Dead Man Ray leeft weer: ‘Ik vind dat we Belle Perez op onze volgende plaat moeten krijgen’
Met Over verschijnt de eerste lp van Dead Man Ray na vijftien jaar scheiding van tafel en bed. Toch verdient vreemdgaan volgens groepsleden Rudy Trouvé en Daan Stuyven nog steeds aanmoediging. ‘Ik vind dat we Belle Perez op onze volgende plaat moeten krijgen.’ – ‘Om een nummer over transgenders in te zingen.’
Daan Stuyven en Rudy Trouvé schuifelen het terras op van de 4AD in Diksmuide, waar ze die avond samen met medegroepsleden Elko Blijweert, Karel De Backer, Wouter Van Belle en nieuwe rekruut Steven Holsbeeks (Few Bits, Dieter von Deurne & The Politics) twee repetitiedagen zullen afronden met het eerste optreden van Dead Man Ray in tijden. Stuyven wijst zichzelf en zijn compagnon de plaatsen toe. ‘Ik zit graag links van Rudy. Voor zover dat al mogelijk is, tenminste.’
Toen deze strange bedfellows elkaar in 1996 voor het eerst aanstootten, had Rudy Trouvé net dEUS verlaten omdat hij te weinig tijd had voor zijn kunstenaarsschap en de elfendertig andere combo’s waarin hij speelde – dieper in een ketel vol credibiliteit kan een mens niet vallen. Daan Stuyven daarentegen had gedurende enkele jaren met elektronische pop gerollebold zonder veel brokken te maken, en was om den brode maar weer grafisch vormgever geworden. Niettemin werd op die heuglijke avond een band voor het leven gesmeed.
Rudy Trouvé: In grote lijnen wel, ja. Al hebben we ook onze moeilijke momentjes gehad, zoals in elke relatie.
Daan Stuyven: We hebben geen seks, dat maakt dat we elkaar zelfs na vijftien jaar weer complexloos tegen het lijf kunnen lopen. Rudy heeft me nooit seksueel bedrogen of benaderd.
Trouvé: Ik kan me dat toch niet herinneren. (gelach) Je leert elkaar gaandeweg wel beter kennen. In het begin wist ik niet dat Daan van commerciële muziek hield. Hij zat toen in zijn Bob Dylan-fase. Ik schrok dus toen hij plots met Duran Duran kwam aanzetten. Of dat hij het met Wouter kon hebben over een aflevering van Tatort waarin er in een discotheek een heel fout nummer werd gedraaid. (lacht)
Stuyven:(zingt)Aaaangel of mine…
Trouvé: Mijn appreciatie voor Daan is nog toegenomen toen hij solo ging. Niet dat al zijn muzikale keuzes aan mij waren besteed, maar sommige dingen vind ik wél heel goed. Die ongelofelijke kracht van iets één keer te horen en er een week mee in je kop te zitten, dat is toch ook een verdienste. Net zoals een videoclip ondertitelen met slogans van de Rote Armee Fraktion. (gelach) Met zulke dingen kan ik smakelijk lachen. Wat ik ook in den Daan bewonder, is dat hij een avontuurlijke mens is. Als ik in panne val met mijn auto, vind ik dat een ongemak. Maar Daan denkt: ‘Tof! Hoe zal ik dat oplossen?’
Aan welke goede aanleiding hebben we Over te danken?
Stuyven: Gezond gemis, op muzikaal en persoonlijk vlak. We hebben vroeger heel mooie dingen gemaakt samen, en dat blijft wel hangen.
Ging het van bij de eerste jamsessie weer als vanouds?
Trouvé: Helemaal. Krak hetzelfde.
Stuyven: Raar toch, als je elkaar bij wijze van spreken vijftien jaar niet ziet en maar een jackske moet inpluggen om meteen weer op dezelfde golflengte te zitten. Alsof die taal niet is veranderd. Alleen zijn er wel vijftien jaar levenservaring bij gekomen.
Voor de voorganger Cago, uit 2002, trokken jullie naar de studio van Steve Albini in Chicago met het oog op een coherente sound. Daan beweerde dat hij elke dag precies evenveel had gerookt en gedronken, kwestie van de klankkleur van zijn stem niet te verstoren.
Stuyven:(grijnst) Toen vond ik die karikatuur nog grappig. Nee, dit keer was het anders.
Trouvé: Het werkprocédé was vrij beheerst, maar we maken die muziek natuurlijk wel om ons te amuseren. Soms vertrekken we vanuit jams, soms spelen we spelletjes. ‘We zitten nu in de jaren zestig, we zijn Griekse componisten die naar Parijs zijn gevlucht en een percussiestuk gaan schrijven.’
We hebben ook onze moeilijke momentjes gehad, zoals in elke relatie.
Rudy Trouvé
Die Grieken, dat zijn jullie twee?
Trouvé: In eerste instantie wel, ja. Later valt Elko binnen om effe overal briljant gitaar op te spelen. Dan wordt dat weer verknipt en geplakt, waarna Karel al even briljant komt drummen, enzovoort. Wouter is ook twee keer afgekomen.
Wacht. Dus Dead Man Ray heeft een nieuwe plaat gemaakt en de toetsenist was er zowaar twee keer bij?
Trouvé: Ja. Elko drie keer, geloof ik.
Stuyven: In het voetbal heet zoiets een assist. Als je wint, is dat niet alleen dankzij degene die de goals heeft gemaakt. Maar het klopt dat Rudy en ik de basis vormen. Het belangrijkste was dat de band tussen ons warm en mooi en creatief was.
Trouvé: Wouter heeft het merendeel van zijn bijdrages trouwens in zijn eigen studio opgenomen. Daan en ik puzzelden ons te pletter tot we niet meer konden, waarna Wouter er zijn frisse visie op losliet en we met die input weer verder konden. Pingpong.
Stuyven: Eigenlijk hebben wij twee jaar in complete abstractie gediscussieerd, muziek gemaakt en rare dingen gedaan. (grinnikt) Tot een jaar geleden hadden we geen songs. Alleen lange composities, soundscapes van tien minuten en naast elkaar geschikte klanken. Aanvankelijk leek het iets te zullen worden wat nog vóór onze eerste plaat Berchem had kunnen uitkomen: nóg experimenteler, nóg meer Dead Man Ray. Maar na een lange bocht is het uiteindelijk toch een verzameling songs geworden.
Songs waaraan niet te horen valt hoezeer ze uit verwoed knippen en plakken zijn geboren.
Trouvé: Dat frappeert ons zelf ook. Voor Over zijn we met zijn vijven geen seconde samen geweest, behalve voor de eerste fotosessie. En toch klinkt het alsof we alles gezamenlijk hebben opgenomen. Nochtans: wat als een simpel deuntje klinkt, bestaat waarschijnlijk uit vijfentwintig onderdelen.
Stuyven: We hebben van alles gedaan, behálve liedjes geschreven.
Trouvé: Wat ik toch ook nog eens wil doen: beginnen vanaf een pianonummer of zo.
Stuyven: Echt? Daar verschiet ik van. Maar wel tof dat je het voorstelt.
Trouvé: Ah ja, want dan krijg je weer iets helemaal anders.
Waarom was het van belang dat Plastic Bertrand zijn opwachting maakte in Middle Aged Men?
Stuyven: Ik ken Plastic Bertrand een beetje, maar zijn manager, de dochter van kunstenaar Marcel Broodthaers, nog beter. Dat de dochter van Marcel Broodthaers de manager is van Plastic Bertrand kadert voor mij in een lange traditie van Belgisch surrealisme. Los daarvan is Plastic een heel sympathiek personage. Kijk, aan mijn Frans zul je altijd horen dat ik een Vlaming ben – pardon: Nederlandstalige Belg. Ik heb lang gedacht: shit, wie kan het dan doen? Tot ik op een nacht een visioen kreeg: Plastic Bertrand!
Trouvé: Ook een man van middelbare leeftijd, dus dat klopte.
Stuyven: Hij ontkent het zelfs nog meer dan wij. Ik vond het een goede popart- joke. Want Plastic Bertrand is behoorlijk popart, vind ik. Net als Broodthaers. Allemaal conceptualisme. Sinds de muziek die we voor die film met Bobbejaan Schoepen hebben gemaakt, is het bij Dead Man Ray trouwens traditie om ons arty imago af te breken door minder arty associaties aan te gaan. (lacht)
Trouvé: Ik vind dat we Belle Perez op onze volgende ep moeten krijgen.
Stuyven: Om een nummer over transgenders in te zingen, bijvoorbeeld: drie dimensies door elkaar zodat iedereen in de war is! ‘En Belle, wat vond je van je samenwerking met Dead Man Ray?’ – ‘Goed, maar ik moet het nog een beetje plaatsen.’ (lacht)
Nog meer Belgisch surrealisme biedt de tekst van Home, waarin je dagdroomt over een rusthuis voor popartiesten: ‘We’re gonna build our rockstar home/ We’ll greet our daughters and our zoons/ And Bobbejaan will come from Boom.’ Geweldig.
Stuyven: Een bejaardentehuis voor rockers, dat zouden we toch écht graag hebben.
Trouvé:(vol voorpret) Met aangepaste medicatie! Het schijnt dat er in de VS al effectief problemen zijn geweest met babyboomers die in zo’n home zwaar aan de dope zitten, omdat ze denken: nu speelt het toch geen rol meer. (lacht) Ja, het thema ouder worden komt geregeld voor op de plaat omdat het nu eenmaal uit ons leven gegrepen is.
Rudy heeft me nooit seksueel bedrogen.
Daan Stuyven
Stuyven: Een van de werktitels van het nummer Sunny Side Down was Éminence grise. Het zou misschien zelfs een goede titel voor de hele plaat zijn geweest. Maar het moest er nu ook niet te dik op liggen: we zijn nog niet zó oud.
Je maakt voorts ook toespelingen op Bill Haley, Fred Astaire en Chrissie Hynde. En op de zanger van Can, in de dichterlijke regel ‘Hondas and Suzukis/ Yamahas and Kawasakis too’.
Stuyven: De zanger van Cán?
Trouvé: Damo Suzuki.
Stuyven: Haha, díé was me ontgaan. Schrijven doe ik altijd ’s nachts, dan komt het er het vlotst uit. Op die momenten maak ik het in mijn hoofd inderdaad mee dat ik als Astaire van de trap kom gedanst. En Chrissie Hynde is echt een coole chick. Als je op haar manier oud kunt worden…
Trouvé: Maar dat ze Ray Davies heeft laten vallen voor Jim Kerr, dat snap ik toch niet.
Stuyven: Néé, wat bezielde haar?! Een midlifecrisis van harentwege, denk ik. Waarover zouden ze eigenlijk gepraat hebben? De Schotse onafhankelijkheidszaak? Nee, volgens mij was zij haar wonden aan het likken en hij had…
Trouvé: Een lange tong? (hilariteit)
Qua teksten schipper je tussen associatieve slimmigheden en oprechte huiselijke ontroering. Out is bijvoorbeeld een pakkende ode aan je toen nog ongeboren dochtertje, en in Millionnaire bezing je je huidige liefde.
Stuyven: Daar val ik, in vergelijking met de rest van de plaat, toch wat uit mijn rol. Anderzijds: ik heb niets te verliezen met oprecht te zijn. Ik verdwijn graag in tekstuele tripjes, maar Out is inderdaad zo puur als maar kan. Zelfs nu ik mijn dochtertje in mijn handen kan nemen, heeft die song nog altijd veel betekenis voor me. Nu, wat die slimmigheidjes aangaat: ze lijken misschien onzin, maar meestal krijgen ze later wel zin.
Trouvé: Dat is vaak zo. Je schrijft een song over aliens en drie jaar later denk je: fuck, dat was heel autobiografisch. (lacht)
Stuyven: Het strafste voorbeeld is Woods, dat op onze tweede plaat Trap staat. Ergens zing ik daarin: ‘All the rabbits hung in a cold rain.’ Op dat punt hád ik nog helemaal geen konijnen. Tot ik er eentje cadeau kreeg van mijn lief. En nog een, van een volgend lief. Toen zag ik die tekst al dichter en dichter komen. Uiteindelijk hebben die twee beesten elkaar besprongen tot ze eraan ten onder zijn gegaan en ik ze dood in de koude regen heb gevonden. Van zulke dingen word ik toch voorzichtig.
Trouvé: Inderdaad, over de IS had je nooit mogen schrijven, Daan. (gelach)
Stuyven: Breedsprakerigheid moet kunnen. Een beetje exorcisme en voyeurisme naar mezelf toe ook. Maar ik meen het wel van die voorzichtigheid. Onlangs zat ik op een hotelkamer in Venetië waarin niet gerookt mocht worden. Er was wel een balkon van zo’n veertig centimeter, zonder balustrade, maar het was de derde verdieping. Dat deed me toch denken aan de titel van een van de nieuwe songs, How to Fall. En ook aan een regel uit Blisters, over de krijtlijnen naast mijn lichaam uitvegen. Ik ben maar weer naar binnen gegaan. (lacht)
Afsluitend: Dead Man Ray is terug, wat is nu het plan?
Stuyven: Er is geen plan. Ik vind het zalig om samen deze muziek te maken. Het belangrijkste is om dat plezante gevoel te behouden. De rest is totaal irrelevant. Als we over een jaar nog mooie dingen kunnen opnemen, zullen we dat ook doen.
Trouvé: Het lijkt me interessant om, nadat we veel optredens zullen hebben gedaan, zo snel mogelijk weer te gaan jammen met de goed ingespeelde groep. Om daarna weer onze tijd te nemen voor een volgende release.
Stuyven: Vroeger voelde ik constant die hete adem in de nek: zou ik grafisch vormgever blijven of muzikant worden? Daar ben ik vanaf. Als ik nu iets maak, is het uit passie en goesting en creativiteit. Ik vind dat we ons na de concerten een vakantie moeten gunnen. In Châteauneuf-du-Pape. Of twee weken in een kelder in Ljubljana, in de winter. Echt iets voor ons.
Over
Uit op 5/4 bij PIAS.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Dead Man Ray
1996: Rudy Trouvé en Daan Stuyven ontmoeten elkaar op een trouwfeest en blijken een liefde voor viersporenopnames te delen.
1998: De eerste Dead Man Ray-plaat Berchem verschijnt, met de singles Beegee en Chemical.
2000: Op de tweede plaat Trap bundelt de groep muziek voor diverse soundtracks (waaronder de Bobbejaan Schoepen-film At the Drop of a Head) en een video-installatie.
2002: Voor Cago trekt Dead Man Ray naar de Electrical Audio-studio van Steve Albini (Nirvana, PJ Harvey).
2013: Op de tributeplaat Copy of 98 brengen onder meer Flying Horseman, Bed Rugs, Marble Sounds, Sukilove en Echo Beatty hulde aan Berchem.
2018: De vier songs tellende ep Een lost een schot voor de boeg: de eerste Dead Man Ray-elpee in zeventien jaar komt eraan.
2019: Over (kort voor Overijse, het oord waar Daan Stuyven woont en werkt) is een feit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier