
Stil, stiller, stilst: de monochrome wereld van Hans Op de Beeck

In Nachtreis, zijn nieuwe expo in het KMSKA, dompelt Hans Op de Beeck u onder in zijn monochrome wereld. Knack Focus ging op bezoek bij de kunstenaar in zijn atelier en in zijn hypnotiserende Wunderkammer: ‘’s Nachts is alles anders. Dan verschijnt de wereld als een verlaten filmset.’
De Wunderkammer is een pikzwart gebouw in de tuin van het Museum Dhondt-Dhaenens in Sint-Martens-Latem. Hans Op de Beeck heeft vrij spel gekregen in dit cabinet of curiosities, dat aan de buitenkant nog het meest lijkt op een gigantische, rechtopstaande verrekijker. Om me helemaal onder te dompelen in de wereld van Op de Beeck, breng ik na ons gesprek hier de nacht door om dit stuk uit te schrijven.

Wanneer ik door de deur loop, word ik door een grijze wereld begroet. Van de muren tot de meubels, alles is in dezelfde tint geschilderd. Zelfs de vele boeken in de kasten bevatten kleur noch titel, waardoor ze bijdragen aan het grijze geheel. Wanneer ik eventjes door de kamer rondloop, merk ik een hoop bevreemdende details op. Tussen de kunstzinnige beelden vind ik bijvoorbeeld een sculptuurtje van een pak sigaretten en een aansteker. Ergens anders zwemt een vis rond een koraalrif, zonder begrensd te worden door een bokaal. Het stilleven met een schedel tussen de boeken zorgt dan weer voor een meer lugubere noot.

Op de gelijkvloerse verdieping komt er amper natuurlijk licht binnen. Enkel de twee kleine koepels aan het plafond zorgen voor een zachte lichtinval, waarvan het meeste genadeloos opgeslokt wordt door het interieur. Aan de bovenkant van de houten trap naar de mezzanine schijnt daarentegen een verblindend licht. Daar bevindt zich het enige grote raam in het gebouw. De lange tafel nodigt me uit om te gaan zitten schrijven. Maar al snel ben ik afgeleid, en begin ik naar buiten te turen. Het doet me denken aan wat Op de Beeck me vertelde in zijn atelier. ‘Ik wilde graag dat de Wunderkammer dienstdeed als een soort fotocamera, met het raam als een lens die uitkijkt op de realiteit. Zo hoop ik dat mensen tijdens het schrijven geïnspireerd worden door het tableau vivant van de Leiestreek dat zich voor hen afspeelt.’
○ ○ ○
Ook u kunt binnenkort van deze wereld proeven in het KMSKA. En ook al is Op de Beeck een multidisciplinair kunstenaar met een eclectisch oeuvre, op een kunstfilm na bestaat Nachtreis volledig uit sculpturen. Doorheen het KMSKA wordt een parcours uitgestippeld, waar de bezoeker een bevreemdende wandeling in grijstinten maakt.

Op de Beeck noemt Nachtreis een ‘belevingsgericht parcours’. ‘Al sinds het begin van mijn carrière ben ik bezig met immersieve kunst’, vertelt hij in zijn atelier in Anderlecht. ‘Mijn eerste werk van die aard heb ik al in 1998 gemaakt. Dat was een grote, grijze maquette van een kruispunt in de nacht. Buiten de verkeerslichten die van kleur veranderden, gebeurde er niets. Verder was het een bevroren winterlandschap, een tafereel waar blauwig maanlicht op viel. Om het in filmische termen te zeggen: het was een establishing shot, het begin van een ongeschreven verhaal. Een niemandsland waarvan je je afvraagt wat erin kan gebeuren.
Wat vond je zo interessant aan die aanpak?
Hans Op de Beeck: Ik vind het niet zo boeiend om de realiteit hyperrealistisch na te bootsen. Het is interessanter om ze op een gestileerde manier weer te geven en een gevoel op te wekken. Bij dat nachtelijke kruispunt gebeurde iets opmerkelijks: mensen die naar de maquette kwamen kijken, begonnen te fluisteren. Door zo’n grijze maquette van een verlaten kruispunt – om het respectloos te benoemen: een paar vierkante meter flauwekul – kreeg ik de toeschouwer blijkbaar zover om mensen de kilte te doen voelen, om ze die stemming te doen beleven. Ik vond het heel troostend dat bezoekers mijn uitnodiging tot zintuiglijke beleving meteen aanvaardden.
‘Bij de grijze maquette van een kruispunt gebeurde iets opmerkelijks: mensen begonnen te fluisteren.’
Later heb ik bijvoorbeeld ook een andere grote installatie gemaakt, The Collector’s House. Dat was een levensgroot zwart-witinterieur, een soort verstilde, versteende versie van het huis van een denkbeeldige verzamelaar. Er stond een buitenmaatse bibliotheek, een vleugelpiano, een binnenvijver met waterlelies en een eigenzinnige kunstcollectie. Ook daar wilde ik in de eerste plaats de zintuigen aanspreken. Net als bij de schilderijen van Vermeer is het licht daarbij heel belangrijk. Ik wilde geen harde spots in The Collector’s House, enkel zacht licht van het plafond, zonder harde contrasten. Daardoor creëer je onmiddellijk een stilte die voelbaar is bij de toeschouwers.
Wanneer je in die rust gaat zitten, begin je sneller na te denken over de betekenislagen van de installatie. Van wie zou deze collectie geweest zijn? Waarom staan er van die eigenaardige sculpturen met technologische referenties? Is dit de bibliotheek van een te snel rijk geworden oligarch die zijn gasten wil imponeren? Met vertraging hoop ik die kritische vragen rond identiteit, prestige en socioculturele onderwerpen op te roepen, maar in eerste instantie wil ik de zintuigen bespelen.

Je haalt Vermeer aan. Is hij een belangrijke referentie?
Op de Beeck: Ja, zeker qua immersief lichtgebruik. Denk bijvoorbeeld aan een discotheek. Wanneer je de tl-lampen aansteekt, is de magie in een vingerknip weg en zie je de leegte na het feest. Lichtgebruik is ongelooflijk belangrijk om een sfeer neer te zetten, en dat heb ik van Vermeer geleerd. Als je naar het Louvre gaat, in de zaal waar de Vermeers hangen, zie je ook werken van zijn tijdgenoten. Maar die zijn voor mij veel minder efficiënt, voornamelijk door het lichtgebruik. Zoals Vermeer het daglicht via een raampje liet binnenvallen om de barsten op de landkaart schaduw te geven, zo deed niemand dat. Vermeer ensceneert stilte op zo’n tijdloze manier dat je met zijn figuren mee in de ruimte gaat staan.

Daarnaast heb ik ook bewondering voor het sobere proza van Raymond Carver en Paul Auster, of de films van de Coen Brothers. Die laatsten gaan op een heel interessante manier om met het tragikomische. Die kleine knulligheden probeer ik in het KMSKA ook binnen te halen. Ik kan geweldig sympathiseren met de mens wanneer die onhandig is. Als we allemaal heel succesvol en rechtlijnig waren, zouden we in een soort fascistische wereld terechtkomen, waarin alles goed georganiseerd verloopt. Wanneer we iets omverlopen, verkeerd aanpakken of lelijk vormgeven, vind ik het net interessant. Ik wil de ruis van het leven tonen. Zonder ironie, want je kunt zoals Jeff Koons heel ironisch met kitsch werken en er één grote knipoog van maken, maar dan kun je aan inhoudelijk engagement verliezen of eindig je met iets wat begrepen kan worden als dedain. Wanneer ik met mijn moeder in een foute taverne zit, waar ze een sfeer van weleer proberen op te roepen, dan krijg ik sympathie voor de mensheid. Uiteindelijk ben ik ook maar iemand die aanmoddert in het leven. In mijn werk neem ik de positie van medereiziger aan. Ook ik heb geen antwoorden in de aanbieding, ik stel gewoon herkenbare vragen.
‘Wanneer we iets omverlopen, verkeerd aanpakken of lelijk vormgeven, vind ik het net interessant.’
Op welke manier komt de knullige mens naar boven in Nachtreis?
Op de Beeck: Het heeft allemaal iets onheroïsch. Ik toon sculpturen van kinderen die zeepbellen blazen of zich verkleden, of een ruiter te paard die er wat verloren bijstaat. Eigenlijk is het allemaal een groot stilleven van architectuur, objecten en mensen in onspectaculaire momenten. Een droomlandschap waarin de toeschouwer hopelijk troost of een soort schoonheid vindt. Het soort schoonheid van een kind dat met zijn hoofd op je schoot in slaap valt, of van een stilleven dat in alle stilte getuige staat te wezen van de menselijke conditie. Tegelijk wil ik het wel raadselachtig genoeg maken, om donkere vragen op te roepen. Vrijblijvende schoonheid is niet zo interessant, dat wordt het pas wanneer het eigenaardig of onverwacht binnenkomt.
Je werk wordt vaak omschreven als verstild, beelden die de tijd bevriezen. Maar enkele sculpturen in Nachtreis doen me net denken aan vergankelijkheid en het onvermijdelijke voortschrijden van de tijd. Ik denk aan Happy Birthday, een grote sculptuur van een triest stuk taart dat bederft.
Op de Beeck: Daar schuilt inderdaad een belangrijk contrast in mijn werk. Doorheen de wandeling verwijzen er elementen naar onze sterfelijkheid. Door de dood in beeld te brengen, haal je die uit de taboesfeer. Kijk naar Mexico, waar ze tijdens de Dag van de Doden heel feestelijk de overledenen herdenken. Hier proberen we dat allemaal een beetje weg te moffelen. Terwijl ik net denk dat het tonen van de dood helpt om je eigen sterfelijkheid te aanvaarden. Je hoeft de dood niet te zien als een problematisch gegeven dat op je schouders weegt. Het werkt bevrijdend om die angst los te laten. Daardoor kun je alle kleine, vluchtige, onspectaculaire dingen in het leven veel makkelijker als bijzonder zien.

Als vader van vier denk ik meteen aan het voorbeeld dat ik daarnet gaf, het kind dat op je schoot in slaap valt. Voor mij is dat een tijdloos moment, omdat ik weet hoe bijzonder het is. Op zulke momenten van stilte kan ik alle zorgen en druk loslaten. Dat is wat ikzelf zie als de tijdloosheid van mijn werk: niet bezig zijn met de agenda van morgen of wat anderen van je denken. Beseffen wat voor warme banden je met mensen hebt, en hoe die kleine momenten de kern van het mens-zijn vormen. Dan gaat het eventjes niet over maatschappelijke problematieken, over de economie of de ratrace. Soms moet je alles even loslaten en dat moment van pure warmte en tederheid binnenlaten.
Het voelt vaak alsof de maatschappij steeds sneller gaat en momenten van verstilling haast taboe worden. Mag ik jouw keuze voor verstillende kunst in die zin toch maatschappijkritisch opvatten?
Op de Beeck: Daar ben ik zeker mee bezig. Stilte en sereniteit ensceneren is een politieke houding. Als kunstenaar kunst maken, is in de kern al een geëngageerde bezigheid. Wanneer ik lesgeef, vertel ik dat ook altijd aan mijn studenten. Wat jullie doen, is zo moedig en nodig in de maatschappij, want het gaat over essentiële waarden van kijken, beleven, troosten en verbinden.

Kijk bijvoorbeeld naar muziek. Wanneer tienduizenden mensen op een festival staan, hoe nodig is dat? Hoezeer koppelen wij allemaal herinneringen die we koesteren aan fragmenten uit een film die ons raakte, of aan muziek waarmee we ons identificeerden? Ik vind dat we in kunst de mens op zijn best terugvinden. We blijven maar ten oorlog trekken zonder lessen uit de geschiedenis te trekken, als idioten blijven we extreemrechts stemmen en achter foute ideologieën aanlopen. Wat hebben we vandaag de dag nog als tegenwicht? Volgens mij is dat vooral in de kunst te vinden. In al zijn vormen, van een toegankelijke animatiefilm van Pixar tot een hermetisch werk als Ulysses van James Joyce. De kunsten zijn nodig in al hun breedheid.
Zou je je werk activistisch noemen?
Op de Beeck: Dat niet. Je hebt mensen die kunst maken over Trump, en dat begrijp ik, maar die zijn we over tien jaar weer vergeten. Ik probeer op een minder expliciete manier kunst te maken, die op een abstractere manier op zoek gaat naar de kern van ons mens-zijn. Via het alledaagse probeer ik zo een soort tijdloosheid te vinden.
‘Je hebt mensen die kunst maken over Trump, en dat begrijp ik, maar die zijn we over tien jaar weer vergeten.’
Veel van je sculpturen worden net iets minder alledaags door de proporties. Vaak ga je objecten veel groter of kleiner afbeelden dan ze zijn.
Op de Beeck: Dat is ten dele gevoed door mijn droomervaringen. In mijn dromen is alles vaak disproportioneel. Dan zit ik in mijn woonkamer, die als een landschap is, een vierkante kilometer groot, en op dat moment lijkt dat doodnormaal. Maar het heeft er vooral mee te maken dat ik de realiteit wil interpreteren. Als je de werkelijkheid gewoon afbeeldt, krijg je Madame Tussauds-achtige kunst, en die vind ik niet zo boeiend. Wanneer je een object een abnormale grootte geeft, of er een kleurloos object van maakt, dan heeft de toeschouwer meteen door dat het een voorstelling is. Daardoor ga je veel sneller nadenken over de betekenis, in plaats van te beoordelen hoe realistisch het is.
‘Wanneer je een object een abnormale grootte geeft, ga je sneller nadenken over de betekenis in plaats van te beoordelen hoe realistisch het is.’
Zo gaat het in het theater ook. Je zit in je fluwelen stoel, op een bepaald moment gaat het doek op en begint het stuk. Op elk moment weet je dat je naar een constructie zit te kijken, en net daarom ga je dieper nadenken over de achterliggende betekenis. Ik wil de wereld niet nabootsen, maar ik wil het skelet, datgene wat achter de realiteit zit, blootleggen. En door die wereld wat minder echt af te beelden, kan het qua gevoelswaarde soms veel echter binnenkomen.
○ ○ ○
Dat een vervormde versie van de realiteit anders kan binnenkomen, ervaar ik ook tijdens mijn verblijf in de Wunderkammer. Net als Nachtreis is het interieur van de Wunderkammer een monochrome wereld vol licht bevreemdende sculpturen. Al snel merk ik dat mijn relatie met stilte helemaal verandert. Hoewel ik hier moederziel alleen ben, probeer ik toch zo stil mogelijk rond te lopen. Normaal schrijf ik mijn artikels uit terwijl ik naar luide muziek luister, maar voor dit interview heb ik enkel het getokkel op mijn toetsenbord gehoord. Tijdens het avondeten heb ik naar een schreeuwerig YouTubefilmpje van MrBeast gekeken, maar ik werd een beetje ongemakkelijk van hoe respectloos dat in deze setting voelde.
Zoals de kunstenaar het wilde, zat ik aan de lange tafel voor het grote raam. Doorheen de dag zag ik de zon bewegen over het idyllische veld en de Leie. Terwijl de zon scheen, ergerde ik me wel een beetje aan de straat die recht voor de Wunderkammer ligt. Een smet op het verder pastorale tafereel.

Toen de avond begon te vallen, veranderde mijn mening weliswaar. Plots was de straat geen bron van ergernis meer, maar brachten de lichten van de voorbijrijdende auto’s allemaal hun eigen kleine verhaaltjes mee en werden zij net de enige levende elementen in het tafereel. Waar ik het landschap door de duisternis niet meer kon zien, zorgden de wagens voor hun eigen visuele schouwspel. Het deed me denken aan wat Hans Op de Beeck zei toen ik vroeg waarom de nacht hem zo fascineert.
‘Een kruispunt dat overdag vol mensen loopt en waar het verkeer voorbijraast, wordt op een bepaalde manier transparant. Je staat er niet meer bij stil. Met de auto vlam je er op automatische piloot overheen. ’s Nachts is alles anders. Dan verschijnt de wereld als een verlaten filmset. Ineens begin je na te denken over hoe raar het is dat we de ruimte op die manier temmen of structureren, met wegen en verkeerslichten. Een speeltuin waar je overdag zonder nadenken voorbijloopt, krijgt in de nacht plots iets angstaanjagends. Een klimrek gaat eruitzien als een ufo die er is neergedaald. Volgens mij blijf ik daarom teruggrijpen naar de nacht. Die biedt introspectie. De stilte roept automatisch existentiële vragen op. Wanneer ik theaterstukken schrijf of aquarellen schilder, doe ik dat vaak in de roes van de nacht. Plots merk ik dat het al zes uur is en dat de zon opkomt, terwijl ik heel de nacht met twee penselen en een vel papier heb doorgebracht. Tijdens de nacht kun je alles loslaten en komt het onderbewuste veel sneller naar boven.’
Ik weet niet of ik vanaf nu al mijn stukken ’s nachts ga schrijven. Maar de roes die ik in Wunderkammer ervoer, die wil ik vasthouden. Herbeleven. Tot de ochtend laten duren.
Nachtreis
Van 22.03 tot 17.08 in KMSKA, Antwerpen.
Wunderkammer
Specifieke bezoekdagen in Museum Dhondt-Dhaenens, Sint-Martens-Latem, museumdd.be
Hans Op de Beeck
Geboren in 1969 in Turnhout.
Woont en werkt in Anderlecht.
Wint in 2001 de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst.
Is in 2002-2003 artist in residence in het MoMA in New York.
Gaat multidisciplinair te werk en maakt sculpturen, installaties, films, aquarellen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier