Op ‘( )’ stelde Sigur Rós het gevoel boven het verstand

Als, na Björk, één band de IJslandse muziek op de wereldkaart heeft gezet, dan is het wel Sigur Rós. Met zijn derde plaat ( ), die twintig jaar geleden uitkwam, wist het kwartet popmuziek te herdefiniëren als een mystieke ervaring en forceerde het zelfs een doorbraak in de VS. Gek genoeg deed ze dat met songs in een zelfverzonnen taal.

Sigur Rós, genoemd naar het zusje van de zanger, debuteerde in 1997 met Vón (‘Hoop’), een plaat die in IJsland uitkwam op Smekkleysa (of ‘Bad Taste’), het label dat werd gefinancierd door de voormalige leden van The Sugarcubes. De etherische postrock van de groep trok de aandacht van Fat Cat, een onafhankelijke Britse platenmaatschappij die haar koppelde aan co-producer Ken Thomas. De man had eerder al samengewerkt met postpunkbands als Wire en Public Image Ltd. en wist de proggy postrocksound van Sigur Rós op drempel van de eenentwintigste eeuw met succes te stroomlijnen op Ágætis Byrjun (‘Een goed begin’). Dat gebeurde met een LP die ergens het midden hield tussen Gavin Bryars, Talk Talk en My Bloody Valentine.

Wat de muziek van het gezelschap echter uniek maakte was de hoge, aseksuele koorknapenstem van frontman Jón Þór ‘Jónsi’ Birgisson, een contratenor zoals er in popmiddens nog maar zelden één was opgestaan. Sigur Rós werd in 2000 op sleeptouw genomen door Radiohead, dat tijdens zijn No Logo Tour in een tent Europa rondreisde, met het materiaal dat daarna terecht zou komen op spraakmakende platen als Kid A en Amnesiac. Een betere internationale introductie hadden de IJslanders zich niet kunnen dromen. Vooral omdat alle fans van Thom Yorke & Co achteraf ook de mond vol hadden van Sigur Rós.

( ) volgde drie jaar later. Tussendoor schreef de groep wél nog, samen met componist Hilmar Ôrn Hilmarsson, de soundtrack voor Angels of the Universe, een verfilming van de indringende roman van Einar Már Gudmundsson. De derde officiële langspeler van Sigur Rós, tegenwoordig bekend als Svigaplaten (‘de haakjesplaat’), Parenthesis, The Kissing Sausages of Untitled, zette pers en publiek op het verkeerde been omdat geen van de acht tracks van een titel was voorzien en er op de hoes geen bandnaam of credits werden vermeld.

Hooplands

Het cd-boekje bevatte destijds  wél twaalf blanco pagina’s waarop de luisteraar werd uitgenodigd zijn eigen impressies van de songs neer te schrijven. Critici reageerden verdeeld: de één verweet Sigur Rós verregaande pretentie, de ander vond net dat de eigenzinnigheid van de bandleden getuigde van moeizaam bedongen creatieve vrijheid en dat hun ‘anonimiteit’ bijdroeg tot het mysterieuze karakter van de muziek.

Dat laatste werd nog in de hand gewerkt door het feit dat alle teksten waren geschreven in het Vonlenska of Hooplands, een taal die zanger en frontman Jónsi’ zelf jaren eerder had verzonnen ten behoeve van twee tracks op Vón. Het ging om een op betekenisloze klanken en lettergrepen steunend idioom, zonder grammaticale regels, dat voor alle fans, van Canada tot Zuid-Afrika en van Tokio tot Berlijn, even onverstaanbaar was. Niet dat het voor niet-IJslandse luisteraars wat uitmaakte: ook wanneer de heren van Sigur Rós zich van hun moedertaal bedienden, werden hun nummers slechts door een kleine minderheid van hun volgelingen echt begrepen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Toch is het Hooplands méér dan pure nonsens: het koeterwaals van de groep spreekt de luisteraar immers aan op een onderbewust niveau, waarop hij/zij wordt verondersteld de song zélf af te maken. Het publiek dat deel mag nemen aan het scheppingsproces? Zoveel interactiviteit wordt in de popmuziek slechts zelden vertoond. De nummers mogen dan geen vastomlijnde betekenis overbrengen, ze communiceren wél een emotie. ( ) is dus een impliciete oproep om de plaat niet vanuit de rede maar vanuit het gevoel te benaderen.

De stem van Jónsi doet daarbij dienst als een instrument tussen de andere instrumenten. Met dat vocale aspect onderscheidt Sigur Rós zich overigens van andere postrockbands, zoals Mogwai, Godspeed You! Black Emperor of Explosions in the Sky, die, althans in hun beginjaren, zangpartijen resoluut links laten liggen

Leeg canvas

Door de tracks enkel te nummeren – van Untitled #1 tot #8– wil Sigur Rós je er bovendien toe aanzetten zo onbevangen mogelijk naar zijn werk te luisteren. Een conventionele titel suggereert vooraf immers al een specifieke sfeer of inhoud en stuurt de perceptie van de luisteraar in een welbepaalde richting, terwijl de groep nu een leeg canvas presenteert en geen enkele potentiële interpretatie afblokt. ‘Het is toch mooi als er enkel muziek is en niets je luisterervaring in de weg staat?’, stelt Jónsi bij de release in 2002. Niettemin is de plaat een gesel voor recensenten. Want hoe verwijs je naar iets dat je eigenlijk niet kunt benoemen? En wat is precies het doel van zoveel ongrijpbaarheid?

‘We voelden er niets voor titels op de hoes te zetten, enkel omdat sommigen vonden dat het zo hoorde’, vertelde toetsenman Kjartan Sveinsson destijds. Zanger Jón Þór Birgisson was het volmondig met hem eens: ‘We vinden het best leuk mensen in verwarring te brengen en enig houvast te ontzeggen. Het dwingt hen de nummers zélf een naam te geven, louter gebaseerd op wat ze horen. Uiteraard hebben de tracks voor ons wél allemaal een werktitel, maar wellicht interpreteren wij ze, als makers, op een heel andere manier dan de doorsnee luisteraar. Ten tijde van Ágætis Byrjun kregen we de wildste interpretaties voorgeschoteld, van lieden die geen IJslands begrepen. Wel, dat vonden we juist zeer verrijkend. Voor ons is het belangrijk dat mensen hun eigen levenservaringen op onze songs projecteren’.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Zelf voelen de leden van Sigur Rós er weinig voor hun werk te analyseren: ‘We komen samen en spelen wat in ons opkomt, zo eenvoudig is het. Onderling hebben we er geen discussies over. Wél zijn we het er over eens dat onze songs nooit af zijn. Alles wat we doen beschouwen we als ‘work in progress’.

( ) was de eerste plaat die werd opgenomen in Sundlaugin, de eigen studio van de groep. Die was gebouwd in een voormalig zwembad in Mosfellsbær, een plaatsje op dertig minuten rijden van Reykjavik. Het werkstuk markeerde ook het opnamedebuut van drummer Orri Páll Dýrason, die in 1999 Ágúst Ævar Gunnarsson had vervangen. Waar op Ágætis Byrjun de orkestrale partijen nog werden ingespeeld door het Icelandic Symphony Orchestra, werkte Sigur Rós op ( ) voor het eerst samen met het strijkkwartet Amiina, wiens bijdragen haast onmerkbaar met het totaalgeluid versmolten. In een later stadium zouden de vioolspelende dames zich op hun eigen platen ontpoppen als vindingrijke multi-instrumentalistes.

Episch

Met een speelduur van 71 minuten, bestaat ( ) uit twee helften die van elkaar worden gescheiden door een stilte van 36 seconden. Het eerste deel klinkt, in muzikaal opzicht, een beetje luchtiger en optimistischer dan het melancholische tweede deel. De meeste nummers worden lang uitgesponnen en doen bijgevolg behoorlijk episch aan. Aangezien Sigur Rós in de jaren voorafgaand aan de release veel heeft getoerd, klinken de songs nu iets rauwer, abstracter en minder overladen dan die op Ágætis Byrjun. Ook de tempo’s zijn overwegend aan de lage kant. Niettemin wordt de in reverb badende sound van Sigur Rós gecreëerd met een doordeweeks rockinstrumentarium van gitaar, bas, toetsen en drums en zijn de muzikale ingrediënten, in vergelijking met zijn vorige langspeler, nauwelijks veranderd. Er hebben hooguit enkele verschuivingen plaatgevonden, waardoor de muziek nog ruimtelijker en intenser is gaan klinken dan voordien.

Het online-magazine Pitchfork vergelijkt de muziek van Sigur Rós met een landschap van Pieter Bruegel, terwijl Drowned in Sound met adjectieven goochelt als ‘baanbrekend’, ‘inspirerend’, ‘anarchistisch’ en ‘zenuwslopend’. Met hun glaciale texturen lijken de composities meer dan ooit beïnvloed door de lege, woeste IJslandse landschappen. Net als bij sluimerende vulkanen borrelt er van alles onder de oppervlakte.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Twintig jaar geleden mocht bovengetekende  de live-première van ( ) meemaken in de Londense Royal Festival Hall, als onderdeel van het Mind Your Head-festival op de South Bank. Daarbij viel al op dat, zeker in de eerste helft van de songs, de nadruk wat vaker op het toetsenwerk kwam te liggen. Soms, zoals in Untitled #1 (Vaka of ‘Ontwaken’) beroerden zelfs drie van de vier bandleden een piano, orgel of ander klavier. #2 (Fyrsta of ‘eerst’) begon met gesamplede schraapgeluiden, terwijl door andere composities fonkelende draden liturgische muziek werden gesponnen. De groep speelde in  het halfduister voor een scherm waarop abstracte, grofkorrelige filmbeelden werden geprojecteerd, maar waarop soms ook kinderen figureerden. Zo suggereerden de heren van Sigur Rós dat hun songs mogelijk iets te maken hadden met jeugdige onschuld. Het volledig instrumentale #3 (Samskeyti of ‘Gewrichten)’, dat het midden hield tussen viering en elegie, was prachtig vormgegeven en bevatte elektronische geluidjes die vaag verwezen naar de muziek van het ook al IJslandse Múm.

De meeste nummers op de plaat, waarin de stilten tussen de noten even belangrijk zijn als de noten zelf, steunen op minimalistische structuren en relatief eenvoudige motiefjes. Sigur Rós blijkt de kunst van het weglaten prima onder de knie te hebben: soms moeten zelfs de drums eraan geloven. Gitarist Jónsi en bassist Georg Hólm bespelen hun instrumenten ook regelmatig met een strijkstok (zie #6 of E-Bow), wat het onwereldse karakter van hun muziek nog extra benadrukt.

Repetitief

De composities klinken nu eens statisch en majestueus, dan weer sterk geritmeerd en monden occasioneel uit in verpletterende crescendo’s. Dat is vooral het geval in het op herhaling steunende, dertien minuten durende #7 (Dauðalagið of ‘Dood’), de donkerste track uit de plaat, die volledig het teken van de wanhoop lijkt te staan. Het surrealistische #8 (Popplagið of ‘De popsong’) is verreweg het toegankelijkste nummer op de plaat, al lijkt Jónsi op het eind wél te ontsteken in blinde woede. Over het waarom biedt het Hooplands helaas geen uitsluitsel.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Dat de muziek van Sigur Rós filmische kwaliteiten heeft, viel al af te leiden uit hun vorige platen. Het hoeft dus niet te verbazen dat  #4 (Njósnavélin of ‘De Spionagemachine’) door cineast Cameron Crowe werd gebruikt in zijn film Vanilla Sky en dat andere tracks later zouden opduiken in meerdere videogames en televisieseries. De meeste critici beschouwen ( ) als een geheide classic, al wordt de emotionele impact soms ondergraven door het repetitieve karakter van de zangpartijen en de wel zeer beperkte vocabulaire. Jónsi gebruikt namelijk slechts één frase van elf lettergrepen die in iedere song eindeloos wordt herhaald en waar slechts minimaal op wordt gevarieerd. Een en ander wordt gelukkig gecompenseerd door de elegante arrangementen van de nummers en de orkestrale nuances in de muziek.

Twee decennia later is Sigur Rós nog slechts een trio, dat tijdens tournees wordt aangevuld door één of twee gastmuzikanten. In 2018 zag drummer Orri Páll Dýrason zich genoodzaakt de groep te verlaten, nadat hij werd beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Maar na tien jaar afwezigheid keerde de klassiek geschoolde toetsenspeler Kjartan Sveinsson onlangs wél terug op het oude nest, wat naar alle verwachting invloed zal hebben op de sound van de achtste plaat van de band, die voor binnenkort wordt aangekondigd. Sinds Kveikur uit 2013 draaide Sigur Rós de groepsactiviteiten op een laag pitje, omdat enkele leden net vader waren geworden en Jónsi aan een solocarrière was begonnen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Nu de IJslanders eindelijk weer de hort opgaan, komt er  binnenkort ook een verjaardagseditie van ( ), aangevuld met de b-kantjes van de single Untitled #1 en nooit eerder uitgebrachte demo’s. Maar ook zonder al die extra’s blijft de derde langspeler van Sigur Rós een werkstuk vol gelaagde en hypnotische songs die negens mee te vergelijken vallen. Het blijft hoe dan ook een klein mirakel dat een klein, afgelegen eiland in Noord-Europa iets dermate unieks kon voortbrengen dat het muzieliefhebbers overal ter wereld nog steeds in vervoering brengt. Hoopland is een rijk met vele nationaliteiten.

Sigur Rós speelt op 2 november in Vorst Nationaal.

De verjaardagseditie van ( ) is sinds gisteren digitaal verkrijgbaar en verschijnt op 25 november ook in fysieke vorm.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content