Danser Misha Demoustier: ‘Misschien beschermen mijn tatoeages me wel tegen een carrière bij de bank?’
Danser Misha Demoustier, zoon van oorlogsreporter Daniel Demoustier, was er eigenlijk klaar mee. Maar na vier jaar kwam hij op zijn passen terug. Of hoe Into the Open van Voetvolk zowel ons als hem opnieuw aan het dansen bracht. ‘Ik heb een groot deel van mijn leven geprobeerd om de antithese van mijn vader te zijn. Maar aan genetica valt niet te ontsnappen.’
‘Nu ik erover nadenk: de andere dansers in Into the Open bewegen op een manier die opvallend goed aansluit bij hun individueel karakter.’
‘Gaat dat ook voor jou op?’
‘Chaotisch, wat verloren en druk zoekend? Dat lijkt me wel te kloppen, ja.’
Misha Demoustier praat zachtjes, haast fluisterend. Hij kauwt op elk antwoord en maakt vaker oogcontact met Idris, zijn witte herder die door de tuin stuitert met wat nog rest van een bal, dan met ons.
Het is even wennen. Bij onze vorige ontmoeting staarde hij ons nog uitdagend in de ogen, nadat zijn Voetvolk-collega’s Wei-Wei Lee, Celine Werkhoven en Artemis Stavridi hem op het ritme van Dendermonde (de band van Maarten Van Cauwenberghe, Elko Blijweert en Frederik Heuvinck) de kleren van het lijf hadden gescheurd. Tong uit de bek, balancerend op de rand van het podium met de air en energie van een gerodeerde frontman.
Later in dit gesprek zal Demoustier beweren dat hij geen goede acteur is.
Geloof die man niet.
Toen ik stopte met dansen, was ik plots een deel van mijn identiteit én mijn uitlaatklep kwijt. Wat ik dan maar probeerde op te vangen met, eh, minder constructieve zaken.
We hebben afgesproken in Molenbeek. In het huis van Sophie Lauwers, de directeur-generaal van Bozar die in mei de strijd tegen borstkanker verloor. De liefde voor Lauwers’ dochter woei Demoustier hier een paar jaar geleden binnen. Veel wil hij er niet over kwijt. ‘Enkel dat het indrukwekkend was om te zien hoe iedereen er, zonder de situatie te ontkennen, in is geslaagd om zelfs van de donkerste momenten wonderlijk mooie momenten te maken. De overweldigende warmte en liefde die in dit huis hangt, heb ik nog nooit meegemaakt.’
Met het dansconcert Into the Open trakteerde Voetvolk, het gezelschap van danseres-choreografe Lisbeth Gruwez en muzikant Van Cauwenberghe, zichzelf dit voorjaar op een trippy vijftiende verjaardagsfeestje in de AB. Een feestje dat ze ook deze zomer gaande zullen houden, onder meer in het Rivierenhof en op Pukkelpop. Al had het niet veel gescheeld, of Demoustier had dat alles moeten missen. ‘Mijn eerste online auditie bij Voetvolk in coronatijden was nogal dramatisch’, lacht hij. ‘Maar omdat Maarten gecharmeerd bleek door de muziek die ik daar ook in speelde, kreeg ik een kans. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ik uit het publiek zou komen, als een kleine special act. We hebben ook even bekeken of ik niet kon aansluiten bij Dendermonde. Ik ben blij dat ze me de kans hebben gegeven om uit te zoeken waar ik het best paste.’
Lisbeth Gruwez herinnerde zich dat ze je nog moest leren om niet telkens boos weg te lopen tijdens de repetities. Waarom?
Misha Demoustier: Rond mijn zeventiende was ik echt klaar met dansen. Into the Open is mijn eerste productie in jaren. En dat maakte me erg onzeker. Opmerkelijk, aangezien ik vroeger overliep van de jeugdige arrogantie. (lacht) Ik dans al sinds mijn achtste, waardoor het mijn tweede natuur was. Plots was ik dat allemaal kwijt. Enerzijds wilde ik me constant bewijzen, anderzijds durfde ik niet meer uit te pakken met wat ik kon. Wat een zeer schizofrene situatie opleverde.
Into the Open kwam op het perfecte moment?
Demoustier: (knikt) Daarom ben ik Voetvolk ook zo dankbaar. Het thema had niet toepasselijker kunnen zijn: rock-‘n-roll, plezier maken, terug losgaan na een paar rare jaren… Dat is het verhaal van de pandemie, maar ook mijn verhaal.
Hoe definieer jij ‘rare jaren’?
Demoustier: Het is lastig om daaraan terug te denken. Letterlijk. Die jaren voelen zeer abstract, alsof ik ze uit mijn geheugen heb gewist. En dat is wel oké zo. (grinnikt) Daar zitten twee lockdownjaren tussen natuurlijk, maar ik heb ook laat gepuberd, ik kapte met school, mijn vader werd zwaar ziek (Demoustier overwonlymfeklierkanker, nvdr.) en omdat ik gestopt was met dansen was ik plots zowel een deel van mijn identiteit als mijn uitlaatklep kwijt. Wat ik dan maar probeerde op te vangen met, eh, minder constructieve zaken.
Waar houdt een danser die niet langer danst zich onledig mee?
Demoustier: Ik ben op boerderijen en met hout gaan werken, woonde in antikraakpanden met een hoop artistieke mensen die in een gelijkaardige spiraal zaten en ik concentreerde me op beeldende kunst. Zo heb ik bijvoorbeeld enkele video-installaties gemaakt met Jacob Schoolmeesters. Eerder autobiografisch werk, waarin ik zeer letterlijk emoties probeerde uit te beelden. Ik wrong mezelf dan bijvoorbeeld in vreemde bochten, want…
Je lag in de knoop met jezelf?
Demoustier: Precies. (lacht) Ik ben niet tegen een zekere simpliciteit in de kunst. Niet alles hoeft tien lagen en een pompeuze uitleg.
Into the Open is esthetisch, energiek en als het goed zit, kom je als herboren buiten maar – en spreek me gerust tegen – in se is het ook een ‘simpele’ voorstelling.
Demoustier: Into the Open is vooral een antwoord op corona, op die twee jaar waarin amper iets mocht of kon. Lisbeth en Maarten zijn – denk ik – vertrokken vanuit een simpel idee: we willen en moeten nog eens losgaan, nog eens helemaal in your face zijn.
Voor mezelf heeft het veel meer betekenis, maar voor het publiek moet het vooral een mooie, energieke avond zijn.
Toen we haar vroegen hoe ze jou zou omschrijven als danser, antwoordde jouw zus en choreografe Zoë: ‘Iemand die zijn grenzen niet goed kent. Extreem in zijn bewegingen. Hij danst in een soort extase en durft daar ver in te gaan.’ Herken je jezelf daarin?
Demoustier:(grinnikt) Dat van die grenzen niet kennen kan weleens kloppen.
Louter op, of ook naast het podium?
Demoustier: Beide. De extreme emoties hebben me altijd aangetrokken. Maar die hogere pieken betekenen helaas ook diepere dalen. Al denk ik dat ik die extremen steeds minder opzoek. Ik zoek vandaag net een rustige, en veilige basis.
En als danser? Ik kan niet terugvallen op een professionele scholing. Ik doe het op het podium eerder met een fysieke drang die er altijd uit probeert te komen maar niet per se tot een klassieke beweging leidt. Dansen is een spel, een constant zoeken. What’s next? Dat is het interessante voor mij, en waarom ik producties boven dansscholen verkies waar iedereen op een rij hetzelfde pasje moet doen.
Het verbaast me hoe ingetogen je bent. Het verschil met jouw wild en cocky podiumtypetje is opmerkelijk.
Demoustier: Dat ligt aan de specifieke voorstelling. Al ben ik niet de meest getalenteerde acteur: ik kan niks faken. Die razernij zit in mij, en soms moet die eruit.
Speel je binnenkort geen rol in de nieuwe film van Caroline Strubbe?
Demoustier: Jawel. Ik ben niet zo goed in audities, maar Caroline slaagde er tijdens de casting toch in om alle emoties uit mij te regisseren. Als ik boos moest zijn, werd ze zelf boos. Als ik lief moest spelen, fluisterde ze zachtjes. Ongelooflijk. Met één vingerknip schakelde ik tussen een woest beest en een of andere casanova. Allemaal zaken die ik echt niet zomaar zelf bovenhaal. We draaien deze zomer in Boedapest en Brussel. Het is toch wel een beetje een droom die uitkomt.
‘Een vlindertje, nee?’
‘Iedereen ziet erin wat ie wil. Dat is het mooie eraan.’
Ik wijs naar de rorschachtest op zijn rechterarm. Een van zijn vele tatoeages. Een dolk op de pols. Prikkeldraad op de bovenarm. Een pakje Lucky Strike. ‘“Lucky man”, staat er. Het was dat of “pas mal” – van Pall Mall. (droog) Ik heb lang samengewoond met tattoo-artiesten die al eens een canvas zochten. Ik was er helemaal oké mee om dat canvas te zijn. Vandaag had ik het misschien anders aangepakt, maar goed, ze staan er nu.’
Heb je spijt van bepaalde tatoeages?
Demoustier: Nee. Ik ben ooit na een dronken avond wel aan een gezichtstattoo begonnen in de spiegel, maar gelukkig ben ik na enkele puntjes tot inkeer gekomen. (lacht) Daar had ik spijt van gekregen.
Weg waren alle kansen geweest om ooit een mooie carrière in het bankwezen uit te bouwen.
Demoustier: Misschien heb ik die tatoeages wel gezet om mezelf tegen een carrière bij de bank te beschermen. (grinnikt) Ik zie het vooral als een tijdsdocument. Sommige passen niet meer bij wie ik ben, maar herinneren me wel aan wie ik ooit was.
Welke betekent het meest voor jou?
Demoustier: Diegene waar je het minst naast kunt kijken.
Het liefdeskind van een tribal en een stuk prikkeldraad op jouw borstkas?
Demoustier: Sommigen zien er een boom, een spinnenweb of een bliksemschicht in, maar er staat eigenlijk een woord dat een diepe connectie heeft met iemand uit mijn verleden. Al is het niet de bedoeling dat je dat ziet.
Je werkt dit najaar ook samen met jouw zus, die sinds kort als choreografe onder dak is bij Ultima Vez, het gezelschap van Wim Vandekeybus. What Remains is niet jullie eerste samenwerking. Je maakte al eerder een voorstelling met haar en jouw jongere zus Lahja.
Demoustier: Die voorstelling was goed, maar het proces dramatisch. Ik werd er helemaal gek van om onder de leiding van mijn grote zus te moeten werken én ik had onderschat hoe hard dans en theater voor mij een vlucht waren. Een vlucht voor mijn familie onder andere, die plots naast mij op het podium stond. (lacht) Deze keer verloopt alles veel vlotter, niet het minst omdat ik professioneler te werk ga.
What Remains gaat goeddeels over dementie, maar voert zowel zeventigplussers als kinderen op.
Demoustier: Het is fijn om de rock-‘n-roll van Into the Open af te wisselen met een intiem thema zoals dementie. Zoë kreeg het idee nadat ze iemand in haar naaste omgeving had zien aftakelen.
Ik ben niet tegen een zekere simpliciteit in de kunst. Niet alles hoeft tien lagen en een pompeuze uitleg.
Haar schoonvader, zanger Kris De Bruyne, overleed vorig jaar. Hij kampte al jaren met alzheimer.
Demoustier: (knikt) We hebben allemaal dergelijke verhalen van verlies. Hoewel de voorstelling net draait om wat overblijft. De manier waarop oude mensen bewegen bijvoorbeeld – zelfs al laat hun geest het stilaan afweten – met eenzelfde ongecontroleerdheid als kinderen. Dat idee hoe een levenslijn eigenlijk een cirkel is, vind ik steeds interessanter.
Nadat ik vorig jaar haar solovoorstelling zag, moest en zou ik nog eens met mijn zus werken. Omdat ik sterk geloof in haar werk – en ik haar dat tegenwoordig ook kan zeggen. Vroeger lukte dat niet. Zo gaat dat met broers en zussen, zeker?
Voor die solo, Unfolding an Archive, dook ze in het beeldarchief van je vader.
Demoustier: Ik zag vooral een rouwproces, eentje dat ik zelf nooit echt heb meegemaakt. Maar dat maakte het daarom niet minder indrukwekkend.
Herinner jij de jaren dat hij van huis was, om ergens weer een wereldbrand te registeren, anders dan zij?
Demoustier: Amper. Maar dankzij die voorstelling iets meer. We hebben alle drie een andere beleving van die jaren, door het leeftijdsverschil. Zoë heeft die tijd zeer bewust meegemaakt, Lahja en ik vooral onbewust. Ik ben nu pas op de leeftijd waarop ik bepaalde zaken kan plaatsen of verklaren hoe die mij gevormd hebben. En hoewel ik zeker ben dat niemand ooit kwade intenties had, zie ik vandaag wel beter wat de job en de afwezigheid van mijn vader met mij hebben gedaan. En welke onderliggende angsten ze in de hand hebben gewerkt.
Kan je dat concreter maken?
Demoustier: Dat was abstract, hè? Bewust. (lachje) Ik hoed me er bovendien voor om alles vanuit zijn job te verklaren: je wordt meer beïnvloed door wat overblijft dan door wat ontbreekt. Het gemis werd ook meer dan uitgebalanceerd door een moeder die altijd voor een warme thuis heeft gezorgd. Onze vader probeerde dat wel op zijn manier, alleen was dat geen evidentie als je telkens maanden weg bent.
In 2003 kwam zijn vierkoppig ITN-team onder vuur te liggen in het Irakese Basra, hij overleefde die aanval als enige. Jij wist nog van niks, tot Karrewiet je plots op school kwam interviewen. Hallucinant.
Demoustier: Dat was het normaal voor ons. We werden beschermd. Ze wilden ons – begrijpelijk – niet opzadelen met alle oorlogshorror die hij had gezien. Tegelijk werden we door onze moeder zeer bewust voorbereid op de kans dat er ooit iets zou mislopen. Ik snap die reflex, alleen verkeer je als kind zo in een permanente staat van afscheid nemen. Ik doe dat vandaag nog steeds, bij de mensen die het dichtst bij me staan. ‘Want je weet maar nooit…’
Sinds de ziekte van jouw vader kampt Zoë plots met een irrationele angst voor dood. Deel jij dat gevoel?
Demoustier: Nee. Dat krijg je dan als je al je hele leven afscheid aan het nemen bent: wanneer er dan echt iets gebeurt, ben je er klaar voor. Maar gelukkig heeft hij zijn ziekte miraculeus verslagen.
Hoe is de band met jouw vader vandaag?
Demoustier: Hij is wie hij is. Ik ben wie ik ben. En daar hebben we vrede mee. Ik heb ooit even bij hem proberen wonen: dat heeft geen week geduurd. (lacht) Maar we vinden elkaar op een paar vlakken, onderwerpen waar we allebei mee bezig zijn, en daarnaast heb ik geleerd dat je sommige zaken ook gewoon moet laten rusten. Het is wel oké.
Er vallen wel een paar gelijkenissen te bespeuren tussen jou en jouw vader. De liefde voor muziek, een zekere nood aan adrenalinekicks, de rusteloosheid…
Demoustier: Aan genetica valt niet te ontsnappen, al heb ik een groot deel van mijn leven geprobeerd om net de antithese van mijn vader te zijn. Maar ondertussen moet ik toegeven dat sommige trekken onvermijdelijk in mij zitten. En dat is ook oké. Enkel die rusteloosheid vind ik een vervelende eigenschap, omdat ik me herinner hoe dat destijds doorheen het huis kon vibreren. En omdat ik liever wat langer bij de dingen stil zou blijven staan en de tijd nemen om ze te appreciëren. Een werkpuntje. (lacht)
Into the Open
27/7 en 28/7 op Theater aan Zee, 19/8 op Pukkelpop en 25/8 op de Feeërieën. Dit najaar nog te zien in OLT Rivierenhof, KVS en Stuk.
Misha Demoustier
Geboren in Leuven in 2000.
Bekend als danser in Into the Open van Voetvolk.
Werkt dit najaar mee aan What Remains, een voorstelling van Zoë Demoustier voor Ultima Vez.
Lisbeth Gruwez: danseres en choreografe bij Voetvolk
Hoewel hij op de eerste echte auditie niet helemaal kon overtuigen – het was allemaal een beetje onzeker en fysiek zat hij nog niet waar hij moest zijn – besloten Maarten en ik hem toch het voordeel van de twijfel te geven. We spraken af dat hij zoveel naar de repetities zou komen als hij wilde, om dan later te beslissen welk aandeel hij zou krijgen. En dat heeft hij bloedserieus genomen. Tenminste als hij niet wegliep uit de repetities. (lachje) Misha wordt nogal snel boos op zichzelf als iets niet lukt, en hij voelde zich al eens geïntimideerd door de danseressen rond hem. Ik heb hem moeten uitleggen dat hij bij ons de tijd had om te groeien. Eenmaal hij dat zelf ook inzag, is hij zeer gemotiveerd beginnen te werken. En te vechten. Ik hou van mensen van vlees en bloed die de strijd met zichzelf aan durven te gaan.
We hebben het laatste nog niet gezien van hem. Ik denk dat Misha heel veel kleuren heeft. Het is nu aan de mensen met wie hij werkt om die eruit te halen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier