Joesef, van barman tot bard: ‘Ik zou nooit muziek maken waar ik niet op kan dansen’

© Nathan Dunphy

Na een straalbezopen opvoering van California Dreamin’ besloot de Schotse Joesef, aangespoord door een vriend, dat hij zanger zou worden. Intussen nomineerde BBC hem voor de Sound of 2020, is Sam Smith fan en brengt hij een debuutplaat uit vol tedere sad boy bangers.

Joesef (zijn echte voornaam) prijkte al in 2020 in BBC’s Sound of-lijst, tussen inmiddels redelijk gevestigde namen als Celeste, Arlo Parks en Joy Crookes. De samenstellers prezen toen de ‘soul-baring pop songs’ waarmee zijn eerste ep Play Me Something Nice was gestoffeerd. Ook op de opvolger Does It Make You Feel Good? laaide het relationele melodrama hoog op. Joesefs liefdesleven – hij valt zowel op mannen als op vrouwen – is behoorlijk turbulent, maar het is vooral zijn ongeveinsde, troostende manier van schrijven die hem internationaal al veel aanhangers bezorgde. We spreken de Schotse ex-barman op de vooravond van de release van zijn eerste langspeler Permanent Damage. Hij logeert voor de eindejaarsdagen in het huis van zijn moeder in Glasgow, al is Londen inmiddels zijn thuis.

In de arbeiderswijken van Glasgow waar ik opgroeide, was muzikant worden geen optie. Ik kende niemand die zanger was.

Joesef: Dat heeft niet alleen met mijn muzikale carrière te maken, hoor. Mijn voeten beginnen te jeuken als ik te lang op dezelfde plek blijf. Ik had me ook graag in New York of Parijs gevestigd.

Omdat je – zoals je ten tijde van je verhuis beweerde – iedereen in Glasgow had geneukt die er te neuken viel?

Joesef:(bedekt gegeneerd zijn gezicht) O, ik en mijn grote mond! (lacht) Ik heb mijn hele leven in Glasgow gewoond, al bij al een kleine stad. Naarmate je ouder wordt, kan het hier claustrofobisch worden. Maar ik heb altijd al mijn horizon willen verbreden, de wereld zien en, euhm, andere mooie mensen ontmoeten. (lacht)

Welk vooroordeel jegens Glasgow moet je het vaakst ontkrachten?

Joesef: Dat het nog steeds de gewelddadige, brutale plek is die het lang is geweest. Eerst vechten, dan denken: dat was hier tot enkele jaren geleden het devies. Maar wat het meest over het hoofd wordt gezien, is het gemeenschapsgevoel. Glaswegians zijn heel vriendelijk, passioneel en eerlijk. Je kunt er je buurman nog om suiker vragen of een praatje slaan aan de bushalte. En onze humor is iets heel aparts, fucking hilarious. Ik keer zeker terug naar Glasgow om er mijn kinderen groot te brengen, als ik die ooit wil.

Sommige artiesten hebben van meet af aan een visie en een plan, anderen laten het zich allemaal maar overkomen. Tot welke categorie behoor jij?

Joesef: Ik dacht aanvankelijk: go with the flow, want ik had geen idee wat ik aan het doen was. Maar omdat er nu eenmaal zo’n controlefreak in mij huist, zou ik uiteindelijk altijd het heft in handen hebben genomen, welk beroep ik ook had gekozen. Ik ben zo’n beetje in de muziek gerold, maar heb al snel de hele handel en wandel geabsorbeerd om er het beste van te kunnen maken.

Je eerste straffe wapenfeit was geen single of concert, maar een marketingstunt: je verkocht de befaamde muziekclub King Tut’s in Glasgow uit zonder al muziek te hebben uitgebracht.

Joesef: (grinnikt) Dat is de mentaliteit die mijn maat annex manager en ik al snel hebben gecultiveerd: wat kunnen we doen om de boel in beweging te brengen maar toch ook een beetje in de maling te nemen? Op dat moment werkte ik in een bar en hij in een supermarkt. Met ons spaargeld maakten we flyers en kochten we reclameborden waarop we stukjes songtekst plakten, zonder verdere uitleg. Zo zwengelden we de mond-tot-mondreclame aan. In een relatief kleine stad als Glasgow is daar niet zo veel voor nodig. Toen we alle driehonderd kaartjes verkocht hadden, waren we apetrots. Zeker omdat we het op zo’n schalkse manier hadden klaargespeeld.

Diezelfde vriend had je ertoe aangespoord om zanger en songschrijver te worden nadat je op een open-micavond aardig bleek te kunnen zingen, zelfs al was je straalbezopen.

Joesef: In de arbeiderswijken van Glasgow waar ik opgroeide, was muzikant worden geen realistische beroepsoptie. Als kind kende ik niemand die zanger was. Daar heb je namelijk geld en connecties voor nodig. Maar na die dronken avond besefte ik voor het eerst dat ik a bit of a voice had. Die vriend zag plots iets in mij dat ik zelf nog niet had ontdekt: een rauw talent dat ontwikkeld diende te worden. Aan hem heb ik alles te danken, want voor muziek had ik toen hoegenaamd geen ambitie. ‘Als je dit wilt, dan kún je het ook’: die schop onder de kont had ik nodig. So thank fuck. (lacht)

© National

Je schreef de songs van je eerste ep’s op je eentje in je slaapkamer met laptop en gitaar terwijl je een kater had en depri was. Ook in je – autobiografische – teksten wordt er behoorlijk wat gezopen. Is drank een creatieve motor voor jou?

Joesef: Nee. Vroeger dacht ik dat ik me belabberd moest voelen om iets op papier te krijgen. Maar in feite komt het gros van mijn materiaal voort uit relaties die – vaak als gevolg van individuele of gezamenlijke beschonkenheid – stormachtig verlopen. Het is dus niet de alcohol zelf waar ik uit put, maar veeleer alle relationele melodrama dat ik in dronken toestand meemaak. (lacht) Glasgow heeft een ferme drinkcultuur. In Londen probeer ik me tegenwoordig een beetje te gedragen. Tenminste, ik hoop dat je dat gelooft. (lacht)

Ik zou nooit muziek maken waar ik niet op kan dansen. Anders kan ik net zo goed uit het raam springen.

Toen Pitchfork James Blake jaren geleden in een recensie een sad boy noemde, reageerde hij gepikeerd: het stigmatiseert mannen die openlijk voor hun gevoelens uitkomen terwijl dat net veel last van hun schouders kan gooien, stelde hij. Hoe ga jij met dat brandmerk om?

Joesef: Het stoort me niet en ik lig er zeker niet van wakker. Al vind ik wel dat het de oprechte, donkere inhoud van de songs banaliseert. Sad boy klinkt meer als een tekenfilmfiguur, toch? Terwijl de ervaringen die ik bezing me wel degelijk hard geraakt hebben. Anderzijds gebruik ik muziek om als het ware vakantie te nemen van mezelf. De liedjes worden geboren uit donkere materie, maar klinken vaak opmonterend. Ik zou nooit muziek kunnen maken waar ik niet op kan dansen, al was het maar af en toe. Anders kan ik net zo goed uit het raam springen. (lacht)

Zit er een narratief in Permanent Damage?

Joesef: Zeker. Het album gaat over hoe ik erin slaagde een relatie te redden maar gaandeweg tot het verschrikkelijke besef kwam dat ik daarbij een deel van mezelf ben kwijtgeraakt, omdat de hele ervaring me voorgoed heeft veranderd.

Praat je in het echte leven ook zo onbelemmerd over je liefdesleven?

Joesef: Nee. Vroeger reageerde ik heel zelfdestructief wanneer het misging in de liefde – ik begon te zuipen, dus. Zomaar verwoorden wat er in mij omging, vond ik moeilijk. Dat ligt aan mij, want mijn moeder en de rest van mijn familie vertellen wel vlot wat er op hun lever ligt. In mijn songs lukt dat wel. Met mijn ex heb ik dat soort openhartige conversaties nooit gehad, maar hij vindt het niet erg dat ik alles met mijn luisteraars deel. Ik maak hem immers niet belachelijk, ik vertel het gewoon zoals het is. Weet je, veel mannen leggen hun gevoelens nooit bloot en hebben dus geen flauw benul van hoe ze ermee moeten omgaan. Het is geen geheim dat zelfmoord een van de belangrijkste doodsoorzaken bij mannen onder de veertig is. Maar je merkt wel een kentering. Depressie is bespreekbaarder geworden. Zelfs boksers en andere heel mannelijke sportlui leggen tegenwoordig hun mentale gezondheid op tafel. We hebben nog een lange weg te gaan – de opvoeding speelt daar een grote rol in – maar het gaat tenminste de goede kant op.

Iets anders: hoe komt het dat veel Schotten – jijzelf incluis – prompt hun malse accent verliezen wanneer ze beginnen te zingen?

Joesef: Denk je dat ik even populair zou zijn geworden als ik had gezongen zoals ik hier tegen jou praat? (lacht) Ik weet het niet, man. Ik heb altijd meegezongen met artiesten die ik goed vond en die zongen ook niet met een accent, dus nam ik dat onbewust over.

Je had het over je controledrang. Kies je zelf de muziek die door de zaal schalt net voor je concerten beginnen?

Joesef: Ja. Ik wil op voorhand een partysfeer opwekken. Maar toch verbaast het mij dat de shows altijd zo hectisch verlopen terwijl mijn muziek net heel zachtaardig en teder is. Mensen gaan compleet uit hun bol. De laatste keer dat ik in Berlijn speelde, trokken sommigen hun T-shirts en beha’s uit. Hoezo, sad songs? (lacht) Maar ik moedig die reacties graag aan. Op mijn shows mag je doen wat je wil. Zolang we allemaal maar voor elkaar zorgen en ons amuseren. Waarmee ik het publiek dan opwarm? A Tribe Called Quest. Never Too Much van Luther Vandross. Draai dát nummer vlak voor showtime en de hele zaal stuitert van pure opgewondenheid tegen de muren. (lacht) Als Luther Vandross nog zou leven, zou ik hem op een pint trakteren.

Permanent Damage

Uit op 13.01 bij AWAL.

Joesef

Geboren in 1995 in Glasgow ‘en daar zal ik ook sterven’.

Werkt aanvankelijk als barman.

Wordt door zijn maat en toekomstige manager aangespoord om zanger en songschrijver te worden nadat hij op een open-micavond ladderzat California Dreamin’ van The Mamas and the Papas zingt.

Leert zichzelf gitaar, bas, toetsen en drums te spelen en software te gebruiken.

Maakt melodramatische soulpop, ook wel ‘sad boy bangers’, maar gebruikt zelf liever de omschrijving ‘pure working class torch songs’.

Mag Arlo Parks, Elton John, Mark Ronson en Sam Smith tot zijn fans rekenen.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content