Lokerse Feesten, dag 4: Triggerfinger weet hoe een publiek rond de vinger te winden

© Piet Goethals

De vierde dag van de Lokerse Feesten was gewijd aan het betere gitaargeweld. The Sore Losers trapten met veel animo af, Johnny Marr evoceerde de industrieterreinen van Manchester, Miles Kane deed postpunk herleven en Triggerfinger liet zien wat de term ‘podiumbeest’ betekent.

The Sore Losers (***1/2): alomtegenwoordige glimlach

Van begin tot einde speelde het Limburgse The Sore Losers met een aanstekelijke lach op het gezicht. Dat straalden ze niet enkel op elkaar af, maar ook op het talrijke publiek, dat er spontaan vrolijk van werd. Dat het een enorm groovy en smerige set ging worden, wist u al vanaf de opzwepende drumlijn, de zwaar distorted gitaar en het schreeuwerige refrein van ‘Don’t know nothing’, afkomstig uit hun in februari verschenen plaat ‘Roslyn’. Het nam u terug mee naar de hoogdagen van de garage rock. Zonder boe of bah werd ‘Working Overtime’ ingezet, dat op zijn beurt weer overging in het oudere nummer ‘Your Smile’. De Limburgse trots kende duidelijk de rockgeschiedenis. Met enkele knipogen naar de Rolling Stones, Johnny Cash en andere helden – gethematiseerd in het nummer ‘Gold in them hills’ – leverden Jan Straetemans en zijn straatkatten een strakke en wilde set met veel tempowisselingen en andere zijsprongetjes. Afsluiter ‘Commanding the night’ moest ‘ene begaaide’ worden en naar het chaotische einde toe werd het inderdaad ‘hennig begaaid’ in de beste zin van dat woord. De onzuiverheden en foutjes nam u er graag bij. Het maakte het geheel alleen maar speelser.

Johnny Marr (***): There is a light that never goes out

Johnny Marr bouwt duidelijk op zijn legacy als ex-gitarist -en songwriter van het legendarische The Smiths. Waarschijnlijk daarom dat de Grote Kaai bomvol was en waarschijnlijk ook daarom dat de nummers van zijn soloplaat ‘The Messenger’ op minder gevolg konden rekenen in vergelijking met Smiths-klassiekers als ‘Panic’, ‘Stop me if you think you’ve heard this one before’, ‘Bigmouth Strikes Again’, ‘Please please please let me get what I want’, ‘How soon is now’ en ‘There is a light that never goes out’. Toch, de man blijft een van de invloedrijkste gitaristen ter wereld en dat bewees hij ook nu. ‘Generate! Generate!’ werd opgedragen aan de 16de eeuwse Franse filosoof en wiskundige René Descartes. Ondanks dat ietwat pretentieuze gegeven vertoonde het nummer in vergelijking met de andere ‘The Messenger’-telgen meer ballen en surfte het op een postpunkgolf à la Wire. Marr voelde dat ook aan en een eerste glimlachje verscheen op zijn gezicht. In zijn zwarte tightpants en roze hemdje stond hij lekker te swingen. Ook ‘I fought the law’, een cover van het legendarische The Crickets, ging terug in de tijd. Een leuke set die de industrieterreinen van Manchester evoceerde, maar daar ook net iets te lang bleef hangen. Maar de (oud-)hipsters in het publiek waren duidelijk tevreden.

Miles Kane (****): Brutaal en sexy

Als een ‘legende in wording’ werd hij aangekondigd en misschien klopt dat wel. Miles Kane heeft natuurlijk al heel wat op zijn palmares staan. Hij was actief in wijlen The Rascals en deelt het podium met Arctic Monkeys-frontman Alex Turner in The Last Shadow Puppets. Ook als frontman van zijn eigen band is Miles Kane een aanschouwing. Hij ontpopte zich tot podiumbeest en speelde naar hartenlust met publiek en camera. Zijn brutaal speelse rock met jazz-, noise-, funk-, ska- en vooral postpunkinvloeden vormden de ideale soundtrack voor allerlei spastische beenbewegingen en het goedleggen van zijn haar in de camera tijdens ‘Give Up’. Dat nummer zorgde zelfs voor een spring/moshpit. Bewoog hij zijn kortgeknipte kopje – quasi onmerkbaar – naar links, dan doorbrak die kant van het podium de geluidsbarrière. Bewoog hij zich naar rechts, dan was de reactie minstens even luid. Miles Kane is meer dan ‘Don’t forget who you are’ – waar uiteraard hevig op gedanst werd – en afsluiter ‘Come Closer’ – dat nog lang na zijn set meegezongen werd. Sexy en brutaal. Het publiek at uit zijn hand.

Triggerfinger (***1/2): hoe een publiek om je vinger te winden

De enorme backlights deden al vermoeden dat dit een performance ging worden om u tegen te zeggen. Met een strak pak met camouflageachtig motief betrad frontman Ruben Block zijn podium. Voor een bomvol terrein lieten hij en de ietwat gezette bassist Paul Van Bruystegem – die trouwens door de zware distortion ook heerlijk ‘gezet’ en grofkorrelig klonk – hun gitaren letterlijk krijsen en janken. Bij het rauwe r&b-ritme van ‘Game’ bleef het publiek nog redelijk rustig. Maar dat zou al snel veranderen door de funky danspasjes en pulserende heupen van Block, die geen millimeter van de planken onbenut liet. Titeltrack ‘By absence of the sun’ uit het gelijknamige nieuwe album zat, net als de andere nummers van die plaat, goed. Wie alleen daar was om Triggerfinger het compleet sufgecoverde ‘I follow rivers’ te horen spelen, werd plots geconfronteerd met de eindeloze monoloog van Falco in het legendarische nummer ‘Jeanny’. Het oudere ‘My baby’s got a gun’ zorgde voor een uitbarsting van noisy gitaargejoel. Zelfs de VIP-man met roze Gaastra-pull rond de schouders vond dit ‘wel erg wild’ en begon met zijn vrouw te springen. Het onvermijdelijke ‘All this dancin’ around’ werd ook gespeeld en uiteraard geapprecieerd. Maar de veel te langgerekte drumsolo nam het tempo compleet weg en was niet op zijn plaats in zo’n strakke set. Het publiek kon het echter smaken en juichte als een kind toen Block en Van Bruystegem de drum beklommen en met zware verlichtingskoppen het publiek en drummer Mario Goossens belichtten. Afsluiten deed de Antwerpse rockband met ‘Cherry’, maar werd al snel teruggeroepen voor twee bisnummers, waarin zanger Block zijn enorme stembereik tentoonspreidde en liet zien wat een ijl zanggeluid is. Triggerfinger schoot met scherp en wond het publiek anderhalf uur lang rond hun vinger.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content