Hoe René Magritte een Belgisch popicoon werd

René Magritte – De Wraak (1956) © KMSKA
Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

In het KMSKA wordt de band van René Magritte met Antwerpen uitgelicht. De expo La ligne de vie reconstrueert de invloedrijke lezing die hij er hield, en toont hoe de meestersurrealist de werkelijkheid uit haar voegen lichtte.

Een boom staat in een veld. De lucht is blauwgrijs, het gebladerte roerloos. Maar de maan hangt niet boven de boom, zoals de natuur eist – ze zweeft er pal voor, alsof iemand haar op het canvas heeft geprikt. Zestien september heet het doek, en het is het soort schilderij dat je eerst laat glimlachen en dan licht paranoïde maakt. Het is René Magritte op zijn best: kalm, precies, en licht pervers in zijn sereniteit. Zijn realisme is zo scherp dat je het spontaan begint te wantrouwen, terwijl de maan je aankijkt als een oog dat te veel weet. Alsof ze heeft gezien wat je gisteren na twaalven googelde. Je hoort de Belgische meestersurrealist fluisteren: ‘Alles wat we zien, verbergt iets anders.’ En je weet: hij liegt niet, zelfs al gaat hij serieel vreemd met de werkelijkheid.

Zestien September (1956) © KMSKA

Het schilderij is een van de hoogtepunten van de tentoonstelling La ligne de vie in het KMSKA. Dat is geen toeval, en niet alleen omdat het sowieso tot de collectie behoort. Het schilderij vat Magritte samen in één beeld: de man die de realiteit zo beheerst ontregelde dat ze uit ontzag haar bolhoed voor hem afnam. Dat doet het publiek duidelijk ook, want Zestien september is al jaren de best verkochte postkaart in de museumwinkel, vóór Rubens, Ensor en co.

Laat eerbetoon

De expo is gebaseerd op de gelijknamige lezing die Magritte hier gaf op 20 november 1938. Veertig minuten lang sprak hij over zijn jeugd, zijn academietijd, zijn ontdekking van Giorgio de Chirico, en vooral over die droom uit 1936: een kooi met daarin een ei. Van die lezing bleef alleen een syllabus, wat glasplaatdia’s en een zwart-witfoto over: Magritte langs de Scheldekaai met collega-surrealisten Paul Nougé, Jean Grimau en de dan pas 18-jarige Marcel Mariën. De tentoonstelling herneemt niet alleen verschillende werken die Magritte tijdens die voordracht besprak, maar reconstrueert ook die historische avond. Op basis van zeldzame interviews en met behulp van AI-technologie wordt zijn stem opnieuw hoorbaar gemaakt en aan het einde van de expo hoor je Magritte zelf spreken in een apart zaaltje.  

Gek genoeg is het de eerste keer dat hij een grote expo krijgt in Antwerpen. Nochtans had zijn lezing indertijd veel impact: jonge kunstenaars van de zogeheten Scheldegroep waren getriggerd, het KMSKA kocht kort daarna zijn eerste werk, en Antwerpse verzamelaars begonnen Magrittes te hamsteren alsof ze aandelen waren van een winstgevend bedrijf dat dromen verpakt. Zijn marktwaarde steeg, zijn reputatie groeide. Deze expo is dus geen primeur, maar een inhaalbeweging met flair. Een laat eerbetoon aan de meester die hier ooit zijn ei legde – letterlijk.

Le Saveur des Larmes (1946)

De scenografie is strak en slim: een witte lijn – zijn levenslijn – slingert door de zalen, als een visuele metafoor voor zijn denken, zijn elegante sabotage van de logica. In de vleugel daartegenover loopt ondertussen nog altijd de fraaie expo over de tijd- land- en stielgenote Marthe Donas, die eindigt met een futuristisch werk van de jonge Magritte. Een grapje over een lijntje trekken ligt – zeker in Antwerpen – voor het oprapen, maar curator Xavier Canonne van de Fondation René Magritte, een van ’s werelds voornaamste kenners van het Belgische surrealisme, houdt het bij poëzie.

Verwacht geen greatest hits. Géén La trahison des images – de ondertussen leeggerookte pijp met het onderschrift ‘Ceci n’est pas une pipe’. Géén Le fils de l’homme – de bolhoed met appel die eruitziet als een man die zijn gezicht verloor in een filosofisch duel met een Granny Smith. Maar geen zorgen: er zijn genoeg wolken, appels, vogels en paardenbellen om je onder te dompelen in Magrittes universum. De expo brengt 85 werken samen – schilderijen, gouaches, tekeningen en sculpturen, waarvan een groot deel uit privécollecties komt. Met Magritte als postume co-curator en commentator.

De bevrijding van de wolken

De eerste zalen tonen de jonge Magritte, nog voor de ironie en de bolhoed. Hij experimenteert met kubisme en futurisme, schildert alsof hij Picasso probeert te begrijpen en tegelijk op hem vloekt. Dat doet hij met métier, maar zonder veel passie. Maar dan, in 1924, ontdekt hij de Italiaan De Chirico – padrone van de pittura metafisica. Het raadselachtige, het beklemmende, de lege pleinen waar de tijd lijkt te zijn vergeten, de modelpoppen die eruitzien alsof ze net ontslagen zijn uit een droom: Magritte is verkocht. Hij begint collages te maken, geïnspireerd door Max Ernst en Picasso, en vindt zijn beeldtaal: losse elementen combineren om een poëtische schok te creëren. ‘Het doel van kunst is mysterie’, orakelt hij. En dat mysterie ontkiemt hier.

De volgende zaal focust op Magrittes Parijse periode. Tussen 1927 en 1930 flirt hij met het Franse surrealisme, maar het is vooral een verstandshuwelijk: ze delen ideeën, maar slapen in aparte dromen. Het Franse surrealisme, onder leiding van André Breton, richt zich op het onderbewuste, op Freud, op spontane associaties. Het Belgische surrealisme is cerebraal, rationeel, bijna filosofisch. In 1929 schrijft Magritte een manifest over taal (Les mots et les images) waarin hij stelt: ‘Een woord kan in de werkelijkheid de plaats van een object innemen.’ Het resultaat: Ceci n’est pas une pipe, Ceci n’est pas une pomme. Wat je ziet, is niet wat je krijgt. Wat je krijgt, is een afbeelding van wat je ziet. De veiligheid van taal wordt onderuitgehaald, het beeld wordt een grap met een punchline.

Zijn schilderijen ogen koel, universeel, quasi-wetenschappelijk – maar ze hebben de flair van een goeie reclamecampagne. Geen borstelstreek te veel, geen emotioneel lek. Magritte – die zijn carrière begon in de reclamewereld en dus wist hoe je lucht verkocht – schildert het mysterie alsof het een product is.

En dan komt de droom. Op een nacht in 1936 ziet Magritte een kooi – niet met een vogel, maar met een ei. De kooi is verwachting, het ei de belofte. Vanaf dat moment is zijn wereld niet langer strikt surrealistisch, maar systematisch absurd. Zijn schilderijen worden raadsels: visuele sudoku’s zonder handleiding, problemen die opgelost willen worden. De deur, het raam, de vrouw, de boom – alles wordt motief. Alles wordt code. En de kijker mag ontcijferen.

Bij Magritte zijn de vertrouwde dingen niet geruststellend, maar verdacht.

La vengeance (1938) toont een schilderij op een ezel, met wolken die uit het doek hangen en een schaduw werpen op de muur erachter. Magritte laat de afbeelding letterlijk uit haar kader breken. De wolken lijken zich te bevrijden, alsof ze hun eigen realiteit opeisen. Het tafereel oogt lieflijk, maar de titel – ‘de wraak’ – injecteert een onderhuidse dreiging. Wat wordt hier gewroken? Door wie? En waarom zo stilletjes? Zoals altijd bij Magritte is het niet het beeld dat schreeuwt, maar de gedachte die krast. De vertrouwde dingen zijn niet geruststellend, maar verdacht. ‘Te vaak reduceren we wat vreemd is tot wat vertrouwd is. Ik wil het vertrouwde terugbrengen naar het vreemde’, aldus Magritte. Missie geslaagd.

In vlammen

Dat betekent niet dat Magritte altijd met zijn hoofd tussen de wolken leefde. De oorlog drong ook zijn wereld binnen, zoals de expo onthult. In een zeldzame, expliciete spotprent, Le vrai visage de Rex, fileert hij de collaborerende Rex-partij. In Fantômas heeft de populaire misdaadheld zijn dolk ingeruild voor een roos. Zelfs de Minotaurus en een brandende trompet duiken op, als surrealistische echo’s van een wereld in vlammen. Magritte bleef zichzelf, maar zijn symbolen kregen scherpere randen. De lucht bleef blauw, maar er hing iets dreigends in.

Magritte leefde niet altijd met zijn hoofd tussen de wolken. De oorlog drong ook zijn wereld binnen, zoals de expo onthult.

Tegelijk probeerde Magritte letterlijk de donkerte van de oorlog te verdrijven met licht. Hij schakelde over op zachte tinten, stak giraffen in champagneglazen en liet zijn penseel dansen met een luchtige, bijna zonnige toets. Het was zijn zogeheten Renoir-periode: pastelkleuren, lieflijke scènes, alsof hij parfum op een brandwond spoot. Maar het ziet eruit als de dromen van iemand die te veel slaappillen heeft geslikt. Zelfs de wolken lijken te geeuwen van verveling.

In 1948 was hij het ook zelf beu. De kritiek, de verwachtingen, Breton met zijn dogma’s – Magritte gooide het raam open en liet de ironie binnen. Zijn ‘période vache’ was geen herstart, maar een artistieke fuck you: luide kleuren, lompe lijnen, een middenvinger richting alles wat hem in een hokje duwde. Kitsch als sabotage. Het resulteerde in een definitieve breuk met Breton, en een solo-expo in Parijs die het publiek schoffeerde. La ligne de vie toont het zonder schaamte. Want ook Magritte had recht op slechte dagen – en op een middelvinger in olieverf.

L’avenir (1936)

Helemaal aan het einde van de tentoonstelling kom je bij de Antwerpse surrealisten, om de link met de lezing nog eens te leggen. Een aparte zaal, vol kleine provocaties en flarden correspondentie. Hier hangen werken van Marcel Mariën, Léo Dohmen en andere leden van de Scheldegroep: vooral collages en fotomontages, vol bijtende grappen. Mariëns surrealistische film L’imitation du cinéma (1960) wordt ook getoond: over een jongen die pornoblaadjes kijkt, door een priester wordt gekapitteld, en zich uit boetedoening wil laten kruisigen. Groot schandaal indertijd, bien évidemment. Uiteindelijk breekt Magritte met zijn Antwerpse pupillen wanneer een grap over zijn commercialisering hem te ver gaat.

Mascotte

Maar ergens hadden ze gelijk. Magritte wás reclame, in de beste zin: helder, herkenbaar en onvergetelijk. De expo toont hoe hij muteerde tot merk – en dat wist hij zelf ook. De man die ideeën wilde schilderen werd zelf een idee: bolhoed, appel, wolk. Na de oorlog begon hij steeds meer variaties te maken op zijn hits, als een dj die zijn surrealistische oeuvre remixte voor een publiek dat hunkerde naar herkenning én naar een slimme belegging.

Sans Titre (zonder datum)

En dat publiek hapte gretig toe. 58 jaar na Magrittes dood – hij trok in 1967 naar de eeuwige wolkenvelden – brengen zijn werken meer op dan sommige voetbaltransfers. In 2024 werd een versie van L’empire des lumières verkocht voor liefst 121 miljoen dollar, een record voor surrealistische kunst. Zijn beelden zwerven al decades door de popcultuur – op platenhoezen van The Beatles en Pink Floyd, in films als The Exorcist, Twelve Monkeys en Inception, en in animaties van The Simpsons tot BoJack Horseman. En België? Dat heeft hem geadopteerd als cultureel erfgoed. Er is het Magritte Museum in Brussel, zijn naam en werk sieren pleinen en metrostations, en hij kreeg dit jaar zelfs de hoofdrol in de detectiveserie This Is Not a Murder Mystery, waarin acteur Pierre Gervais de jonge Magritte speelt die samen met Salvador Dalí en Man Ray verwikkeld raakt in een moordzaak.

Magritte is een popicoon, een nationale mascotte én een fictiefiguur die je naast Kuifje en Manneken Pis mag zetten. De man die zei: ‘De werkelijkheid is alleen interessant als ze ons verrast,’ zou zich rot gelachen hebben. En misschien ook een béétje geërgerd.

Magritte is een popicoon, een nationale mascotte naast Kuifje en Manneken Pis.

De vraag die in de zalen van het KMSKA hangt als een eenzame wolk in een blauwe lucht luidt dan ook: moest er écht nog een Magritte-expo komen, zeker na de grote viering van een eeuw Belgisch surrealisme in Bozar Brussel vorig jaar? Nu het surrealisme al jaren opnieuw en vogue is, en zelfs cultuursnobs hun ironische wenkbrauwen niet langer optrekken bij een zwevende appel of een pijp die zich weigert als pijp te identificeren? Misschien niet. Maar La ligne de vie is geen zoveelste ‘best of’. Het is een goed gecureerde expo die Antwerpen cast in een kleurrijke en sturende bijrol. Het is Magritte die zijn eigen grafrede mag houden – met penseel, met humor, en zelfs met een zwarte lijkkist die in een van de laatste zalen rechtop kruipt van enthousiasme. Ceci n’est pas une blague.

La ligne de vie

Tot 22.02.2026 in KMSKA, Antwerpen, kmska.be.

René Magritte

Wordt geboren in 1898 in Lessen, Henegouwen.

Studeert aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Brussel. Raakt geïnteresseerd in moderne stromingen zoals kubisme en futurisme.

Woont van 1927 tot 1930 in Parijs, waar hij aansluit bij de surrealistische kring rond André Breton, maar blijft kritisch tegenover hun dogma’s en keert daarna terug naar België.

Geeft in 1938 een lezing in KMSKA Antwerpen: La ligne de vie, waarin hij zijn visie op kunst uitlegt, en pleit voor het mysterie boven het rationele.

Overlijdt in Brussel in 1967 aan alvleesklierkanker. Laat een iconisch oeuvre na – de man met bolhoed, de pijp, de wolken – dat het surrealisme een Belgische, filosofische toets gaf.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise