Lucas De Man cureert Theater aan Zee: ‘Mijn doodsverlangen geeft me evenveel energie als levenslust’

© Jef Boes

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Deze zomer schrijven zeven artiesten het scenario van hun leven. Lucas De Man, deze zomer curator van Theater Aan Zee, leeft niet langer in angst. En als hij toch twijfelt, is er nog altijd de herinnering aan zijn manifest. ‘Het is tijd voor een nieuwe boog, voor een nieuwe sprong in het onbekende.’

Openingsbeeld

Een man van 37 stapt door de straten van Oostende. Leren jekker, afgedragen T-shirt, blik recht in de camera: ‘Mijn naam is Mathias De Man, maar sinds mijn zeventiende noem ik mezelf Lucas. Heel lang was Mathias de gast die naar school moest gaan en op tijd thuis moest zijn, en Lucas degene die een leuk leven leidde. Maar stukje bij beetje zijn de twee personages over elkaar geschoven en werden ze een. Zijn en niet-zijn, moeten en ont-moeten, spelen met waar en onwaar: daarover gaat alles wat ik maak.’

Scène 1: de verbeelding

Een theaterzaal in Kortrijk, eind jaren tachtig. Op het podium staat een jongen uit Roeselare. Hij is verkleed als de kleine prins uit het boek van Antoine de Saint-Exupéry: groene outfit met wijd uitlopende broekspijpen, gele sjaal om de hals. In zijn ogen is een fonkeling te zien. Een stroomstoot zindert door zijn hele lijf.

‘Dat moment in Kortrijk staat symbool voor mijn ontdekking van de verbeelding. Al heel vroeg wist ik wat de kracht van optreden inhoudt, dat je heel even iemand anders mag zijn en toch kunt blijven voelen wat je voelt, en dat het publiek blij kan worden van wat je op het podium doet. Daarnaast herinner ik me nog scherp een soortgelijk moment in de academie van Roeselare: ik sta voor een jury en improviseer erop los. Op het einde geeft de jury me een staande ovatie. ‘Dat hebben we nog nooit meegemaakt’, zeggen ze. Wow, denk ik. Blijkbaar kan ik iets dat bijzonder is. Ik besta, ik word gezien.’

Al heel vroeg wist ik wat de kracht van optreden inhoudt, dat je heel even iemand anders mag zijn en toch kunt blijven voelen wat je voelt.

De Man groeit op in een gezin met vier jongens, als tweede in de rij. Moeder werkt in het onderwijs, vader is radioloog. Verwondering is er in overvloed. Elke avond vertellen ze elkaar verhalen en elk gratis optreden gaan ze bekijken, of het nu toneel is of muziek.

Telkens als vader en moeder vrienden op bezoek hebben, geeft De Man een speech. ‘Vaak provocerend. Bij alles wat ik deed, dacht ik er goed over na hoe ik kon opvallen. Maar wel met inhoud, niet gewoon show verkopen puur vanwege de show. Het moest ergens over gaan. Hier en nu een effect teweegbrengen: dat besef zat er al vroeg in.’

Scène 2: het doodsverlangen

Witte muren. Helder licht. Stilte. Wanneer De Man de ogen opent, denkt hij heel even dat hij in zijn opzet is geslaagd. Tot hij wat langer rondkijkt en doktersjassen ziet, geen engelenhaar.

De Man is twaalf. Kennelijk is zijn zelfmoordpoging niet gelukt.

‘Ik was er klaar mee. Niet dat ik depressief was of zo, ik wilde gewoon niet langer meedoen. Ik vond het belachelijk wat we hier met ons allen aan het uitspoken zijn, nog altijd eigenlijk. Altijd maar je best doen, terwijl in wezen niemand een fuck om je geeft. Je hele leven meedraaien in een soort ratrace waarvan je al op voorhand weet dat het geen zin heeft, want op het einde ga je sowieso dood. Dank je, geen zin in.’

De Man heeft een afscheidsbrief klaar, waarin hij zijn ouders bedankt en troostend zegt dat ze nog drie kinderen hebben. Hij neemt een overdosis medicijnen en ontwaakt even later in een ziekenhuisbed.

Nadenkend over zijn zelfmoordpoging bedenkt De Man dat zijn existentiële vragen niet zozeer draaien om leven en dood, maar om zijn en niet-zijn. Dat inzicht werkt bevrijdend.

‘Behalve het feit dat ik me bijna niets meer herinner van voor mijn twaalfde heb ik er niets negatiefs aan overgehouden. Integendeel, sinds mijn twaalfde ken ik weinig of geen angsten meer. Met mezelf heb ik een afspraak gemaakt: als ik niet meer wil, mag ik ermee stoppen. Mijn vrienden weten het, mijn vriendin weet het, het is geen taboe. Elke dag denk ik meerdere keren aan de dood en dat brengt een enorme rust met zich mee. Tegelijk stuwt het me voort. Shakespeare zei dat er vier drijfveren zijn: doodsverlangen, doodsangst, levenslust en levensangst. Ik heb een doodsverlangen en dat geeft me evenveel energie als levenslust. Na mijn zelfmoordpoging wist ik: of je gaat er vol voor, of je stopt. Geen lamlendig gedoe. Nee, vol. En dat doe ik nog steeds. Ik werk keihard, om te mogen zijn. Van mezelf. Vrij zijn is keihard werken.’

'Mijn doodsverlangen geeft me evenveel energie als levenslust.'
‘Mijn doodsverlangen geeft me evenveel energie als levenslust.’© Jef Boes

Scène 3: de kwetsbaarheid

Moeder en vader De Man zitten naast elkaar in de auto. Ze kijken voor zich uit, niemand zegt een woord. In moeders armen ligt het dode lichaam van hun zoon Florus, voor altijd acht jaar oud. Hij is met zuurstofgebrek op de wereld gekomen en in zijn slaap gestorven.

‘Ik was vijftien en ben die dag pas van school gehaald toen mijn ouders terug thuis waren. Florus was enkele dagen bij mijn grootouders en daar is hij plotseling overleden.

Florus was een fantastisch kind. Hij had een zware handicap en kon zich alleen met simpele emoties uiten: lachen, huilen, boos kijken of niet boos kijken. Op mijn zevende heb ik zijn pampers leren verversen. Ik gaf hem eten en zijn hele leven heb ik hem gedragen. Na zijn dood had ik pijn in mijn armen, omdat ik hem niet langer moest dragen. Daarom ben ik gevechtssport gaan doen. Om vast te pakken, te voelen.

Nog altijd kan ik droef zijn om de dood van Florus, omdat het gewoon heel erg is dat iemand zo jong sterft. Maar ik ben hem vooral ontzettend dankbaar. Door hem ben ik een minder grote eikel geworden. Zijn leven was één lange oefening in kwetsbaarheid.’

Ook buiten het gezin oefent De Man zijn vergankelijkheidsbesef. Hij draait een week mee op de palliatieve zorg, is actief bij Akabe, de scouts voor kinderen met een handicap en trekt naar Afrika. Hij wil de wereld zien, begrijpen wat arm en rijk is, oorlog en vrede, zijn en niet-zijn.

‘Ik heb 11 kinderen en 25 volwassenen begraven. In Langa, een gevaarlijke township in Kaapstad, werd er vlak naast me een jongen doodgeschoten, het zoveelste slachtoffer in een bendeoorlog. Net na de oorlog was ik in Kosovo, ik ben gedrogeerd geweest in Afrika, ik heb twee maanden gezorgd voor een kindje, Amanda, dat was opgevoed door honden en haar eigen stront opat. Ik zocht het gevaar bewust op. Het zal geweldig egoïstisch klinken, maar zo dicht bij leven en dood zijn: ik vond dat fantastisch. Bang was ik toch niet. Wat was het ergste dat me kon overkomen? Doodgaan?’

Ook nu nog zoekt De Man de extremen op. Hij werkt met varkensboeren en met bankiers. Zoals Peter Brook ooit schreef: ‘The artist is the only one who can talk in the morning with the queen of England and in the evening with a homeless guy, professionally.’

Scène 4: het manifest

Een jaar na de dood van Florus beslist De Man dat hij ‘creator’ wil worden. Op reis in Italië heeft hij ergens het woord creatore opgevangen en op slag heeft hij een levensdoel. In zijn jongenskamer begint hij aan een manifest. Dat hoort er nu eenmaal bij, weet hij uit de biografieën van Salvator Dalí en René Magritte.

Na mijn zelfmoordpoging wist ik: of je gaat er vol voor, of je stopt. Geen lamlendig gedoe.

‘Ik wilde creëren, maar me niet beperken tot een hokje. Een pure beeldkunstenaar was ik niet, een pure acteur evenmin, ik wilde alle vormen uitproberen. Vandaar het manifest. Er stond in dat ik een creator wilde worden, dat ik rond mij een organisatie wilde uitbouwen met vijf tot zeven mensen op kantoor, dat ik overal in de wereld projecten zou opzetten, en dat die projecten heel groot mochten zijn, ‘maar ook met straatkinderen’. Dat laatste zinnetje stond dubbel onderlijnd.’

Drie weken later vernietigt De Man zijn manifest. Te pathetisch, bij nader inzien.

Scène 5. De brievenbus.

Van bij zijn ouderlijk huis in Roeselare stapt De Man tot aan een zorgvuldig uitgezochte brievenbus, ongeveer een kilometer verderop. De wandeling erheen duurt exact even lang als White America, de hiphopsong van Eminem die hij door zijn oortjes laat knallen. Gimme the mic, show me where the fuckin’ studio’s at!

De Man is de twintig voorbij en klaar voor een volgende stap. Na zijn studies Taal- en Letterkunde in Leuven wil hij het advies van zijn mentor Geert Opsomer opvolgen. Ga naar het buitenland, zei die, naar Londen of Amsterdam, dan kun je later nog altijd terugkomen naar het kleine Vlaanderen.

De Man heeft voor de Theaterschool in Amsterdam gekozen, vanuit de gedachte dat je in een kleiner land sneller groot kunt worden, en wil van zijn aanvraag voor de regieopleiding een gebeurtenis maken, een ogenblik om nooit te vergeten.

Wanneer hij de brief in de brievenbus schuift, denkt hij: dit moment verandert alles. Of niets.

Scène 6: het vraagteken

Een plein in het centrum van Skopje, de hoofdstad van Macedonië. Enkele honderden mensen hebben zich verzameld rond een bos van fakkels in de vorm van een vraagteken. Bij de fakkels staan vier Nederlandse twintigers en een Belg met een driedagenbaard. Nieuwe Helden noemen ze zichzelf, aanhangers van het niet-weten.

‘Ik weet het niet. Jij weet het niet. Niemand weet het en dus kunnen we zijn. Het niet-weten geeft naast angst ook kracht. Dat was toen al de basis van mijn filosofie.’

Meteen na zijn afstuderen aan de Amsterdamse Theaterschool heeft De Man een eigen gezelschap opgericht. Met een gesponsord busje en een geluidsinstallatie die ze in een bejaardentehuis hebben ontleend zijn ze op toernee door Oost-Europa getrokken, als een rockband met vier leden en met De Man als manager. Onderweg zetten ze projecten met lokale artiesten op, ze hielden een blog bij en maakten de nacht onveilig. ‘Onderweg kregen we almaar meer aandacht. Op het einde had onze blog tienduizend lezers en stond onze band op een festival met achthonderd toeschouwers.’

In Skopje hebben ze na lang aandringen toestemming gekregen voor een massaperformance rond het niet-weten. Wanneer alle straatverlichting uitgaat en de fakkels worden aangestoken, welt er een luid applaus op. De Man en zijn vrienden worden op vijf verschillende tv-zenders uitgenodigd.

'Volg je gevoel. Laat je niet tegenhouden door je ratio die je voortdurend van alles influistert.'
‘Volg je gevoel. Laat je niet tegenhouden door je ratio die je voortdurend van alles influistert.’© Jef Boes

‘Niet omdat ons idee van het niet-weten zo aansloeg, maar omdat we de straatlichten hadden kunnen doven. Blijkbaar was dat iets heel uitzonderlijks. Wij dat apetrots naar Amsterdam doorbellen, maar daar was niemand in ons avontuur geïnteresseerd. Uit die scène heb ik drie belangrijke lessen geleerd. Eén: niemand geeft om kunst tot hij of zij ermee geconfronteerd wordt. Kunst moet je aan den lijve voelen, anders kan ze je niet raken. Twee: de kracht van kunst is niet alleen de boodschap die je brengt, maar vooral het feit dat je het doet. In Skopje was iedereen in eerste instantie ontroerd door alle moeite die wij hadden genomen om die lichten te doven, pas erna door ons concept van het vraagteken. En drie: volg je gevoel. Laat je niet tegenhouden door je ratio die je voortdurend van alles influistert.’

Scène 7: de walvis

Een baai in de buurt van Kaapstad, maart dit jaar. De Man is nog geen uur in Zuid-Afrika of hij is al onderweg naar een zakelijke afspraak bij de oceaan. In de verte ziet hij ineens een walvis uit het water springen. En opnieuw, en opnieuw. Hij draait zich om en zegt tegen Wouter Goedheer, de financieel directeur van Stichting Nieuwe Helden die hier samen met hem naartoe is gereisd: dit is een teken.

De twee zijn niet zomaar in Zuid- Afrika, ze zijn uitgenodigd door twee van ’s werelds grootste beurzen: designbeurs Indaba en YPO, een grootschalig congres voor CEO’s. De Man mag er over Stichting Nieuwe Helden komen spreken en bekende gasten zoals Trevor Noah van The Daily Show interviewen. Sinds de truc met de fakkels in het hart van Skopje is zijn podium alleen maar groter geworden. Maar na tien jaar en een veelvoud aan projecten, van China tot West-Vlaanderen, is het tijd voor een nieuwe stap.

‘Instinctief wist ik het al langer, maar door dat magnifieke beeld van die walvis durfde ik het voor het eerst uit te spreken: het is tijd voor een nieuwe boog, voor een nieuwe sprong in het onbekende. We moeten nog internationaler gaan werken, nog minder in disciplines denken, nog minder angsten hebben en nog meer de kracht van theater in de echte wereld toepassen. Vraag me niet hoe het eruit zal zien, maar uiteindelijk zullen we bekend worden om iets dat nu nog niet bestaat. Misschien mislukt het en zul je me over tien jaar uitlachen. Al denk ik het niet, mijn gevoel zit goed.’

Aftiteling

De eerste fase in die nieuwe boog is de ontwikkeling van een paviljoen uit bio based materiaal, geschikt voor ontmoetingen over duurzaamheid en innovatie.

Het beeld van het vraagteken gebruikt De Man nog altijd.

Stichting Nieuwe Helden telt op dit moment 33 werknemers, stuk voor stuk freelancers, van wie er vier op kantoor werken. Eentje minder dan in De Mans manifest was beschreven. ‘Ik kan op elk moment beslissen om ermee te stoppen, dat geeft een enorme rust.’

Tijdens Theater Aan Zee, het theaterfestival waarvan De Man deze zomer curator is, staan heel grote projecten gepland. Maar ook projecten met straatkinderen.

TAZ#2019

Meer info op www.theateraanzee.be. Stichting Nieuwe Helden heeft er vier voorstellingen: de theatrale tentoonstelling The Village opent op 31/7; Yes Please, over erotische fantasieën, gaat in première op 1/8; de live onderzoeksperformance In Search of Democracy 3.0 start op 6/8, en op 6/8 is er ook de eerste wijkavond met de theatervoorstelling Ronja .

Lucas De Man

37 jaar.

Opgegroeid in Roeselare.

Studeerde in Leuven en Amsterdam.

Artistiek directeur van theatergezelschap Stichting Nieuwe Helden.

Presenteert op Avro Tros het tv-programma Kunstuur.

Is deze zomer curator van Theater Aan Zee in Oostende.

Noemt zichzelf een ‘creator’: een professioneel creatief iemand.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content