Cool Cats

Voor wie wil weten waar vinylvreter Francis Weyns zijn cool vandaan haalt: hij noemt namen! Meer bepaald Robert ‘Simply Irresistible’ Palmer, Donald ‘The Nightfly’ Fagen, Boz ‘Slow Dancer’ Scaggs en Joe ‘Life in the Fast Lane’ Walsh.

Vergeet de met nitwits gevulde containers die VTM na crochet-wedstrijden als Idool aan onze kust laat aanspoelen. In het land der blinden waar Natalia – een low-priced Liddl-versie van Tina Turner – de scepter zwaait, is het lang zoeken naar een getalenteerde speld in de muzikale composthoop.

Dat terwijl er – u gelooft het nauwelijks, lezers – er wel degelijk artiesten zijn die én songs kunnen schrijven én een instrument kunnen spelen én kunnen zingen én er op de koop toe ook nog es goed uit zien ook ! Ze zijn de (Licht uit ! Spot aan !) onbetwistbare cool cats of rock en ze hebben niet persé een nauwelijks verstaanbare protestsong (“Hoor mij ! Hoor mijn engagement ! Hoor hoe ik zo graag de Vlaamse Gainsbourg wil zijn !”) nodig om dat te bewijzen.

Robert Palmer : “Pride” (1983)

Robert Allen Palmer richt op vijftienjarige leeftijd zijn eerste bandje op, maar moddert tot eind de jaren zeventig wat aan. Tot hij met zijn derde solo-album, Double Fun, in 1978 een top twintig scoort met de single Every Kind of People.

Palmer levert begin jaren tachtig met de regelmaat van een klok commercieel én goed klinkende albums af, waarvan “Pride” in 1983 met een kruising tussen pop, new wave en funk het overtuigende bewijs vormt.

Na de ter ziele gegane gelegenheidsformatie Power Station (die hij eind 1984 samen met de helft van Duran Duran en een vierde van Chic opricht) groeit Robert Palmer met de hulp van de videoclips voor “Addicted to love” en “Simply Irrestistible” uit tot een heus MTV-icoon.

Palmer overlijdt in 2003 in een Parijse hotelkamer aan een hartaanval.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Donald Fagen : “The Nightfly” (1982)

Donald Fagen, beter bekend als de linker hersenhelft van Steely Dan, werkt na de – tijdelijke – breuk met muzikale partner Walter Becker in 1981 aan een eerste solo-album.

The Nightfly , een album waarop Fagen volop naar zijn jeugd refereert, is een schot in de roos dankzij de singles I.G.Y (what a beautiful world) en New Frontier. The Wall Street Journal noemt het album “one of pop music’s sneakiest masterpieces”.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Boz Scaggs : “Middle Man” (1980)

Zijn samenwerking met (toekomstige Toto-) sessiemuzikanten levert Boz Scaggs in 1976 de millionseller Silk Degrees op (Single What Can I Say scoort daarbij hoog in de Nederlandse charts). Opvolger Down two then left doet het niet zo goed, maar Scaggs slaat in 1980 terug met Middle Man (checkt u vooral de euhm…boeiende albumhoes) waarop twee top twintig hits staan, Breakdown dead ahead en Jojo.

In de jaren tachtig en negentig treedt Boz Scaggs nog sporadisch op, maar de sharp dressed suit houdt zich vanaf 1988 vooral bezig met het runnen van “Slim’s”, zijn nachtclub in San Francisco.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Joe Walsh : “But seriously, folks…” (1979)

Na muzikale omzwervingen bij groepen als James Gang en Barnstorm, vervangt Walsh eind 1975 de gitarist Bernie Leadon bij The Eagles. Dat loont, want Walsh stuurt de bandleden, die tot dan toe wollige Plopsaland-country spelen, een muzikale kant uit die op zijn minst spannender te noemen is. Hun eerste samenwerking resulteert in multi-million-seller Hotel California.

Terwijl The Eagles naarstig naar een volwaardige opvolger zoeken, neemt Joe Walsh de klassieker But Seriously, Folks… op wat hem de hitsingle Life’s Been Good oplevert.

The Eagles splitten in 1980, maar Joe Walsh tourt verder, neemt albums op die nauwelijks verkopen en stelt zich in 1980 kandidaat voor de presidentsverkiezingen (met ondermeer de verkiezingsbelofte om Life’s Been Good tot nationaal volkslied uit te roepen). Tot The Eagles in 1994 toch terug op tournee gaan (de bankrekening helt gevaarlijk over naar het rood) en in 2007 zelfs een nieuw album – waar niemand écht zit op te wachten – uitbrengen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Francis Weyns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content