Lessen voor de muziekbusiness vanuit de game-industrie

MXP4-CEO Albin Serviant adviseert het muziekbedrijf.

Het gebeurt niet vaak dat iemand de muziekindustrie probeert voor te schrijven welke kant ze uit moet gaan. Op dit eigenste ogenblik gebeurt het wel, want begin deze week zette Albin Serviant, CEO van interactief muziekbedrijf MXP4, iets online wat hij zelf ‘drie kritische lessen vanuit de game-industrie’ noemt. Wat kan de muziekbusiness dan wel van die andere entertainmentsector leren?

Wel, ten eerste observeert Serviant dat consumenten graag sociaal zijn terwijl ze een product gebruiken. Terecht merkt hij op dat dankzij concerten, feestjes, mixtapes enzovoort muziek altijd al een sociaal medium was, maar volgens hem mag het nog iets meer zijn. Muziek delen moet nóg makkelijker worden, en fans en artiesten moeten in vlot contact met elkaar kunnen staan – net als gamers onderling makkelijk interageren.

Vervolgens, zo luidt zijn tweede les, moet de muziekindustrie aanvoelen dat klanten uit zijn op een persoonlijke aanpak. Ze moeten in staat zijn hun muziek zelf onder handen te nemen, zelf remixes en nieuwe nummers te maken, de muziek dus helemaal naar hun eigen hand te zetten.

In al dat gekokkerel met muzieknummers moet – en dat is les nummer drie – een element van competitie aanwezig zijn. Daarbij heeft de CEO iets in gedachten als een soort van waarderingswedstrijdje tussen de verschillende bewerkingen van een nummer, beoordeeld door de oorspronkelijke artiest.

Natuurlijk biedt de vergelijking die hier getrokken wordt tussen de wereld van de muziek en die van gaming een interessante invalshoek, maar we kunnen wel heel wat kritische bemerkingen bij Serviants betoog plaatsen. De eerste daarvan is dat de aangehaalde aspecten – en niet alleen het sociale – allemaal al aanwezig zijn in de muziekwereld.

Er is een gigantisch aanbod aan muziek vandaag de dag, en dat aanbod is dankzij het internet toegankelijker dan ooit. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat iemands muzieksmaak al niet gepersonaliseerd zou zijn door de keuzes die hij of zij binnen dat aanbod maakt. Daarnaast is muziek – net zoals mode of interieurdesign – altijd al één van de gebieden bij uitstek geweest waarmee je je goede smaak kon etaleren, en dus in competitie gaat met de minder smaakvollen dezer aardbol.

Een tweede belangrijk punt dat Serviant schijnt te vergeten is dat muziek behoort tot de podiumkunsten, en dat er binnen de podiumkunsten normaal gezien een scheiding is tussen performer en publiek. Lang niet iedereen in dat publiek is geïnteresseerd – laat staan getalenteerd genoeg – om zelf ook tot performance over te gaan. Wanneer iedereen een platform heeft om zelf te gaan produceren, is het maar zeer de vraag of de kwaliteit van die producties ook werkelijk hoge toppen zal scheren.

Het lijkt erop dat de zogenaamde lessen van Serviant in een muziekindustrie die al gefragmenteerder en onoverzichtelijker dan ooit is, niet echt veel nieuws aanbrengen. Ongetwijfeld is er een publiek voor een hybride vorm tussen produceren en consumeren, maar dat publiek komt ruimschoots aan zijn trekken in software zoals het bedrijf van Serviant zelf ontwikkelt. De gewone muziekindustrie heeft waarschijnlijk geen nood aan een interactieve revolutie om te blijven boeien.

Dieter Brusselaers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content