Piet Swimberghe

“Kopen” galerijen exposities in prestigieuze musea om de prijzen de hoogte in te jagen?

Een show van een hedendaagse kunstenaar in een gerenommeerd museum dient vooral om de prijs van zijn werk fors op te krikken. Als de galerie bovendien voor de expo betaalt, dat lijkt deze boost behoorlijk artificieel.

Zopas kwam dit gevoelige onderwerp weer ter sprake in een artikel in de New York Times waarin Robin Pogrebin zich niet ten onrechte vragen stelt over deze evolutie – die niet alleen in de States schering en inslag wordt.

Hij verwijst onder meer naar de prijzen van de werken van de Amerikaanse abstracte schilder Mark Grotjahn: die stegen van 322.000 dollar in 2010 tot 1,2 miljoen dollar in 2015 na een expo in het MoMa te New York. En dan denken we ook meteen aan de expo van Jan Fabre in het Louvre of van Jan De Cock in het MoMa en Tate Modern. We herinneren ons een gesprek van Thijs Demeulemeester in Gentleman met kunsthandelaar Guy Pieters die 600.000 euro ophoestte voor het initiatief in de Parijse museumtempel. Terwijl iedereen dacht dat Fabre door het Louvre werd uitgenodigd… Pieters liet uitschijnen dat deze aanpak de investering wel waard is.

u0022Kopenu0022 galerijen exposities in prestigieuze musea om de prijzen de hoogte in te jagen?

In het stuk komt ook de Westvlaamse collectioneur Filiep Libeert ter sprake, die de expo’s van De Cock in het MoMa en de Tate Modern op een gelijkaardige manier financieel zou hebben ‘gesteund’. In de States is het stijlvol “kopen” van een museumtentoonstelling blijkbaar gewoon. De grote galeries als Gagosian, Pace, Marian Goodman, David Zwirner en Hauser & Wirth worden daar volop bij betrokken. Zoals Pogrebin fijntjes opmerkt manipuleren ze op die manier wel de kunstmarkt.

Want de leek of verzamelaar is er van overtuigd dat de kunstenaar in kwestie dermate belangrijk is geworden dat hij door een gerenommeerd kunstinstituut wordt uitgenodigd. De werkelijkheid is blijkbaar soms net andersom.

Het doel gaat om meer dan liefde voor de kunst, eenmaal een expo in zo’n instelling, krijgen de prijzen een serieuze boost en verschijnen de referenties zonder verdere uitleg in het cv van de betrokkenen.

Feit is ook dat dit geen louter Amerikaans fenomeen is, maar dat deze politiek overal doordringt, ook bij Belgische kunstenaars en galeries.

Fabre en Grotjahn zijn uiteraard niet de enige voorbeelden die dit illustreren. Feit is ook dat dit geen louter Amerikaans fenomeen is. Ook bij Belgische kunstenaars en galeries. Wel meer namen worden op zo’n manier in de hoogte geprezen.

Helemaal nieuw is het natuurlijk niet, al in de 19de eeuw was er al een nauwe samenwerking tussen handel en musea. Maar over de prijsbeïnvloeding kan je je wel vragen stellen, nu wel meer collectioneurs zich zorgen maken over de eventuele prijsbubbel van de hedendaagse kunstmarkt.

Zoals Pogrebin terecht opmerkt heeft veel ook te maken met het verminderde budget van de musea, waardoor ze zelf vragende partij worden. Misschien is dit wel voer voor een deontologische discussie.

Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content