Festivalverslag: Dour 2013

© Belga

Vijfentwintig jaar Dour, tweeënveertigduizend festivalgangers, en een volstrekt zonovergoten weekend vol merkwaardige artiesten: 10 persoonlijke hoogtepunten


Vijfentwintig jaar Dour, tweeënveertigduizend festivalgangers, en een volstrekt zonovergoten weekend vol merkwaardige artiesten, van het afgelikte jazzkwartet van Robert Glasper tot de onversneden hardcoretechno van Hellfish, en terug? Daar zijn wij helemaal voor te vinden, en dus struinden – strompelden – we weer vier dagen lang onophoudelijk van tent naar tent, met een brede grijns op ons gezicht van het ene opwindende uiterste in het andere. In chronologische volgorde: tien persoonlijke hoogtepunten, uiteraard niet zonder een puntje van kritiek – zo kent u ons weer.

1. Wu-Tang Clan
Wij hadden de Wu-Tang Clan, of tenminste het zootje ongeregeld dat zich als dusdanig in de backstage had aangemeld, al zeker vier gezien. Wij konden daarbij een zekere opwinding geen enkele keer onderdrukken, want elke pianoriedel, elke beat en elke inmiddels in steen gebeitelde zinssnede van hun twee belangrijkste platen zijn ons goud waard. Dat vergde echter telkens nogal wat vergoeilijkend gevoel voor humor, en een zekere ‘och kom, wees blij dat ze er zijn’-attitude.

Wat de vrijwel voltallige Clan donderdag op Dour presteerde was echter van een heel ander niveau – geen egotripperij, geen badjassen en slechts één belachelijk dikke gouden ketting, maar een halve cirkel vinnige, elkaar voortdurend letterlijk en figuurlijk aanporrende woordkunstenaars die er blijkbaar nog eens echt verdomd veel goesting in hadden. Die van Odd Future Wolf Gang Kill Them All zullen nog veel boterhammen mogen eten voor ze daaraan kunnen tippen.

2. Dan Deacon
Dan Deacon past perfect op Dour: hij ziet er, met zijn grote bril, rosse baard en rood aangelopen gezicht zo onhip uit dat het weer cool wordt, hoort zichzelf ontzettend graag bezig en maakt onweerstaanbare terringherrie waarop het toch fijn hossen is. Op eenvoudig verzoek maakte u een grote cirkel waarin door elkaar afwisselende enkelingen uitzinnig gedanst werd en kroop de hele tent door de rij poortjes die enkele moedige festivalgangers met hun uitgestoken armen hadden gevormd.

Mocht u door al dat gedoe vergeten zijn naar de muziek te luisteren, een dens bombardement van doldraaiende drums, stuiterende synths en krijsende smurfen, luister dan vooral eens naar ’s mans laatste worp ‘America’: daaruit blijkt dat er weldegelijk een getalenteerd componist in hem schuilt. Dat geldt overigens voor de meeste grote lawaaimakers op Dour.

3. Torche
De concurrentie vrijdag was ronduit moordend, met gemene metalcorekleppers als Hatebreed – epische moshpits aan de main stage – en Converge – epileptische aanvaringen in de omgeving van de Cannibal Stage – op de affiche. Maar omdat we die twee andere bands al eerder en beter hebben gezien – en omdat Jacob Bannon, de zijn ziel uit zijn lijf schreeuwende zanger van Converge, zowaar een beetje hees was – kiezen wij toch voor de machtige melodieuze stonerrock van Torche als hoogtepunt.

Stonerrock, het woord zegt het zelf natuurlijk, maar toch hadden de heren, die de dag voordien in Tilburg speelden, klaarblijkelijk wat te diep in de grote zak weed aan boord van de tourbus gegraaid – wie in zijn bindteksten niet veel verder komt dan ‘You guyz like puzzy?’ heeft een probleem. Komaan zeg, muziek van dit kaliber vergt een wat fermere frontman.

4. Carl Craig / Dave Clarke
Er vallen vanaf klokslag middernacht werkelijk overal beats te rapen op Dour, en de spoeling was dit jaar aanzienlijk minder dun dan ze de afgelopen jaren soms geweest is – wij waren voor een uur of vier alleszins met geen stokken van het terrein te slaan. Maar de hoofdvogel werd toch weer afgeschoten door dit inmiddels bijna bejaarde duo-technoveteranen, die voor de door al die bombastische d&b/dubstep/trap verdoofde slechte verstaanders nog eens kwamen onderstrepen hoeveel deugd een doodgewone dreun kan doen.

Al moeten we zeggen dat de heer Craig, die we nochtans behoorlijk hoog hebben zitten, toch moet opletten met die losse pols van hem – mocht hij een beetje beter zijn best doen, zoals de onvermoeibare vakman Clarke, dan blies hij iedereen weg, maar nu ging het toch weer wat vaak van ‘oeps’ en ‘ken je deze nog?’. Wij houden ook van, pakweg, ‘Strings of Life’, Carl, maar als je die jaren aan een stuk – samen met enkele andere kleppers – in élke set stopt, vinden we dat wel een beetje van het goede teveel.

5. Lee ‘Scratch’ Perry

Nog zo’n figuur die perfect past bij het Dourfestival: de gisteren voor de gelegenheid geheel in het paars gehesen gewezen dubproducer met het rode haar, Lee ‘Scratch’ Perry. Die dwaalt inmiddels al enkele decennia door dromenland, maar toch blijft hij – zelfs al gaat het dan bijvoorbeeld minutenlang van ‘piss piss piss, shit shit shit’, met bijbehorende gebaren – een geweldig charismatische verschijning, en geven zijn ritmisch gemompelde invallen van het moment hopen extra street cred aan bijvoorbeeld de drie bleke, humorloze Fransen van de band Easy Riddim Maker die achter hem een beetje muziek kwamen spelen bij het bandje met de vooraf opgenomen synthesizers.. Bon, sommigen zouden zeggen dat de man in een instelling thuishoort, maar aangezien het plaatstekort in Jamaica vermoedelijk niet kleiner is dan bij ons zouden we zeggen: zolang hij het zelf nog plezant vindt, is Scratch meer dan welkom op een podium in onze buurt.

6. Robert Glasper Experiment
De meningen zijn verdeeld, maar als je het ons vraagt hebben Robert Glasper en zijn Experiment met ‘Black Radio’ een geweldige plaat gemaakt, waarin jazz en hiphop elkaar zodanig aflebberen dat het genant wordt om naar te kijken, maar erg verleidelijk om mee te doen. Dan moeten Glasper en de drie leden van zijn band – bassist Derrick Hodge, vocodervirtuoos Casey Benjamin en een drummer die zich kon vrijmaken – dat echter wel toelaten, in plaats van op plaat best dansbare nummers koppig te verzuipen in jazzy improvisaties van het bedlegerige soort.

Improvisaties dienen om in te spelen op de omstandigheden, jongens: staat er daar een tent vol danslustige jongelui, doe daar dan wat mee, in plaats van koppig voet bij stuk te houden. Zoals Benjamin zelf zong in de overigens erg geslaagde cover van ‘Smells Like Teen Spirit’ van Nirvana: ‘Here we are now, entertain us.’ Eén keer lukte dat – de bassist speelde al vroeg in het concert een quasi eindeloze solo, waarop het publiek ongeduldig begon te klappen. Daar speelde hij ritmisch op in, en toen de andere muzikanten uiteindelijk invielen stond tent op zijn kop. Wat meer van dat, en dit was echt memorabel geweest. Verder: uitstekend concert, maar in deze vorm misschien meer iets voor Gent Jazz.

7. Ultramagnetic MC’s / Jurassic 5
Alsof de wederopstanding van de Wu Tang Clan nog niet voldoende was, had Dour zaterdag nog twee rapreunies in de aanbieding. De eerste was die van de Ultramagnetic MC’s, wier weergaloze debuut ‘Critical Beatdown’ dit jaar net zo oud is als het Dourfestival zelf, vijfentwintig dus. Nadat de technische problemen met de flikkerbril van Ced Gee verholpen waren en ook Kool Keith (met cape, helm en pilotenbril) de weg naar het podium had gevonden, kon de verovering van de tent beginnen, want er waren daar klaarblijkelijk slechts weinig mensen die wisten wie ze voor zich hadden: een erg invloedrijk culttrio uit de prille geschiedenis van de rap, uit de tijd van Public Enemy en Run-D.M.C., die destijds vermoedelijk slechts een handvol Europeanen aan het werk hebben gezien, en die bovendien nog behoorlijk op dreef bleken ook.

Nog veel beter was echter Jurassic 5, overigens vergezeld van hun beide begerenswaardige beatmakers, te weten de heren Cut Chemist en Nu-Mark. Dat die naast het stemmig begeleiden van de nummers kozen voor een eerder clowneske onderneming met een reuzenplaat en een platendraaiergitaar is hen gezien de kwaliteit van de rest van het concert vergeven. We weten niet wat al die voorheen zo vaak teleurstellende hiphoppers tegenwoordig in hun eten doen, maar blijkbaar beleven ze allemaal samen een soort tweede jeugd: zonder al teveel gedoe, zonder eindeloze peilingen van de publieksrespons, gewoon goed gevonden samples en een onnavolgbare beat, en rappen maar. Meer moet dat niet zijn.

8. Flying Lotus Wij waren er totnogtoe in geslaagd om zowat alle opportuniteiten om een set van Flying Lotus mee te pikken te mislopen – de laatste keer op Dour gingen we er halverwege vandoor om een volstrekt levenloze set van Lindström mee te pikken, iets wat we onszelf tot op de dag van vandaag kwalijk nemen. Of kom, sinds eergisteren toch weer wat minder, want nu hebben we hem dus eindelijk gezien, samen met zowat alle andere Dourgangers, die na het concert van Jurassic 5 een moedige poging waagden om zich allemaal samen in de Boombox naar binnen te wurmen. Daar hoorden we dat FlyLo, ondanks zijn wat bezadigdere nieuwe plaat, nog altijd graag heel veel verschillende genres tegelijk naar ons hoofd mikt, maar ook dat de producer zich tegenwoordig steeds vaker als rapper manifesteert. Hij bezigt daarbij een agressieve rauwe keelklank en alle doordeweekse onbeleefde woorden uit het jargon, wat ons van hem toch een beetje tegenviel. Bovendien overstemden de zelfingenomen kreten zijn geniale producties. We zien hem de man dus toch liever gewoon achter zijn laptop staan, waar hij zaterdag omringd door een dubbel scherm waarop duizelingwekkende visuals geprojecteerd werden heerlijk hyperkinetisch door zijn catalogus klikte.

9. Smashing Pumpkins

Goed: de Smashing Pumpkins zijn tegenwoordig eigenlijk gewoon Corgan & C°, en die hebben zich een half decennium geleden met de redelijk ellendige plaat ‘Zeitgeist’ niet al te populair gemaakt. Maar de nieuwe, ‘Oceania’, mag er zijn, en dus keken wij toch uit naar hun concert als headliner van Dour. Met kranige versies van ‘Tonight, Tonight’ en ‘Bullet with Butterfly Wings’ werden we meteen op onze wenken bediend, en ook nadien bleek – en dat wisten we natuurlijk op voorhand al – dat het repertoire meer dan voldoet voor een afsluitende set. Er is echter één gouden regel voor headliners, en dat is dat ze ofwel hun best moeten doen om het beetje gezellig te maken, ofwel tenminste zo verpletterend goed zijn dat niemand durft klagen dat ze alleen maar ’thank you’ hebben gezegd.

Corgan en de zijnen deden helaas geen van beiden: de zanger stond daar maar wat sikkeneurig voor zich uit te somberen, terwijl de bandleden hun best deden om niet te ver af te wijken van de nummers zoals hun voorgangers ze ooit hadden ingeblikt – waardoor ze veel meer als een coverband gingen klinken dan wanneer ze er gewoon hun eigen ding mee hadden gedaan. ‘But can you fake it/for just one more show’ zong Corgan al in ’95 in ‘Bullet with Butterfly Wings’. Blijkbaar niet.

10. DJ Shadow
Smashing Pumpkins gedaan, vuurwerk geweest, iedereen moe, dan maar stilletjes huiswaarts keren, zeker? Goed geprobeerd, maar zo werkt dat niet op Dour. Exact een kwartier nadat het slotakkoord van de Pumpkins wegstierf stond in de Dance Hall nog DJ Shadow geprogrammeerd met zijn ‘All Basses Covered’-set – eind vorig jaar haalde hij nog de krant nadat de uitbater van een club in Miami hem halverwege vriendelijk maar kordaat de deur had gewezen. Shadow greep dan ook nu en dan de microfoon om enigszins verontschuldigend te zeggen dat hij alleen maar nieuw spul zou draaien, maar dat was – zeker op Dour – nergens voor nodig: de hippe trap- en dubstepklanken gingen erin als zoete euh… zelfgemaakte cocktail uit een platgeknepen plastic fles, en toen de DJ uit dankbaarheid voor onze bereidwillige medewerking aan het einde toch nog enkele tracks uit ‘Endtroducing…’ putte ging het dak er helemaal af.

Ziezo, en dan nu naar huis? Of toch nog de set van The Bug meepikken? Het werd, uiteraard, dat laatste, en dus merkte ondergetekende pas bij thuiskomst dat hij zowaar door zijn enkel was geskankt. Dat komt ervan, zeker?

Tim Vernimmen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content