Matt Berninger van The National kan het ook alleen

Met het mooie Serpentine Prison is The National-frontman Matt Berninger vader geworden van een eerste soloplaat. Het bijbehorende gesprek belandt verbazend vlotjes bij narcisme, het lichaam van Christus en de klank van knoflook.

Matt Berninger (49) is een vroege vogel. Elke dag is hij om half vijf wakker. Hij drinkt koffie, denkt na, schrijft wat. Soms blijft hij in bed liggen en staart hij twee uur lang uit het raam. Misschien is dat zijn tobberige inborst. Ofwel neem je die gewoonte nu eenmaal aan als je een van de bofkonten bent die een begeerde stek heeft gevonden in Venice, Californië, dat tegenwoordig voor ‘Beverly Hills by the beach’ doorgaat.

Hoe dan ook, het is een hoorbaar uitgeslapen Berninger die om zeven uur ’s morgens lokale tijd de telefoon opneemt voor tekst en uitleg bij zijn eerste solovlucht, die hij samen met levende Memphis-legende Booker T. Jones als producer heeft afgewikkeld.

Waarom wilde je van Serpentine Prison eerst een coversplaat maken?

Matt Berninger: Vanwege Stardust van Willie Nelson, die lp uit 1978 waarin hij allerlei popstandards vertolkt. Die heb ik in mijn jeugd ongelofelijk veel gehoord. Mijn vader was er zot van. Zelf draag ik Stardust ook een warm hart toe, dus lag het voor de hand dat ik ooit iets dergelijks zou doen. In december 2018 besloot ik er werk van te maken. En dus heb ik toen Booker T. gemaild, aangezien hij indertijd voor Stardust de producer was. Ik had tien jaar geleden al eens met Booker T. in een studio in Manhattan gezeten, een uurtje of drie maar, om wat nummers in te zingen voor een plaat van hem. Sharon Jones & The Dap-Kings waren daar, Questlove met The Roots, Lou Reed was net de deur uit… In die surrealistische sfeer moest ik eventjes een duet met Sharon Jones tot een goed einde brengen. Maar Booker T. stelde mij helemaal op mijn gemak. Daar keek ik van op. Gek genoeg had ik toen nog niet door dat hij de producer van Stardust was geweest.

Ik geloof dat ik alléén maar over liefde schrijf. Of anders over angst, wat in zekere zin het tegenovergestelde is.

Uiteindelijk heb je toch voor originals gekozen, geschreven met vertrouwde lieden van The National, The Walkmen, El Vy en je eerste band Nancy. Nota bene in een periode waarin je bezig was songs te schrijven voor een Cyrano de Bergerac-musical en de National-film I Am Easy to Find.

Berninger: Niet dat ik al die dingen boven op elkaar heb gestapeld, maar er was wel wat overlap, ja. Nu, het idee voor de Cyrano-musical was al in 2005 gerezen, toen ik met toneelschrijfster Erica Schmidt had gekletst. Maar toen kwam Sleep Well Beast van The National en meteen daarna deden we I Am Easy to Find. Ondertussen had ik ook een hoop half afgewerkte songs in allerlei folders zitten, gemaakt met oude en nieuwe vrienden. Zo gaat dat bij mij: er zijn altijd enorm veel dingen door allerlei filters aan het sijpelen. Bij zowel Cyrano als I Am Easy to Find schreef ik samen met mijn vrouw Carin (Besser, ooit editor bij The New Yorker , nvdr.) in functie van personages, maar de songs van Serpentine Prison waren alleen voor mezelf. Niet Carin was deze keer mijn eindredacteur, maar Booker T.

Joni Mitchell deed afwisselend aan liedjes schrijven en schilderen. Ze noemde dat ‘vruchtwisseling’. Het lijkt erop dat jij geen vruchten hebt om te wisselen, je schrijft alleen maar.

Berninger: Mooi gezegd. Maar het klopt. Weet je, de artiesten met wie ik me het meest identificeer, zijn mensen als Andy Warhol. Die deed gewoon wat hij deed: zeefdrukken, soepblikken, films, acteren… Hij heeft eens meegespeeld in The Love Boat, als ik me niet vergis. Of neem Vladimir Nabokov en zijn vrouw. Zij reed hem rond doorheen Amerika terwijl hij notities zat te maken in zijn schoot, en af en toe stopten ze om vlinders te vangen – Carin en ik rijden niet rond, we zijn allebei slechte chauffeurs en hebben er een hekel aan. Of neem Nick Cave, met zijn soundtracks en filmscenario’s. Wat ik bedoel: al die lui waren of zijn de hele tijd bézig. Je had het over schilderen. Dat doe ik zelf niet, maar als kind tekende ik wel veel zelfportretten. Ja, ik ben een narcist. (lacht) Ik heb geleerd hoe een goeie artiest te zijn door naar mezelf in de spiegel te staren. Alleen gaf ik er altijd een rare draai aan. Ik herinner me een tekening die ik op mijn twaalfde maakte, waarbij ik het deed lijken alsof de helft van mijn gezicht was weggesmolten. Volgens mij ben ik dat als schrijver blijven doen: karikaturale, verwrongen zelfportretten maken.

Nu we het over creativiteit hebben: het internet bewees weer eens zijn onuitputtelijke amusementswaarde met dat filmpje waarin je piano speelt. Met je ballen.

Berninger: (schatert) Er bestaat helaas geen Grammy voor beste testikelsolo op een Yamaha-vleugel maar als dat wel zo zou zijn, dan kaapte ik hem weg! In de categorie alternatief.

Hoe communiceer jij als non-muzikant met technisch geschoolde of simpelweg door de natuur gezegende professionelen, zoals de gebroeders Dessner in The National of de vermaarde Booker T. Jones?

Berninger: Bij The National lukt dat meestal beter dan je zou verwachten. Hoewel ik altijd moet terugvallen op abstracte, visuele of texturale termen: ‘Volgens mij moet het wat geler’, ‘Kan dit wat mistiger?’, ‘Moet hier geen knoflook bij?’ (lacht) Mijn favoriete kunstdocent aan de universiteit van Cincinnati, aan wie de plaat is opgedragen, heeft me ingeprent dat kunst een ambacht is. Je moet het dóén. Het is een wazige, onbekende, beangstigende sprong waarbij je uit het niets íéts schept. Omdat een stem je daartoe aanzet. Ook al betekent het dat je een ongemakkelijke waarheid neerschrijft. Of een gesmolten gezicht tekent. Je jaagt jezelf de stuipen op het lijf om iets over jezelf te weten te komen.

Hoe keek Booker T. je aan toen je om meer knoflook vroeg?

Berninger: (lacht) Hij knipperde niet eens met de ogen, want hij kent elke muzikale taal die er maar bestaat. Kan ook niet anders, als je met zo veel verschillende artiesten en temperamenten hebt samengewerkt. Hij begrijpt je en helpt je om alle punten met elkaar te verbinden.

Ik moet zijn autobiografie Time Is Tight nog lezen. Heb jij dat al gedaan?

Berninger: Ja. Twee keer. Het einde zelfs al tien keer. (lacht) Als er ooit nog eens een boek een film verdient, is het dit wel. Alleen al door wie er allemaal in zou moeten passeren: Neil Young, Bob Dylan, Otis Redding… Booker T. is alomtegenwoordig geweest, zoals Woody Allens personage Zelig. Hij heeft in de soul gezeten, in de country, disco. Zijn persoonlijke levensverhaal is hartbrekend en verpletterend, hilarisch en warm. Hij is een van de meest open en minzaamste mensen die ik ooit heb ontmoet.

Als ik vis, vang ik meestal niks, maar zo kan ik uren naar water staren zonder dat een ongeruste voorbijganger een telefoontje pleegt.

Er staan veel lovesongs op Serpentine Prison, al gaat ze wel vaak over een onevenwichtige relatie of over lui die een chronisch tekort aan affectie moeten verduren. Zoals in Oh Dearie of Take Me Out of Town.

Berninger: Ik geloof dat ik alléén maar over liefde schrijf. Of anders over angst, wat in zekere zin het tegenovergestelde van liefde is. Ik beschouw kunst ook als liefde. Of God als kunst. Zo hangt het allemaal aan elkaar. Maar ik schrijf nooit specifiek politieke songs, break-upsongs of partysongs. Wel zou je makkelijk een stuk of twintig nummers kunnen vinden waarin ik naar mijn lid refereer. (lacht)

Je woont nu al zeven jaar in LA. Hoe staat het met je surfcapaciteiten?

Berninger: Ik ben van niveau nul naar niveau één gegaan, en toen ben ik gestopt. Ik hou er niet van om in water te stappen waarin ik moet trappelen om boven te blijven. In een vijver wil ik zwemmen, maar de oceaan gaat me te ver. Ik ben bang van dieptes en van hoogtes. Fysiek zou ik nooit in een afgrond durven te springen. Maar in de emotionele sfeer doe ik niets anders. Als ik buiten iets onderneem, is het fietsen. Of vissen. Meestal ben ik al terug voor er hier thuis iemand wakker is. Ik vang meestal niks, maar het geeft me de kans om uren naar water te staren zonder dat een ongeruste voorbijganger een telefoontje pleegt. (lacht) Ik mag ook graag kijken naar het YouTube-viskanaal van een kerel die Bearz G. heet. Daar word ik oprecht gelukkig van. Een tip voor je lezers! Als kind heb ik járen gevist, bijna dagelijks. Ik maakte ook allerlei boten en vlotten, zwierf langs treinsporen… Een heel Tom Sawyer-achtige jeugd. Mijn oom Jack Berninger had een tabaksboerderij in Indiana, nabij Lawrenceburg. Zijn vrouw Elaine, mijn peetmoeder, die dit jaar is gestorven, is de andere persoon aan wie de plaat is opgedragen. Ik heb daar het grootste deel van mijn jonge jaren doorgebracht. Jack en Elaine waren mijn tweede ouders. Ik koester heel veel herinneringen aan die tijd en verwijs dikwijls naar die plek in mijn teksten – als Lawrencetown.

Ben jij vatbaar voor het oplichterssyndroom, het gevoel dat mensen je te hoog inschatten en je elk moment door de mand kunt vallen?

Berninger: Goeie vraag. Ik denk van niet. Wel heb ik me op het podium onnoemelijk vaak beschaamd en een beetje vernederd gevoeld, en stelde ik me bijna verontschuldigend op. Geen idee wat me heeft bezield om ooit op dat verhoog te willen stappen. Ik weet nog dat ik vroeger als koorknaap in de mis en met mijn lange witte gewaad stond te helpen het lichaam van Christus uit te delen aan mensen die ik kende, van oudere buurvrouwen tot meisjes uit mijn klas. Dat vond ik walgelijk maar tegelijk intrigerend. Dat bleef zo toen ik later begon te zingen. Maar inmiddels is dat gevoel weggesleten. Nu ben ik vrij en roekeloos. Wat niet betekent dat ik een dronken wrak mag zijn. (ernstig) Het is mijn plicht te entertainen, dus moet ik er mijn hoofd bij houden.

Klopt het dat je op het podium een soort autocue gebruikt voor je teksten, zoals nieuwslezers of tv-presentatoren?

Berninger: Ja.

Is dat niet een beetje zoals je eigen karaoke zingen?

Berninger: Neen, want ik kijk er zelden naar. Dat ding verlost me vooral van de zorg dat ik al die teksten uit het hoofd moet kennen. Het dieptepunt was een editie van het Eaux Claires-festival in Wisconsin enkele jaren geleden. Het was me voordien al honderden keren overkomen dat ik ergens een regel miste, maar nog nooit zéven keer tijdens één optreden. Na twee verkwanselde songs dacht ik: alsjeblieft, geen drie keer. Maar jawel, hoor. Ik viel ten prooi aan een domino-effect van angst, een echte ramp. Waarschijnlijk heeft de helft van het publiek er niks van gemerkt, of dacht het gewoon dat ik dronken was – wat wellicht nog klopte ook. Na die show moest ik een monitor hebben, ik kon het niet meer aan. En kijk: weten dat ik een vangnet heb, maakt dat ik sindsdien met veel meer goesting het podium op stap. Alleen mág ik tegenwoordig niet meer. Wreed. (lacht)

Serpentine Prison

Op 16/10 uit bij Concord.

Matt Berninger

Matt Berninger van The National kan het ook alleen

Geboren op 13 februari 1971 in Cincinnati, Ohio.

Studeert grafische vormgeving en trekt daarna de New Yorkse reclamewereld in.

Vormt in 1999 The National met de broederparen Scott en Bryan Devendorf en Aaron en Bryce Dessner.

Is getrouwd met Carin Besser, met wie hij vaak samen songteksten schrijft. Hun dochter heet Isla.

Brengt in 2015 een lp uit met El Vy, een duo met Brent Knopf van Menomena en Ramona Falls.

Woont in Venice, Californië.

Gaat nu solo met Serpentine Prison, een plaat geproducet door levende legende Booker T. Jones.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content