae’ schonk, verbazend vaak afweek van de geijkte klank van het genre, met royale scheuten funk en soul (Hibbert kan zowaar naast James Brown gaan staan) en zelfs een aantal nummers met een duidelijke gospelinvloed (Toots, geen rasta, groeide op in een gezin van evangelische christenen).

Veel klassieker klonk Israel Vibration, sinds het vertrek van Albert ‘Apple Gabriel’ Craig enkel nog bestaande uit Cecil ‘Skelly’ Spence en Lascelle ‘Wiss’ Bulgin, die na een polioinfectie in hun jeugd allebei met krukken moeten lopen maar daar ondertussen zo mee vergroeid zijn dat ze toch allerlei aanstekelijke dansbewegingen uit hun mouw wisten te schudden. The Vibes kunnen putten uit een werkelijk énorm arsenaal uitstekende songs en dat deden ze, voor dit vertrouwde publiek, met verve.

Het was echter afsluiter Bunny Wailer die de knapste prestatie neerzette. Na zijn teleurstellende, van Bob Marleycovers uitpuilende set vorig jaar op Cactus trakteerde de laatste originele Wailer (wie dan die zogezegde ‘Original Wailers’ zijn die onlangs het Rivierenhof leest u elders op deze site) nu gelukkig wél zo goed als uitsluitend op eigen werk, met ‘Dreamland’ en ‘Amagideon’ van ‘Blackheart Man’ als hoogtepunt. Een schitterende apotheose voor een uitstekende editie.

Tim Vernimmen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content