De belangrijkste scènes uit het leven van Novastar-frontman Joost Zwegers

© Jef Boes

Voor zijn nieuwe plaat Holler and Shout trok Joost Zweegers opnieuw naar Brighton, stilaan zijn tweede thuis. In de film van zijn leven bestaat het decor uit bossen, festivalpodia en een onherbergzame eilandengroep ten noorden van Schotland.

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Bekende medemensen schrijven het scenario van hun leven.

Scène 1. De galm in de badkamer.

‘Ik ben zes en sta op een tafel, omringd door familie. Ik zing iets van André Hazes, Een beetje verliefd waarschijnlijk, en zo te horen vinden mijn ooms en tantes het mooi. Ze vragen in elk geval om meer. Ik ken Hazes’ teksten en melodieën uit het hoofd. Ik heb ze al ontelbare keren onder de douche gezongen, in een galmende badkamer.’

Joost Zweegers wordt op 1 april 1971 geboren in Sittard en groeit op in Neerpelt, aan de andere kant van de Belgisch-Nederlandse grens, als jongste van drie zonen. Vader is directeur van een landbouwmachinefabriek, moeder zorgt voor de kinderen. Een piano of een gitaar is er ten huize Zweegers niet te bespeuren, maar via de radio komt muziek toch het leven van de jonge Joost binnen. Behalve André Hazes slaat ook Urbanus aan – Urbanus VI vooral, met de tekening van het Koninklijk Paleis en een lange rode loper op de cover.

Ook rood is de dubbelelpee 1962-1966 van The Beatles, met onder meer Yesterday, Paperback Writer en Eleanor Rigby. Wanneer Zweegers die in de platenkast van zijn ouders vindt, is hij op slag verliefd. ‘Ik heb twee jaar lang niet geweten dat het The Beatles waren, maar ik wilde die plaat wel de hele tijd horen. Ze maakte iedere keer opnieuw veel emoties los. Ze paste in mijn hoofd ook heel erg bij de herfst, en ik hield van de herfst, want die bracht altijd veel sentiment teweeg.’

Voor zijn buurmeisje en ‘het meisje wat verderop in het bos’ schrijft hij liedjesliedjes. Vanzelfsprekend hebben ze allebei ogen as blue as the sky today.

Toch blijft muziek lange tijd een passieve bezigheid. Liever speelt Zweegers soldaatje in de bossen en toont hij zijn talent als doelman bij de plaatselijke hockeyclub. ‘Rond mijn elfde begon ik me te schamen en ben ik gestopt met zingen voor mijn familie. Ik ben altijd fanatiek geweest in wat ik deed en dus legde ik me helemaal toe op hockey. Op een bepaald moment mocht ik zelfs bij een club in Nederland gaan spelen die blijkbaar wel iets in mij zag. Maar toen vroegen mijn buurjongens of ik met hen aan het vrij podium op ons college wilde deelnemen en veranderde alles.’

Scène 2. Verdwaald op de ring.

‘En de winnaar is…’

Op het podium van het Lunatheater, het huidige Kaaitheater, houdt presentator Jan Hautekiet de spanning er nog even in. Het is kort voor middernacht, 31 maart 1996, en de finale van Humo’s Rock Rally zit er al een tijdje op. Joost Zweegers staat naast Hautekiet op het podium en fluistert tegen een van zijn muzikanten: ‘Spannend, zeg. Ik ben bijna jarig.’

Van de schaamte om voor een publiek te zingen is Zweegers al even verlost. Na het vrij podium op zijn college in Neerpelt, waar hij na zijn a-capellaversie van Roxane (‘Het was alsof ik op Rock Werchter stond’) door zijn medeleerlingen en leraren met lof overladen werd, was hij met hockey gestopt en als een bezetene gitaar en piano gaan spelen, zo lang en heftig dat zijn vingers ervan gingen bloeden. Voor zijn buurmeisje en ‘het meisje wat verderop in het bos’ schreef hij liedjesliedjes – vanzelfsprekend hadden ze allebei ogen as blue as the sky today. ‘Het ene na het andere liedje kwam uit mij gerold. Dat gevoel was zo verslavend dat ik nooit meer iets anders wilde doen.’

De belangrijkste scènes uit het leven van Novastar-frontman Joost Zwegers
© Jef Boes

En daar was het niet bij gebleven. Na zijn middelbare studies was hij thuis weggegaan en had hij jarenlang met zijn gitaar en koffer door Europa gezworven. Zwitserland, Italië, het zuiden van Frankrijk, overal zong hij zich een leven bij elkaar. In Bretagne kreeg zijn set – een mix van eigen nummers en covers van The Beatles – het meeste bijval. In Saint-Malo moest de politie meer dan eens een straat afzetten nadat Zweegers’ stem te veel volk had gelokt. ‘Op den duur deed ik me als een Brit voor. Ik noemde mezelf Mike, om de al te praatgrage Nederlandse toeristen op een afstand te houden.’

’s Winters bleef Zweegers in België. Overdag bakte hij pizza’s en ’s nachts sleutelde hij aan nieuwe nummers, zoals Wrong, dat na urenlang pingelen opeens uit de lucht kwam vallen. ‘Ik had een bank meegenomen van bij mijn ouders thuis, zette die in iemands woonkamer en op die bank woonde ik. Zo zag mijn leven er toen uit.’

***

Terug naar het Lunatheater. Vier jaar na zijn eerste deelname, met The Sideburns, heeft hij het nu tot in de finale van de Rock Rally geschopt. Deze keer als Novastar, met onder meer het liedje Wrong. In de halve finale heeft hij Mr. Jones van Counting Crows gecoverd en daags nadien stond hij met een foto in de krant. Surrealistisch, vond hij dat.

Vanavond, de avond voor zijn verjaardag, staat hij in de finale en wacht hij net als het publiek de uitslag af. An Pierlé, met wie hij later nog een huis zal delen, en Arid staan mee op het podium. Tom Helsen ook. Maar de winnaar is…

‘Novastar!’

Gejuich. Complimenten van Jan Hautekiet, Guy Mortier en de andere juryleden. Nog meer gejuich. Een cheque van 350.000 frank die hem in de handen wordt gestopt. Een bizarre rit naar huis, opeens boordevol zelfvertrouwen.

‘Ik ben die avond zeker tien keer de Brusselse ring helemaal rondgereden. Ik was zo verdwaasd dat ik niet meer wist hoe ik in godsnaam uit Brussel weg moest komen.’

Scène 3. De golf op de Grote Markt.

‘Ik sta op de Oude Markt van Leuven, op het podium van Marktrock, met 15.000 mensen voor me en ik hoor mijn eigen stem over het publiek rollen, bijna als een golf. Ik heb zojuist Millersan ingezet, met die lage basstem. Dit is dus hoe het klinkt, denk ik. Dit is hoe mijn jongensdroom in het echt aanvoelt. Ik heb altijd al gedroomd van het festivalgevoel, al van toen mijn oudste broer me voor het eerst meenam naar Werchter. Ik zag er The Waterboys en ik was daar zo door geraakt dat ik dat ook wilde. Op Marktrock werd die droom werkelijkheid. Ik kreeg er tranen in de ogen van.’

Zweegers is pas in laatste instantie aan de affiche van Marktrock 2000 – met daarnaast ook Joe Cocker, Beck, Steve Wynn, De Heideroosjes, Arid en Raymond van het Groenewoud – toegevoegd: Anouk heeft ziek afgebeld en hij is de gedroomde invaller. Zijn titelloze debuutplaat is een groot succes. Wrong, The Best Is Yet to Come, Caramia, Lost & Blown Away: elke single wordt een hit.

Ik had een bank meegenomen van bij mijn ouders thuis, zette die in iemands woonkamer en op die bank woonde ik. Zo zag mijn leven eruit.

Na de Rock Rally is Zweegers verhuisd naar Antwerpen. Hij heeft vier jaar aan zijn debuut gewerkt terwijl hij met een Beatles-coverband door Europa trok, en hoort zijn muziek nu overal op de radio. Net als die van André Hazes in zijn kindertijd.

‘Die doorbraak veranderde mijn hele leven. Ik werd overal herkend, iedereen keek ineens anders naar me. Dat was wennen. Ik werd er wat wacko van. Ik was helemaal overspannen, ik kon al de impulsen niet meer aan. Wat me gered heeft, denk ik, is dat ik altijd heel puur met mijn muzikaliteit ben blijven omgaan. Ik heb nooit iets gedaan voor het geld en ik heb het speelse, het kinderlijke altijd gekoesterd. Maar als je zo leeft, zonder schild tussen jou en de buitenwereld, komen ook de negatieve gevoelens veel harder binnen, natuurlijk.’

Scène 4. Een tik op de schouder.

Flanders Expo, Gent. 18 juni 2001. Nog drie uur voor hij op moet. Voor een lege zaal warmt Joost Zweegers zijn stembanden al even op. ‘Doe het zoals destijds op straat’, zegt hij tegen zichzelf. ‘Laat het maar eens goed weergalmen, zoals in de portalen van de kastelen in Bretagne waar je zo graag speelde.’

Halverwege de soundcheck wordt Zweegers op de schouder getikt. Hij draait zich om en kijkt recht in het gezicht van een van zijn jeugdhelden. ‘Hi’, zegt de jeugdheld. ‘Who are you?’

‘Euh. I’m Joost. Joost Zweegers. The frontman of Novastar.’

‘Nice to meet you. I’m Neil. Neil Young. The frontman of Crazy Horse.’

Kennelijk heeft Zweegers met zijn soundcheck zijn doel bereikt.

‘Ik speelde die avond in Neil Youngs voorprogramma en ik wist dat hij al in Flanders Expo was aangekomen. Ik had zijn tourbus op de parking zien staan. Dus wilde ik indruk maken op mijn grote idool. En zo te zien was het gelukt, want ik mocht meteen als zijn voorprogramma voor zijn hele Europese tournee mee. De dag erna zaten we al samen in Rotterdam.’

Met zijn kleine bestelbus volgt Zweegers de grote tourbus van Neil Young op de voet. Onderweg hervindt hij zijn spelplezier.

‘We speelden toen dikwijls in openluchttheaters of in parken en op stadspleinen die Neil Young zorgvuldig had uitgekozen. Geweldig gewoon. Het afscheid, opnieuw in Rotterdam, was intens. Hij en zijn vrouw wensten me al het beste en het kwam bijzonder gemeend over. Een jaar later stond er opeens een postbode voor de deur met een pakje van Neil Young: de opnames van een van onze gezamenlijke optredens, op 8-track tape. Post van mijn jeugdidool!’

Scène 5. Telefoon op de Tafelberg.

Met veel moeite bereikt Zweegers de top van de Tafelberg. Onder hem ziet hij Kaapstad liggen, een vlek van huizen en kantoorgebouwen. Schijnbaar vredig vloeien twee oceanen in elkaar over. Maar onder de zweetdruppels op Zweegers’ voorhoofd woedt een storm.

‘Ik maakte weer eens zo’n moment mee dat ik mezelf helemaal verloren had. Ik raakte er niet uit, ik wilde stoppen, ik voelde me niet goed.’

In het najaar van 2005 heeft Zweegers zijn voet verbrijzeld bij een val van het podium tijdens een concert in Vorst Nationaal. Hielbeen kapot, minstens twee jaar out. De pijn straalde uit naar zijn hele lijf, de medicatie veranderde hem in ‘een apathische zombie’, de mentale weerslag was veel groter dan verwacht.

De belangrijkste scènes uit het leven van Novastar-frontman Joost Zwegers
© Jef Boes

Na enkele jaren vol ups en downs neemt zijn vrouw hem nu mee naar Zuid-Afrika. Alsof het zo moest zijn, om een bijna bijbelse symboliek te bekomen, gaat net na het bereiken van de top van de Tafelberg Zweegers’ telefoon over.

‘John Leckie hier’, hoort hij een zachte stem zeggen. ‘Zou je het zien zitten om naar Londen te komen?’

Dankzij The Beatles, Golden Brown van The Stranglers en de reizen die hij naar de Engelse vrienden van zijn vader maakte, is Zweegers altijd al een anglofiel geweest. Nu hij de kans heeft om de producer van onder meer Simple Minds, The Stone Roses, Radiohead en Muse te ontmoeten, twijfelt hij geen seconde. Kennelijk heeft Leckie via via Closer to You, een nieuwe demo van Novastar, gehoord en wil hij de zanger beter leren kennen.

Van Kaapstad vliegt Zweegers rechtstreeks naar Londen. Tijdens een gesprek in een bar blijkt dat hij en Leckie naast muziek nog een gedeelde hartstocht hebben: oude geschiedenis, in het bijzonder het neolithicum.

Al van kindsaf, van toen zijn vader hem meenam naar het graf van Napoleon in het Hôtel des Invalides in Parijs, is Zweegers geobsedeerd door geschiedenis. Vooral door de jonge steentijd, de periode van om en nabij 11.000 tot 3000 voor Christus. Hoe de mensen toen stenen werktuigen begonnen te gebruiken, hun doden begroeven, zich op de stand van de maan en de sterren baseerden voor de inrichting van hun leven: het boeit hem mateloos.

In John Leckie vindt hij de gedroomde reisgenoot. ‘Ik ga je de beste studio’s van Engeland laten zien’, zegt Leckie. ‘Maar ook de mooiste neolithische sites.’

De samenwerking mondt uit in Inside Outside (2014), Zweegers’ comebackplaat na zes jaar twijfelen en dolen, maar vooral in de ontdekking van Orkney, een onherbergzame eilandengroep ten noorden van Schotland. ‘Ruw, winderig, er is nauwelijks iets fatsoenlijks te eten te vinden, overal neolithische sites: wat een magische plek. Die mystiek en eenzaamheid passen goed bij mij. Het is een bijna kinderlijk avontuur, net als muziek maken. Dankzij die hele Leckie-periode kwam ik er dus weer helemaal bovenop. Ook muzikaal, want hij liet me weer spelen en zingen zoals in het begin van mijn carrière. Veel losser, ook in mijn lichaamsexpressie.’

Aftiteling.

Drie jaar na zijn vorige album In the Cold Light of Monday heeft hij nu een nieuwe plaat klaar: Holler and Shout. Omdat Leckie door ziekte verstek moest geven, blikte Zweegers ze in met Mikey Rowe, die hij zijn ‘muzikale broer’ noemt en die ook In the Cold Light of Monday inblikte.

De eerste singles Velvet Blue Sky en Deep Are the Eyes doen het opnieuw goed in Vlaanderen en Nederland.

De bank waarop hij als jonge twintiger een tijdje woonde staat nu in zijn atelier, in de kelder van zijn huis in Antwerpen.

De cheque die hij bij zijn overwinning in Humo’s Rock Rally kreeg, hangt er ook, ingelijst in plexiglas.

De opnames die Neil Young hem toestuurde, heeft Zweegers al lang niet meer beluisterd. Wie een 8 track-recorder op overschot heeft, mag altijd contact opnemen.

Aan liedjes van André Hazes waagt hij zich nog regelmatig. Laatst nog, in de douche. De galm in de badkamer bracht hem onvermijdelijk terug naar zijn vroegste jaren.

Wat het neolithicum betreft, heeft hij nog één grote droom: ‘Göbekli Tepe in Turkije, de tot nog toe oudste nederzetting ter wereld. 11.500 voor Christus.’

Hou hem tegen, of hij haalt zijn alter ego Mike en zijn gitaar weer boven.

Holler and Shout

Uit bij Universal.

Joost Zweegers

Geboren in Sittard op 1 april 1971, opgegroeid in Neerpelt.

Wint in 1996 als Novastar Humo’s Rock Rally en breekt vier jaar later helemaal door met singles als Wrong, Caramia en The Best Is Yet to Come.

Brengt met Novastar (2000), Another Lonely Soul (2004), Almost Bangor (2008), Inside Outside (2014), In the Cold Light of Monday (2018) en nu Holler and Shout zes albums uit.

Woont in Antwerpen, met zijn vrouw en hun drie kinderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content