De jongens van Jungle bewezen dat ze meer zijn dan een studioproject, maar vergaten de sfeer open te breken tot meer.
Plus: Jungle, dat zijn twee, jonge Britse studio wizards die de funk anno Curtis Mayfield doen herleven, zij het met een sterk ontwikkeld popinstinct. Op het podium laat het duo – ze heten Josh Lloyd-Watson en Tom McFarlan, mocht u het willen weten – zich omringen door een drummer, percussionist, een gitarist en dubbele vocale assistentie. Zelf kunnen ze uit de voeten aan de toetsen, bas en gitaar, en zingen doen ze meer dan aardig. Maar wat meer: zowat elke track op hun onlangs verschenen, titelloos debuut is een potentiële single. Dat allemaal samen zorgde er voor dat de Castello, voor het eerst, helemaal vol liep, klaar voor een feestje. Dat leek aardig te lukken: The Heat, Lucky I Got What I Want, Son of a Gun, Julia… de ambiance zat meteen snor, en op het podium werd met veel goesting en schwung gemusiceerd. Fijn ook om te zien hoe het jonge volkje vlot mee ging in deze opgewaardeerde seventiestrip. En toch.
Min: De jongens van Jungle bewezen dat ze meer zijn dan een studioproject, en niet op laptops of andere verborgen machinerie moeten terugvallen om hun sound overeind te houden. Maar het is vooral sound. De gelijkaardige manier waarop elke song is opgebouwd – de falsetstemmetjes, de strategisch gedropte blazers, de aanstekelijke hooks – is, nou ja, té gelijkaardig. Het werkt op plaat, in de huiskamer, maar live is er van opbouw of apotheose weinig sprake. Met een iets langere gitaarsolo of percussiebreak red je het niet. En dan mag het nog zo goed klinken, wij bleven na 20 minuten op onze honger naar iets extra zitten.
Hoogtepunt: De gesmeerde overgang van het instrumentale intronummer Smoking Pixels naar The Heat sloeg meteen de vlam in de pan. Vroeg pieken, het heeft z’n voor- en nadelen.
Aftermovie-gehalte: 3,1/5
Jonas Boel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier