Colin Van Eeckhout: ‘De grootste levenswijsheid die mijn vader me heeft gegeven, is doodgaan’

© Jef Boes / projectie Stefaan Temmerman

Als je leven verfilmd wordt, welke scènes moeten er dan zeker in? We vroegen het aan Colin Van Eeckhout, zanger van Amenra. Hier schrijft hij het scenario van zijn leven. ‘Ik ben 38. Ik ga ervan uit dat ik nog dertien jaar heb.’

De making-of

Een ijzeren bankje in het centrum van Gent. Voor ons een rek gevuld met fietsen, in onze rug de rustig kabbelende Leie.

‘Het was een moeilijke opdracht’, zegt Colin Van Eeckhout (38). ‘Ik twijfel of mijn verhaal wel interessant genoeg is.’

Hij prikt een briefje tussen de zitting van de bank: het scenario voor de film van zijn leven. In potlood heeft hij daarop enkele trefwoorden neergekrabbeld: ‘Skaten’, ‘de dood van mijn vader’, ‘mijn eerste suspension‘, ‘de operaties van mijn zoontjes’.

Zwarte vliegjes cirkelen rond onze hoofden.

‘Begin er maar gewoon aan’, zeg ik. ‘Take one.’

Scène 1. De leap of faith.

Een betonnen loods, leeg en ruw. In een vodderige fauteuil komt een jongen van vijftien op adem. Rond hem ziet hij brommers, jongens in wijde broeken en XXL-T-shirts, zelfgemaakte skateramps.

Colin Van Eeckhout

  • Geboren op 15 mei 1979, opgegroeid in Marke, bij Kortrijk.
  • Woont in Gent, vader van twee zoontjes.
  • Sinds 1999 bezieler van Amenra.
  • Treedt sinds vorig jaar ook solo op, als CHVE.

Voor Van Eeckhout is dit geraamte van een winkelcentrum in aanbouw, iets buiten Kortrijk, een hof van Eden. Hij oefent er zijn flips en tweaks, het skateboard als kleefkruid aan de voetzolen.

Met een trosje maten fietst hij dagelijks door Kortrijk, zwart skateboard tussen rug en rugzak. Marke, Kuurne, Bissegem. Straathoek, brug, dorpsplein. Overal kunnen ze aan de slag. ‘Zolang we maar samen waren.

‘Een solitair groepsgebeuren’, noemt hij het. De vrijheid trekt hem aan. De camaraderie.

‘We vormden een onuitgesproken broederschap. Mijn skatematen waren de broers die ik niet had. We hielpen elkaar. Als er eentje viel, trokken de anderen hem recht. Letterlijk, maar op den duur ook meer en meer figuurlijk.’

Van Eeckhout is enig kind en heeft van alles geprobeerd. Voetbal heeft hij slechts één training volgehouden. Hij verkiest de geur van verbrand rubber en benzine. Het decor van zijn eerste levensjaren is de paddock van racecircuits. Vader, een hersteller van huishoudtoestellen, rijdt in het weekend in de Formule Ford, een betaalbare versie van de Formule 1.

‘Ondanks alles was ik toch meer een moederskindje. De verhouding met mijn vader is er altijd een van ongelijkheid geweest. Hij zorgde ervoor dat ik niks tekortkwam en sprong recht om me op mijn donder te geven als het te gortig werd. Zonder twijfel zouden we op latere leeftijd tot een evenwichtiger relatie gekomen zijn, maar die kans hebben we nooit gekregen.’

Skaten is zijn leven, Jamie Thomas een voorbeeld. ‘Hij had een zeker aura dat me aantrok.’ Thomas maakte de leap of faith bekend, een ollie over een metalen trapleuning van maar liefst zes meter hoog.

Van Eeckhout scheurt gewrichtsbanden en breekt ribben, maar houdt vol.

‘Skaten heeft me gevormd als mens. Je leert vallen en opstaan, op je bek gaan, de pijn verbijten en de vreugde van een geslaagde trick beleven. Je overstijgt je eigen kunnen en deelt de euforie met je maten.’

Met de jaren zwelt ook de liefde voor muziek aan. Een gepaste soundtrack dringt zich op. In het West-Vlaanderen van midden jaren negentig is hardcorepunk een levendige scene. ‘Elk weekend was er wel ergens een hardcoreoptreden. We trokken van jeugdhuis naar jeugdhuis, een nieuwe wereld ging open.’

Scène 2. Spineless.

Een ‘fellow-skatemaat’ sleurt Van Eeckhout mee naar het Achturenhuis aan het station in Kortrijk, in zijn ogen ‘een socialistisch bolwerk’. In dat buurtcentrum herkent hij veel gezichten. Ze komen naar drie van hun favoriete groepen kijken: Congress, Shortsight en Blindfold, stuk voor stuk vaandeldragers van H8000 (spreek uit: hate thousand), zoals de West-Vlaamse hardcorescene zichzelf heeft gedoopt.

Ik ben best een vrolijke jongen, maar sinds de dood van mijn vader is er geen dag voorbijgegaan zonder dat ik aan mijn eigen sterfelijkheid heb gedacht

‘Die avond zag ik voor het eerst dat het mogelijk was. Gasten zoals wij maakten muziek, het kon. Vanaf dat moment luisterde ik voortdurend naar hardcore. Mijn wereld verkleinde tot die muziek. Het was van ons, dat was het gevoel.’

De vrienden kopen hun eerste muziekinstrumenten. De DIY-attitude hebben ze al. Ze wisselen cassettes uit en maken fanzines.

De werkwijze klinkt vandaag haast prehistorisch. ‘We namen interviews met onze favoriete bands af, schreven ze thuis op een tikmachine uit, namen foto’s, knipten en plakten die in de juiste lay-out, maakten in het copycenter wat kopieën en sloegen er een nietje in. Klaar.’

Yoda-zine is een van de titels. H8000 Magazine ook. ‘De opbrengst ging naar het goede doel. Dierenwelzijn en zo van die dingen.’

Van Eeckhout kiest voor straight edge:geen drugs, geen alcohol, geen sigaretten, geen vlees of dierlijke producten meer voor deze jongen.

Spineless is de naam van zijn eerste groepje, met voorts onder meer Kristof Mondy, die later ook aan de wieg van Amenra staat. ‘Hij repeteerde regelmatig met zijn skatevrienden en vroeg of ik eens wilde komen. Blijkbaar zochten ze nog een zanger. Ik heb daar wat in de micro staan brullen en plotseling zat ik zelf ook in de band.’

Ze brengen een mini-cd uit en met vaste telefoon en fax regelen ze een tournee langs hardcorespots in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. ‘Als zij ons boekten, boekten wij hen terug: dat was de deal.’ Tussen Stuttgart en Genève begint het busje te slippen. Sneeuw heeft de chauffeur verrast. Hij raakt de vangrail, het busje kantelt. ‘Ik zat achter de chauffeur, het was het einde van de nacht. Ik hoorde hem ‘Fuck!’ roepen, werd wakker en stopte mijn hoofd tussen mijn armen. Toen ik mijn ogen weer opende, zag ik mijn maten in het ochtendlicht in de sneeuw liggen, in het midden van de autostrade, met een grote plas bloed rond hun hoofden.’

In helikopters worden de groepsleden naar de operatietafel gevlogen. De tour zit er sneller op dan verwacht, maar de blessures vallen gelukkig mee.

In de jaren erna groeit Van Eeckhout in zijn rol als zanger. Hij kneedt zijn oerschreeuw. Van een stemcoach is geen sprake. Hij wil dicht bij zichzelf blijven, zijn instinct volgen.

In 1999 richten ze Amenra op. De naam verbindt het Bijbelse amen met de Egyptische zonnegod Ra. Dat staat voor de visie van de muzikanten op leven en moraal. Voor buitenstaanders lijkt het een ruige bende, naar Van Eeckhouts zeggen is het een hoop watjes die elkaars steun opzoeken.

‘Ons groepsgevoel was van in het begin erg zuiver. Het was niet wij tegen de anderen, het draaide gewoon om ons. De rest telde niet.’

Amenra repeteert in een vervallen loods. Op een dag vindt Van Eeckhout er een dode duif. Hij nagelt ze op een kruis en hangt dat boven de deur. Later verzamelt hij kraaienpoten en versmelt ze met was en touw. In 2002 verschijnt hun eerste plaat, Mass I. Op de hoes staat een foto van een knoestig hondengebit, gefotografeerd in Van Eeckhouts wieg.

Colin Van Eeckhout: 'De grootste levenswijsheid die mijn vader me heeft gegeven, is doodgaan'
© Jef Boes / projectie Stefaan Temmerman

‘Het vergankelijke, het donkere sloop steeds duidelijker in onze esthetiek. We hechtten ook veel belang aan rituelen, om de samenhorigheid, de broederschap te onderstrepen.’

Scène 3. Le réveil mortel.

Mei 1999. Een vader en een zoon liggen samen in een ziekenhuisbed. Het bed staat in de woonruimte van het huis waarin ze altijd hebben gewoond.

De zoon studeert maatschappelijk werk, hij volgt een stage in de Gentse psychiatrie. Bij het horen van Heat Miser van Massive Attack denkt hij vandaag nog altijd aan de ademhaling van zijn vader toen.

De man had een half jaar eerder voor het eerst over pijn aan zijn rechterbeen geklaagd, op de begrafenis van zijn eigen moeder dan nog. Zat er een zenuw gekneld? Had hij een blokkage in zijn rug? De huisarts had geen antwoord.

Na twee maanden onderzoek viel de diagnose: longkanker, met uitzaaiingen tot op het bot. Het spijt ons, mijnheer, er is niets meer aan te doen.

‘Tegen dat mijn ouders het aan mij durfden te vertellen en de ernst van de situatie binnensijpelde, restte er al niet veel tijd meer.’

De laatste weken zijn intens.

‘Mijn vader was een man van weinig woorden. Tegen mij heeft hij nooit over de ziekte gesproken. Als we naast elkaar op bed lagen, legde hij zijn pink soms op die van mij. Verder ging het niet. Ach. Meer moest het misschien ook niet zijn.’

In mei sterft de vader, in de armen van zijn zoon. ‘Het is oké’, zegt die. ‘Ga maar. Je hebt genoeg gevochten.’ De begrafenis volgt op Van Eeckhouts geboortedag, 15 mei.

Full circle, denkt hij.

‘De grootste levenswijsheid die mijn vader me heeft gegeven, is doodgaan. Op die leeftijd zoiets heftigs meemaken en dat kunnen vertalen naar een abstracte kunstvorm als muziek heeft me richting gegeven. Sindsdien heb ik een onverklaarbare drang om me te bewijzen aan de wereld. Ik wil dat mijn moeder en mijn vader, die er weliswaar niet meer is, trots zijn. Vanuit de duisternis wil ik licht maken.’

‘Ongetwijfeld ook uit vergankelijkheidsbesef’, zeg ik.

‘Exact.’

Ik haal een boek uit mijn tas. Niets te vrezen, van Julian Barnes. De Britse auteur heeft het daarin onder meer over le réveil mortel, het moment dat het doodsbesef als de bliksem inslaat, ‘alsof in een vreemde hotelkamer de wekker, die nog op de tijd staat die de vorige gast heeft ingesteld, je godvergeten vroeg de verschrikking in katapulteert, de vertwijfeling in, het afschuwelijke besef dat je slechts huurder bent op aarde’.

Le réveil mortel‘, zegt Colin. ‘Dat is het helemaal. Alles gaat voorbij, niets blijft: dat besef heeft de dood van mijn vader ontketend. Ik ben best een vrolijke jongen, vergis je niet, maar sindsdien is er geen dag voorbijgegaan zonder dat ik aan mijn eigen sterfelijkheid heb gedacht. Mijn pa was 51 en alle andere mannen met wie ik genetisch verwant ben, zijn ook niet veel ouder geworden. Ik ben 38. Ik ga ervan uit dat ik nog dertien jaar heb. Alles wat ik doe, ontstaat uit dat doodsbesef. Alles moet zinvol zijn.’

Jezelf ophangen met vleeshaken. Moet ik ooit eens proberen, dacht ik. Waarom weet ik nog altijd niet. Waarschijnlijk wilde ik mijn vader nog eens de hand schudden

‘Heb je er schrik voor?’

‘Voor mijn eigen dood? Van geen kanten. Maar ik maak me wel zorgen om wie ik achterlaat.’

Scène 4. Crucifix.

Van Eeckhout hangt aan een boomstam in een bos in Venlo. Hij heeft vier haken in zijn rug en twee in elke arm, als Christus aan het kruis, de dode duif in de vervallen loods.

Fuck, denkt hij. Dit moet hier nu ook geen uren duren.

Het is begin jaren 2000. Na zijn vader zijn ook zijn tante en zijn oom/dooppeter gestorven, allebei aan kanker. De nieuwe vriend van zijn moeder pleegt zelfmoord. ‘Een vreemde periode. Veel bezoeken aan de palliatieve, bijna om de maand een begrafenis.’

Van Eeckhout zoekt zijn heil in tattoos en piercings.

‘In pre-internettijden was het moeilijk om research te doen. Je moest op zoek in boeken in een tattoo- of sm-winkel, of je zag per ongeluk eens een reportage op Arte.’

Internet verandert alles. Hij vindt een site over body modification, maakt op het forum ervan een profiel aan en chat met andere gebruikers. In een boek leest hij over suspension.

‘Jezelf ophangen met vleeshaken. Moet ik ooit eens proberen, dacht ik. Waarom weet ik nog altijd niet. Het gerucht ging dat je erdoor in een hogere sfeer van bewustzijn kwam. Waarschijnlijk wilde ik mijn vader nog eens de hand schudden.’

Via een onlinegemeenschap genaamd Truth Seekers Syndicate komt hij in contact met Kor van Lier uit Venlo.Samen met een vriendin rijdt Van Eeckhout tot in Nederlands-Limburg. Hij treft er Brazilianen, Amerikanen, Duitsers ‘en van alles meer’. In schaaltjes ligt rijst, brood en fruit. ‘Ik was enorm zenuwachtig.’

Hij kiest voor de crucifix-houding.

‘Pijn had ik amper, maar extase voelde ik evenmin. Misschien ben ik daar dan toch te rationeel voor. De momenten voor de ophanging waren veel waardevoller, veel intiemer. Hoe Kor van Lier me in de ogen keek, ik zou opnieuw kunnen blèten. Ik voelde een enorme innerlijke kracht ontbranden, alsof ik mijn eigen grenzen oversteeg, vooral dankzij Kor, die zich over mij ontfermde.’

Hij neemt het gevoel mee naar Amenra. Voortaan moet elk optreden een moment van introspectie zijn, een confrontatie met jezelf. Zoals toen in het bos.

Ook een strenge lichaamscultus komt centraal te staan. Onlangs nog liet Van Eeckhout zijn twee tepels weghalen. Hij wilde zijn verbrande huid ruiken, een fysiek offer brengen voor een ziek familielid.

Hij wrijft zich in de hals.

‘En littekens, die zijn voor ons ook erg belangrijk.’

Na een oorontsteking ging het gehoor van mijn zoontje fel achteruit. We lieten een scan uitvoeren: een tumor. Vort

Scène 5. Neurosis.

De woonkamer van een huis, hartje Gent. De nacht is zachtjes over de stad gevallen. Colin Van Eeckhout en Scott Kelly prikken frieten uit een bakje. De saus kleurt hun mondhoeken.

‘Hadden ze me dat tien jaar geleden gezegd, ik had het nooit geloofd. Scott Kelly in mijn huis? No fucking way.’

Het is voorjaar 2016. De twee mannen zijn samen op tour geweest. Na vijf Amenra-studioalbums heeft Van Eeckhout een soloproject opgezet, CHVE, en een soloplaat uitgebracht: Rasa, dronemuziek met een draailier. Ook Kelly heeft een pauze met zijn band Neurosis ingelast.

‘In mijn ogen zullen we nooit gelijken zijn, maar het voelde toch een klein beetje zo aan. We zaten een maand schouder aan schouder in de auto, reden van hot naar her, konden het goed met elkaar vinden.’

De bewondering is wederzijds. In zijn radioshow draaide Kelly songs van Amenra en bij een show in Nederland vroeg hij hen als voorprogramma. Een contract bij hun platenfirma was de logische volgende stap.

‘Veel groter kon het voor ons niet worden. We kregen erkenning van een van de bands die ons genre uit de grond hebben gestampt. Een kantelpunt. Ervoor drukte iedereen ons de kop in, had de pers het over ‘klonen van Neurosis’. Uiteraard zijn we door hen geïnspireerd, zoals veel bands – zij hebben het pad geplaveid – maar we hebben wel steeds ons eigen spoor gevolgd. Zodra we op hun label hadden getekend, waren we niet langer een rip-off, maar ‘de kleine broer’ van Neurosis. Alsof we een seal of approval hadden gekregen en opeens wel oprecht en interessant werden.’

Het bakje frieten is leeg. Kelly neemt een douche en vertrekt. Hij moet naar Amsterdam. Een nieuwe tour wacht. Van Eeckhout kust zijn kinderen, slapend, grommend, en kruipt bij zijn vriendin in bed.

Scène 6. Vort.

Een man en een vrouw zitten in een kamer van het Universitair Ziekenhuis, met uitzicht op de campus.Ze denken aan de lange weg ernaartoe. Aan de vergeefse pogingen, de medische hulp, aan die ene mededeling: ‘Het worden jongens.’ Worden? Jongens? ‘Ja, u krijgt een tweeling.’

De jongens kwamen prematuur ter wereld. Bij eentje bleek een hartklep geblokkeerd. Een operatie was onvermijdelijk.

‘Erg frustrerend. Je moet als vader de controle uit handen geven. Je moet hopen op een goede dag van de artsen. Zulke momenten bepalen je kijk op en je positie in het leven. Tegelijk besef je het maar half. Je bent net vader geworden en een van je kinderen, waarmee je op dat moment nog geen echte band hebt, moet meteen onder het mes. Het overkomt je.’

Anders is het eind 2016, met zijn andere zoon, dan zes. Next level, noemt hij het.

Colin Van Eeckhout: 'De grootste levenswijsheid die mijn vader me heeft gegeven, is doodgaan'
© Jef Boes / projectie Stefaan Temmerman

‘Hij had allang last van oorproppen en sprak zeer nasaal. Niets ergs, zeiden de dokters. Maar na een oorontsteking ging zijn gehoor fel achteruit. We lieten een scan uitvoeren en toen werd alles duidelijk: er zat een tumor in zijn hoofd. Vort.’

Het jongetje wordt geopereerd. Vader en moeder wachten in de kamer. Ze huilen stilletjes.

De operatie lukt.

‘Hij is voor de rest van zijn leven doof aan de rechterkant, maar het gezwel is eruit.’

Van Eeckhout plaatst een bericht op zijn persoonlijke Facebookpagina. ‘I need you all to pray, burn candles, think about my son.’ Meer dan duizend reacties stromen binnen.

‘Amenra is meer dan een muziekgroep, het is een community. Op moeilijke momenten zijn we er voor elkaar. Ik krijg regelmatig brieven van fans, hele epistels dikwijls, waarin ze over hun eigen leven vertellen. Over hun verdriet en pijn, en dat ze in onze muziek troost vinden. Ik probeer elke brief te beantwoorden. Dat geeft me voldoening. Blijkbaar doe ik iets zinvols, voor mezelf maar ook voor anderen. We hebben het met z’n allen hard nodig, die voeling met elkaar, die plek waar je je dekking mag laten zakken. Niet iedereen durft die kwetsbaarheid toe te laten, het is vaak nog taboe. Het moet altijd feest zijn, iedereen moet zich te pletter amuseren. Maar de cijfers over burn-out en zelfmoord zijn tegelijk hoger dan ooit.’

In Rusland raakt hij na een show in gesprek met een grote fan. Bandshirt, korte broek, zware schoenen: alles erop en eraan.

‘Die man kon niet stoppen met ons te bewieroken. Hij vond het geweldig wat wij deden, had het over bovenmenselijke prestaties en een uitzonderlijke kracht. “En wat doe jij in het leven?” vroeg ik. Bleek hij een hersenchirurg te zijn. Ineens voelde ik me heel klein.’

Ik zeg dat zijn vader allicht trots zou zijn.

‘Ik denk het ook’, antwoordt Van Eeckhout. ‘Al is trots voor West-Vlamingen een lastig begrip. Wij beschouwen onszelf bijvoorbeeld nog altijd niet als muzikanten. Dat klinkt zo … echt.’

Aftiteling.

De ochtend van ons gesprek heeft Van Eeckhout een lange brief van een vrouw ontvangen. Traumatische jeugd, al jarenlang fan van Amenra. ‘Intens’, zegt hij. ‘Ik ga het even laten rusten en er pas over enkele dagen op antwoorden.’

Een suspension heeft hij al jaren niet meer ondernomen.

Zijn moeder woont in Marke en ‘stelt het wel’. Ze helpt vaak met de kinderen, Van Eeckhout zegt dat hij zich geen betere moeder kan indenken.

Op een skateboard staat hij nog slechts zelden. Hij wacht tot zijn zoontjes eraan beginnen – ‘nog een jaar geduld’.

Met Amenra vertrekt hij na een show op Dour richting de VS. De tour zal hen langs Boston, Detroit, Chicago en New York voeren. Solo speelt hij samen met Amenra-broer Mathieu Vandekerckhove op 21 juli in zijn thuisstad Gent, op Boomtown.

Hun huidige repetitiehok is een leegstaand schoolgebouw in Harelbeke.

‘In feite zijn we nog altijd die jongens op skateboards, in dat winkelcentrum in aanbouw in de rand van Kortrijk. Een groepje tjoolders dat in lege loodsen op blikjes schopt. Meer niet.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content