Lous and the Yakuza, van dakloze tot belofte van de belpop

Elmo Lê van Medewerker Knack Focus

Ze heeft één single uit, waarvoor ze meteen Rosalía’s rechterhand El Guincho kon strikken, die in één moeite ook haar nog te verschijnen debuutalbum in goede banen leidde. De Brusselse Lous heeft eindelijk de wind mee, en dat is een klein mirakel. ‘Ik heb mijn hele leven lang moeten horen dat ik een mislukkeling ben.’

Voor Marie-Pierra Kakoma (23) was het kweken van een olifantenvel de enige optie. Geboren in Congo, op haar vijf met haar gezin naar België gevlucht, om nog eens vijf jaar later in Rwanda te belanden. Ze was vijftien toen ze de volgende etappe in haar leven plande: opnieuw naar België verhuizen – deze keer alleen met haar zus, en tot ergernis van haar oudelui – in de hoop hier door te breken als artiest. Als achttienjarige dakloos op de straten van Brussel belanden maakte geen deel uit van haar toekomstplannen. Het is haar wel overkomen.

Niemand kent de loopgraven van het leven beter dan Lous. En toch heeft niemand een mooiere schaterlach dan de bruxelloise. Ze stráált, want Dilemme, de vooruitgeschoven single van haar debuutplaat Gore, heeft op het moment van onze ontmoeting zowel op Spotify als YouTube 250.000 luisterbeurten op de teller staan. Intussen zijn dat er voor beide bijna 750.000. Het zijn slechts cijfers, maar voor Lous illustreren ze een persoonlijke overwinning. Ze heeft namelijk voortdurend te horen gekregen dat ze haar kinderdroom nu echt wel eens moest laten varen. Godzijdank is ze een keikop.

Ik heb vijf jaar gedacht dat mijn ouders niet meer van mij hielden. Als je tienerdochter een droom heeft, laat je haar niet aan haar lot over.

Sinds de release van Dilemme een kleine twee maanden geleden staat de 23-jarige zangeres wereldwijd op de radar van Belangrijke Muziekmensen. Angèle is fan. Alicia Keys weet wie ze is. En de kans bestaat dat producer El Guincho, die Lous terzijde stond, het nummer in een enthousiaste bui heeft geappt naar Rosalía, wier album El mal querer hij ook producete. Lous lijkt uit het niets te komen, maar eigenlijk heeft ze al zeven ep’s uit. Al zult u die tevergeefs zoeken op het internet. ‘Vroeger zong ik in het Engels, nu in het Frans. Dat zou alleen maar verwarring zaaien. Ik wéét hoe mensen zijn. Ze zouden mij beschuldigen van een gebrek aan visie, terwijl ik net heel goed weet wat ik wil.’

Dilemme is misschien wel de beste popsong van 2019 die u nog niet kende. Catchy. Hartverscheurend ook. En dan staat er nog singles in de wachtkamer die verraden dat Lous inderdaad van wanten weet.

In je bio staat een opmerkelijke zin: ‘Lous n’a peut-être pas le talent inné’, ‘Lous is misschien geen geboren talent’. Qua zelfrelativering kan dat tellen.

Lous: Het is gewoon zo. Mijn ouders hebben thuis een videotape liggen van toen ik vier was. Verschrikkelijk wat voor een geluid er toen uit mijn mond kwam. Je zou denken dat je het zingen met de jaren beter onder de knie krijgt, maar viel dat even tegen. (grinnikt) Tot frustratie van mijn familie. ‘Ta gueule!’ riepen ze. Of ze brulden door het huis of het wat stiller mocht. Ze hadden trouwens gelijk: ik was écht een slechte zangeres.

Waarom dan volharden?

Lous: Ik heb als kind geleerd dat je nergens komt zonder ervoor te werken. Die mentaliteit hebben mijn ouders mij ingeprent. Ik ben van nature extreem gedisciplineerd. Sinds de dag dat ik heb leren schrijven, schrijf ik bijna dagelijks een gedicht. Elke gelegenheid is een goed excuus om iets neer te pennen. Ik hield ervan om dingen uit een encyclopedie of woordenboek te vissen en daarmee aan de slag te gaan. Op mijn zevende stond ik al op familiefeesten poëzie voor te dragen. Je zag iedereen denken: ‘Euh, oké dan.’ (lacht) Ik was namelijk ook niet zo goed in dichten, maar ik hield ervan. Ik ben geen uitzonderlijk talent. Ik heb gewoon veel passie en wilskracht. Dat heeft mij ver gebracht.

Op je vijftiende ben je, samen met je zus, naar Namen getrokken. Wie heeft je dat ingefluisterd?

Lous: Niemand. Een jaar eerder had ik die wens voor het eerst uitgesproken. Mijn ouders waren zó verbolgen. Ik had voor mezelf beslist dat ik een bestaan als artiest wilde nastreven en in België zou ik in betere omstandigheden kunnen studeren. Ze verklaarden mij voor gek – logisch ook. Daar is veel ruzie van gekomen, maar ik heb hen zo hard op de heupen gewerkt dat ze uiteindelijk niet anders konden dan mij te laten gaan.

Je had hier al eens gewoond. Wat herkende je nog van het land waar je als vijfjarige was beland?

Lous: Niets. Die eerste keer was ik hier als vluchteling. In Congo hadden we een perceel van vijf hectare groot, toen ik de eerste keer hier kwam, in Molenbeek, leefden we in een appartement van twintig vierkante meter. Dat was een schok. Ik dacht: ‘Wonen mensen hier echt op zo’n kleine ruimte?’

Lous and the Yakuza, van dakloze tot belofte van de belpop

Die tweede keer dat ik hier kwam, zat ik in Namen, op een goed internaat, tussen kinderen van welgestelde mensen. Ik had er alles voorhanden dat ik in Rwanda miste: goede bibliotheken en een snelle internetverbinding. Ik voed mezelf met kennis, om bij te leren en om iets te hebben waar ik over kan schrijven. In Afrika was ik door gebrek aan informatiebronnen op mijn limieten gestoten. Zo ben ik hier gefascineerd geraakt door manga’s, Japanse stripverhalen. Die waren in Rwanda niet zo makkelijk te vinden.

Je was hier in de eerste plaats om te studeren. Was je een goede student?

Lous: Ja en nee. Ik ging graag naar school, ik leerde bij, maar ik zag het nut van examens niet. Waarom zou ik moeten bewijzen dat ik iets heb opgestoken? Op mijn achttiende ben ik dan aan een bachelor wijsbegeerte begonnen, tot ergernis van mijn ouders. Zij wilden dat ik, net als hen, dokter zou worden. Ik studeerde dus wel, maar eigenlijk wilde ik maar één ding: schrijven en performen.

***

Haar leven bestaat enkel uit extremen, vertelt Lous, de schouders ophalend. In de wereld van de 23-jarige zijn er slechts twee kleuren: zwart en wit. ‘Ik ben extreem gelukkig of doodongelukkig, maar niets daartussen.’ Ze drinkt van haar groene thee, haalt diep adem en zegt, haast fluisterend: ‘Ik ben altijd blijven geloven dat ik op een dag mijn verhaal zou kunnen doen. Niemand geloofde dat ik het ver zou schoppen, buiten mezelf.’

Je bent op je achttiende door je huisbaas op straat gezet. En je zou twee keer aangevallen zijn op straat. Hoe blijf je in zo’n situatie in een goede afloop geloven?

Lous: Ma vie était de la merde. Ik geloofde in mijn eigen kunnen, maar verloor mijn vertrouwen in de mensheid. Ik was achttien en dakloos in Brussel. Ik heb het mij talloze keren afgevraagd: ‘Waaraan heb ik dit verdiend?’ Ik had nog nooit een vlieg kwaad gedaan. Dat ik op straat was beland, was voor mijn ouders het bewijs dat ik nooit had mogen verhuizen. Alle mensen die mij onvoorwaardelijk zouden moeten steunen – familie en vrienden – zagen mij als een gigantische mislukkeling. Dat heeft mij diep geraakt. Mon âme, coeur et esprit étaient tordu. Niemand wilde helpen. Niemand geloofde in mij.

Ik heb drie maanden lang niet meer gesproken, een soort stiltemoment als tegenreactie. Ik gebruikte mijn stem enkel nog om te zingen. Ik dacht: als iedereen dezelfde mening over mij heeft, zoek ik in mezelf wel naar antwoorden. Die zelfreflectie heeft mij goed gedaan. Wanneer iedereen je het gevoel geeft dat je gefaald hebt, ben je geneigd dat te geloven. Maar diep vanbinnen was ik er vurig van overtuigd dat ik het op een dag zou maken. Daar ben ik heilig in blijven geloven, en kijk nu. Sommige mensen die mij destijds de grond in hebben geboord, erkennen nu wel dat ze fout waren.

In Dilemme zing je: ‘Tout ce qui m’entoure m’a rendu méchante.’Die zin houdt steek nu.

Lous: Dilemme gaat over het gevecht dat ik al jaren voer. Le choixentre la lumière et l’ombre, tussen praten en zwijgen, tussen andermans verwachtingen inlossen en mijn eigen prioriteiten stellen. Dilemma’s zijn de rode draad doorheen mijn leven. ‘Si je pouvais, je vivrais seule’, zing ik ook. Ik ben ervan overtuigd dat een leven in m’n eentje de zaken had vergemakkelijkt. Kijk, ik ben misschien kritisch in mijn teksten, maar ik houd uit de grond van mijn hart van mijn dierbaren, ook van diegenen die mij hebben gekwetst.

Ta gueule!” riep mijn familie als ik thuis zong. Ze hadden gelijk: ik was écht een slechte zangeres.

Was het geen optie om de feiten te verbloemen? Ik kan me voorstellen dat sommigen van je naasten zich geviseerd zullen voelen.

Lous: Dat zal zeker gebeuren. Maar om op je vraag te antwoorden: neen. Als ik een tekst schrijf, zet ik bovenaan op de pagina ‘vérité’, om mezelf eraan te herinneren dat ik eerlijk moet zijn. Ik weet zeker dat enkele familieleden een inzinking wacht: Dilemme was nog maar het begin. (lacht) Er staan nog veel teksten op de plaat waarvan je zult denken: ‘Is dit écht gebeurd?!’ Ze gaan mij in elk geval beter kennen na het beluisteren van het album dan nu. (stil) Ik ben oprecht bang om het gesprek met hen aan te gaan. Ik wéét dat ze mij over bepaalde passages zullen aanspreken.

Wat heeft je het hardst gekwetst?

Lous: Ik ben met drugs in contact gekomen, ik ben ziek geweest, ik heb in een kelder in Molenbeek gewoond, maar het heeft mij vooral diep geraakt dat mijn familie en ik uit elkaar zijn gedreven. Ik heb vijf jaar lang gedacht dat mijn eigen ouders niet meer van mij hielden. We hadden geen contact meer. Als je tienerdochter een droom heeft, laat je haar niet aan haar lot over. Je advies beperkt zich niet tot: doe normaal en zoek een échte job – omdat het artiestenleven een onzeker bestaan is. Als mijn dochter mij later vertelt dat ze pakweg metallurgie wil studeren, ga ik mij op zijn minst eerst informeren alvorens commentaar te leveren. Die bekrompenheid neem ik hen kwalijk.

Nu, vandaag gaat het weer tussen ons, alsof er nooit iets gebeurd is. Zij wonen hier niet, maar we horen elkaar dagelijks via WhatsApp.

***

Lous heeft genoeg redenen om furieus te zijn, maar ze is ook gul met liefde. Daar verandert een tegenslag of acht niets aan. ‘Lous’ is niet zomaar een anagram van ‘soul’.

Het tweede deel van haar artiestennaam heeft ze overgehouden aan haar fascinatie voor Japanse cultuur. ”Yakuza’ staat voor iedereen die in mij gelooft – mijn bende. Lous alleen dekt de lading niet. Alles wat ik onderneem, doe ik samen met de mensen rondom mij.’ Ze schildert ook, onder de naam Rostantinople, al gaat de aandacht de komende maanden naar Gore, haar debuutalbum, dat in het voorjaar moet verschijnen. Daarop zal blijken dat trap en chanson een mooi koppel vormen.

Lous: Ik heb van mijn vader klassieke muziek en opera meegekregen. Traditionele Afrikaanse muziek leerde ik kennen langs moederskant. Ook alle klassiekers zijn thuis gepasseerd: Michael Jackson, Prince, The Eagles, The Rolling Stones, The Beatles… Maar naar chanson luisterden wij eigenlijk niet. Jacques Brel kende ik wel, van de radio. En die andere. Hoe heet hij weer? Jean-Claude?

Lous and the Yakuza, van dakloze tot belofte van de belpop

Claude François.

Lous: Ja! Ook niet slecht. Sinds enkele jaren probeer ik chanson met trap te rijmen, omdat de dynamiek tussen die twee uitersten mij bevalt. Alleen lukte het mij maar niet om ze in elkaar te laten vloeien. Tot ik op een dag een teaser van Rosalía’s Malamente hoorde. Wat was dát? Ik wist niet dat het mogelijk was zoiets revolutionairs te maken met een flamencozangeres. Ik heb meteen opgezocht wie de productie had gedaan. El Guincho dus.

Hoe ben je tot bij hem geraakt?

Lous: Door mijn platenfirma te bevelen contact met hem op te nemen. (lacht) Ze hebben hem gemaild en tot mijn grote verbazing was hij overtuigd. ‘Kom naar Barcelona’, schreef hij terug. Het plan was samen twee nummers op te nemen. Dat werden er drie, later vier en uiteindelijk heb ik gevraagd of hij het hele album wilde produceren. Dat zag hij zitten.

Er zijn weinig mensen in deze industrie met wie het op alle vlakken klikt, maar El Guincho is er een van. Hij is mijn mentor. Ik noem hem oom Pablo, hoewel hij niet eens zo oud is. We horen elkaar dagelijks. Voor ik knopen doorhak – zowel artistiek als professioneel – klop ik eerst bij hem aan. Hij was hard, maar rechtvaardig: ik heb gewéénd in zijn studio, maar hij is er wel in geslaagd het beste in mij naar boven te halen. He really cares. Ik ben ervan overtuigd dat onze ontmoeting in de sterren geschreven stond.

Hebben die tekens op je gezicht ook een betekenis?

Lous: Elke ochtend mediteer ik en nadien teken ik iets op mijn gezicht, naargelang hoe ik me voel. (wijst naar haar voorhoofd) Deze zul je vaak zien. Het moet iemand voorstellen met de armen wijd. Die houding stelt extreem geluk voor, maar ook een schreeuw om hulp. Dat ben ík. Euforisch of doodongelukkig. Niets daartussen.

Gore

Uit volgend voorjaar bij Sony. Eind deze maand, begin december verschijnt eerst nog de single Tout est gore. Op 24/3 staat Lous and the Yakuza in de Botanique, Brussel. Alle info: botanique.be

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Lous and the Yakuza

Geboren in het Congolese Lubumbashi in 1996.

Groeit op in Congo, België en Rwanda.

Beslist op haar vijftiende Rwanda in te ruilen voor Brussel om haar droom na te jagen: artiest worden.

Kiest voor Lous als artiestennaam, niet toevallig een anagram van ‘soul’.

Debuteert volgend jaar met Gore, een mix van chanson en artpop die naar de keel grijpt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content