Gent Jazz, dag 9: de congregatie van John Zorn
Met 39.000 bezoekers beleefde Gent Jazz een recordeditie. Na de kater van Sting maakte John Zorn zijn sterrenstatus meer dan waar.
Na de late afzegging van Sting hing er een opmerkelijke sfeer op de slotdag van Gent Jazz: weinig cynisme of zure opmerkingen, veeleer mededogen met de organisatie en ongerustheid over de financiële consequenties voor het festival. De passage van avant-gardist John Zorn, die een hele concertdag naar zijn hand mocht zetten, voelde aan als een opgestoken middelvinger naar het lot: fuck this, let’s have fun.
Na de afzegging van Sting klonk de passage van Zorn als een opgestoken middelvinger naar het lot: fuck this, let’s have fun.
En zo gebeurde het ook, met dank aan de grootmeester. In drie maanden tijd schreef Zorn 300 atonale stukken, die hij bundelde onder de naam ‘Bagatelles’. Live draaide dat in Gent uit op veertien miniconcerten, gebracht door negentwintig muzikanten in verschillende combinaties. Uniek evenement of uitputtingsslag? Het werd een kolkende performance in vier hoofdstukken, en bovenal een showcase voor Zorn de componist.
Deel 1: Het ontspoorde metrostel
Ere wie ere toekomt. De meester zette de marathon zelf in met zijn Acoustic Masada. De energiestroom die Zorn in het gezelschap van Dave Douglas, Greg Cohen en Joey Baron kan ontwikkelen, is ondertussen genoegzaam bekend. Waanzinnig snel flitste de eerste ontlading door de tent. Als vier vuurspuwers vormden ze een front. Een ding viel flagrant op: Zorn bepaalde elk detail. Door kleine handbewegingen leidde hij als een ware controlefreak elke wending. De toon was meteen gezet. Hij zou de hele avond trouwens alle artiesten en groepen aankondigen. Het was duidelijk dat hier geen ruimte voor toeval was.
Het was meteen duidelijk: Zorn liet geen ruimte voor toeval.
Pianist Sylvie Courvoisier en violist Mark Feldman kregen de ogenschijnlijk onmogelijke opdracht aan te sluiten bij die heftige openingsact. Ze slaagden daar con brio in door hun ontregelde dynamiek, gebaseerd op de fysieke manipulatie van (prepared) piano en viool. Heftige snapshots volgden elkaar op, maar ook: een esoterisch ingetogen stukje van verscheurende schoonheid.
Mary Halvorson is uitgegroeid tot een van de meest toonaangevende gitaristen van haar generatie. In het kader van de Bagatelles verscheen de ‘Code Girl’ (zoals de titel van een recente cd luidt) een eerste keer op het podium met haar kwartet (gitarist Miles Okazaki, contrabassist Drew Gress, drummer Tomas Fujiwara). Ze gingen tekeer met de snelheid van een ontspoord metrostel in de New Yorkse ondergrond, met een op hol geslagen ritmesectie en Halvorson en Okazaki die uiteindelijk alles in goede banen wisten te leiden. Het laatste nummer leek dan weer op de soundtrack van een documentaire over surfers die halsbrekende toeren uithalen bij stormweer. Onvatbaar en tegendraads.
Deel 2: Motherfuckers onder elkaar
Next: twee cellisten in het onstuimige universum van Zorn. Erik Friedlander en Mike Nicolas hebben namelijk een reputatie als het gaat om genreverstrengeling. De arabesken vloeiden moeiteloos uit hun snaren. Hedendaags klassiek en avant-garde à gogo, en zo te klasseren onder het vakje ‘uneasy listening’. En dat is hier als compliment bedoeld.
Dit was hedendaags klassiek en avant-garde à gogo, en zo te klasseren onder het vakje ‘uneasy listening’.
Als ‘a punk version of the Bagatelles’ introduceerde Zorn het trio Trigger. Hij had er gerust hardcore en noise kunnen aan toevoegen. Drie jonge kerels in headbanging-modus met de volumemeter in het rood. De parallellen met Abacaxi (van wie Julien Desprez op de Garden Stage uit de bol ging met drummer Teun Verbruggen) en vooral Zu waren frappant. Het sneed door merg en been, maar je bleef ook zitten met een gevoel van ‘so what?’ Zeker toen de gitarist nog een stoel omver schopte en op zijn knieën wat verder fulmineerde, werd de grens van de rockclichés net te ver overschreden.
Wat een verschil nadien met Craig Taborn. In zijn eentje achter de piano etaleerde hij een even grote slagkracht maar zonder uiterlijk vertoon. Zijn buitengewone, subversieve pianostijl zorgde voor pieken van scherpzinnigheid. Met een sarcastische grijns op zijn gezicht linkte hij Cecil Taylor aan Alexander von Schlippenbach – en tegelijk bleef hij vooral zichzelf trouw. ‘In New York we call this a motherfucker!’ concludeerde Zorn na de set. Dat had hij alweer goed gezien.
John Medeski mocht in gezelschap van Calvin Weston (drums) en Dave Fiucynski (gitaar) nog eens tonen waarom hij zo’n beest is op het Hammond-orgel. Het werd een feest van ongebreidelde power. De drie pareerden elkaar onophoudelijk. U dacht bij de term ‘Hammond-trio’ nog altijd aan souljazz? Think again.
Deel 3: De wildeman en de estheet
Een uur later mocht Medeski alweer aantreden, dit keer aan de piano. Na het geram van Trigger bood deze band (Kenny Wollesen, vibes; Trevor Dunn, bas; Joey Baron, drums) gedreven, melodische verwennerij. Medeski leek in de rol van crowdpleaser te kruipen, met speelse uithalen, vlagen bar-roompiano en honky-tonk. Om dan ten afscheid alsnog alle remmen los te laten en alles (figuurlijk) kapot te slaan. Goed voor de eerste staande ovatie van de dag.
Hoe volg je een wildeman als John Medeski? Met de verfijning van Julian Lage, natuurlijk.
Je zult er maar ná moeten spelen. De enige oplossing is: iets helemaal anders doen. Precies wat het akoestischegitaarduo Gyan Riley en Julian Lage leverde. De twee zaten in uiterste concentratie op elkaars lip, communiceerden met de ogen, en bleken ondanks de complexiteit van hun partijen spectaculair op elkaar ingespeeld. We hoorden arabesken, monkiaanse dissonantie en bevlogen contrapunt in de stijl van Lages duoconcerten met Wilco-gitarist Nels Cline (eerder in Bozar te zien), maar dan minder zenuwslopend. Indrukwekkend.
Zo, dan kan er wel weer een pianotrio bovenop, toch? Geen makkelijke opgave voor Brian Marsella, na de storm van Medeski. De man, die vorig najaar nog in de Handelsbeurs stond om Zorns 65e verjaardag te vieren, ging er meteen frenetiek tegenaan. Riedels met cartooneske snelheden en start-stopspelletjes met Trevor Dunn en Kenny Wollesen volgenden elkaar op. En net wanneer je het welletjes zou beginnen te vinden, komt een lichte melodie binnen met verwijzingen naar Satie en Bach, en word je meegenomen in een unheimische flow. Moedig concert.
Deel 4: Druipend speeksel
Was het al even geleden dat we een trompet hadden gehoord? Welaan dan! In zijn dooie eentje ging Peter Evans voor de microfoon staan, en we waren vertrokken voor één lange ademstoot van een kwartier. Spelend met klankkleuren en de afstand tot de microfoon klonk hij nu eens als een dronken bromvlieg, dan weer zacht als een bugel. Een rode kop die op ontploffen stond, speeksel dat van zijn trompet droop, een plagerig reepje melodie, en dan: de staande ovatie. Spectaculair.
En dan weet Zorn toch weer te doseren. Het Nova Quartet van pianiste Kris Davis klonk merkwaardig traditioneel en lyrisch. Het leek wat braafjes, tot je gitariste Mary Halvorson goed in de gaten hield: met een whammy-pedaal liet ze haar rare reisgitaar klinken als een pedal steel. In de laatste compositie zochten ze alsnog het mysterie op.
Razende gekte, zou je denken, maar de superstrakke partijen werden met harde hand gedirigeerd door Zorn.
De performance van de Japanse drumster Ikue Mori was de enige die wat tussen de plooien viel: haar computersoundscapes zorgden voor een uittocht richting bar of toilet, wetend dat her nog Iets Hevigs stond aan te komen. En zo geschiedde.
Asmodeus, het elektrische vehikel van gitarist Marc Ribot, kwam binnen als een explosie. Als een wilde Hendrix bulderde Ribot door Zorns composities. Razende gekte, zou je denken, maar niets was minder waar. De superstrakke partijen werden van blad gespeeld, en met harde hand gedirigeerd door Zorn.
De Bagatelles, dat was: 29 muzikanten, 14 bands, 1 John Zorn. Visie, durf en meesterschap, één dag lang. Hoed af voor Gent Jazz dat ze dit voor elkaar kregen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier