Het tweejaarlijkse kunstenfestival Europalia viert Spanje, met als kroonjuweel Luz y sombra, een expo in Bozar die Francisco Goya ontmaskert als de eeuwig rebelse pionier van het moderne realisme. Dans mee tussen licht en duisternis, fluweel en furie, schoonheid en satire.
Tussen de 200 werken die voor de Europalia-tentoonstelling Luz y sombra: Goya en het Spaanse realisme werden samengebracht, zitten beelden die elkaar dan misschien niet ontmoeten in de zalen van Bozar, maar die in je hoofd wel onvermijdelijk clashen. Zelfs wanneer je achteraf zit te bekomen in de cafetaria. Neem De markiezin van Villafranca schildert haar echtgenoot (1804), zelfverzekerd, glanzend in satijn, aristocratisch poserend. En zet daar tegenover het benauwende Corral de locos (Het gekkenhuis, 1794), waarin waanzinnigen door elkaar krioelen als insecten met vier poten.
Het eerste, zwierig gepenseelde schilderij ruikt naar parfum en etiquette, het andere – rauwer, intenser – naar zweet en wanhoop. Het zijn twee uitersten, licht en donker, suiker en gif, en precies dat is de kern van de tentoonstelling: Goya’s eeuwige balanceren tussen hofschilder en gewetenschopper, tussen portrettist en pamflettist, tussen luz en sombra. Plus: hoe hij daarmee het pad effende voor andere Spaanse kunstenaars – van toen en nu.
Trois couleurs: Goya
Francisco José de Goya y Lucientes (1746-1828) is niet één schilder maar twee. Hij is de hofschilder van Karel IV en vriend van de Spaanse aristocratie. Maar hij is evenzeer de dove, verbitterde balling in Bordeaux, die zijn Zwarte schilderijen (Pinturas negras) – ga ze zien in het Prado, als u durft – op de muren van zijn eigen huis smeerde. Alsof hij de demonen van zich af wilde schrapen. Sommige biografen noemen hem de ‘Giotto van Fuendetodos’, maar Giotto maakte nooit gravures over hoeren, gekken en stieren die hun beulen meesleuren in de modder.
Het parcours van Luz y sombra wordt in Bozar in drie tinten opgedeeld. Het begint bij blauw, wat staat voor de jonge Goya, de leerling van Francisco Bayeu en beïnvloed door Anton Raphael Mengs, waarvan een ets te zien is. Hier ziet u zijn wortels in het classicisme en de barok: religieuze scènes, een pas gerestaureerde piëta die nog eerbiedig knielt voor de katholieke traditie en bewijst hoe goed Goya tijdens zijn Italiëreis keek naar de renaissancemeesters ginds. Maar u ontdekt ook de eerste signalen van zijn dubbelzinnigheid, want tegelijk tekent hij majos en majas, aristocraten die zich vermommen als volkse types, zoals dat toen en vogue was. Van Bayeu hangt er een zelfportret, én er is een kopie door Goya van hetzelfde portret, een vroege dialoog tussen leerling en meester waarin de contouren van Goya’s tactiele vormentaal al zichtbaar zijn.
Het cliché dat Goya een brute boerenzoon was die amper kon lezen, is bullshit
Het cliché dat Goya een brute boerenzoon was die amper kon lezen, is – overigens – bullshit: het vloeit voort uit de mythevorming van de romantiek, toen men zijn genieën liefst ongerept had. In werkelijkheid kreeg Goya vanaf zijn dertiende een gedegen opleiding bij José Luzán y Martínez in Zaragoza en later bij Francisco Bayeu in Madrid, waar hij vertrouwd raakte met het klassieke en barokke repertoire. Juist deze opleiding legde het fundament voor zijn vermogen om traditionele vormen te gebruiken om tegelijk ironie en maatschappelijk commentaar te verbeelden.
Spot aan
De volgende zalen zijn geel gekleurd, voor de hofschilder die aristocraten flatterend vastlegt, maar hen toch subtiel ondermijnt. Alsof hij dacht: hoe feller ik ze laat schitteren, hoe bloter ik hen kan tonen. Goya schildert hun macht, maar onder die lagen satijn en zijde sluipt spot binnen. Hij was een vrijdenker in dialoog met politici en intellectuelen, en hij geloofde dat de schilder ook moest ontmaskeren, de realiteit tonen zoals ze is. Zijn portretten zijn tegelijk liefdes- én hekelbrieven aan de macht. Dat vorsten hem wilden betalen, wil nog niet zeggen dat hij daarom hun hypocrisie over het hoofd zag. Hij had bonje met de Spaanse inquisitie en leefde deels als balling, al kon hij vlot over en weer reizen dankzij invloedrijke vrienden in intellectuele kringen, die hem beschermden tegen de ergste repercussies.
In een tijd waarin fake news en propaganda elkaar verdringen, toont hij hoe een beeld de waarheid kan ontmaskeren.
In de laatste zalen is paars de hoofdteint, voor de oude, dove Goya, eerst teruggetrokken in zijn landhuis, en later in Bordeaux, waar hij in 1828 stierf. Hier wordt hij de chroniqueur van de dood, met de kerk, de arena en het carnaval als de plekken waar die wordt gevierd. In de reeks La tauromaquia – een serie etsen uit 1815 en 1816 waarin stierengevechten worden afgebeeld – toont hij de arena niet als triomf van mannelijke moed, maar als catalogus van bloed en absurditeit. Het is deze Goya die Pablo Picasso inspireerde tot zijn eigen Tauromaquia, waarvan er hier verschillende in dialoog worden geplaatst met die van Goya. Dezelfde beelden deden de abstract-expressionist Antonio Saura in zijn expressieve, bijna hallucinante stijl grijpen naar kronkelende schedels en crufixen.
En Albert Serra – de spotvogel achter films als La mort de Louis XIV en Pacifiction – maakte speciaal in opdracht van Europalia als hommage aan Goya een video-installatie waarin de stierenarena een eindeloos ritueel wordt, ontdaan van elke (bloed)spat heroïek. U kunt de film – een soort encore bij diens bezwerende documentaire Tardes de soledad (2023) – bekijken in een zaaltje bij de uitgang. Alsof Serra u er nog één keer aan wil herinneren dat elegantie en brutaliteit, leven en dood, kunst en geweld wel degelijk kunnen samengaan. Zelfs met onthutste picadors en blinkende pailletten.
Padre Goya
Dat is misschien ook het modernste aan Goya: dat hij de absurde contrasten van het leven documenteerde zonder te willen sublimeren. Hij leefde in een tijd van crisis, transformatie en veranderende paradigma’s, en klaagde die in zijn kunst ook onverbloemd aan. Hij schilderde aristocraten die zich verkleedden als volk, en volk dat stierf als vee. Hij was hofschilder én revolutionair, vleiend én vernietigend tegelijk. Zijn invloedrijke prenten, waarvan er hier tientallen hangen, zijn de sleutel. In Los caprichos – satirische prenten die hij publiceerde in 1799 – bijt hij naar de hypocrisie van kerk en staat met een ironie die vandaag meer weg heeft van een cartoon of een meme dan van verheven kunst. Zijn beroemde ets De slaap van de rede brengt monsters voort – een slapende man omringd door griezelige vleermuizen en uilen – is tegelijk zelfportret en diagnose: wie zijn verstand laat slapen, krijgt de waanzin die hij verdient.
Niet voor niets noemen kunsthistorici hem daarom de eerste echt moderne kunstenaar. ‘Van Goya bewonder ik hoe hij zich los experimenteerde van zijn tijd, en hoe hij de mens ontmaskerde in al zijn kleine kantjes’, zei Michaël Borremans daarover. Belgiës bekendste hedendaagse schilder ontdekte als tiener de Caprichos toen ze te zien waren in Brussel – tijdens Europalia 85 España – en besliste daarop dat hij ook wel kunstenaar móést worden. Meestermodernist Pablo Picasso vond in Goya dan weer zijn ‘Spaanse spiegel’, abstract-expressionist Antonio Saura zijn duisternis, en talloze hedendaagse kunstenaars hun cynische, maar nooit empathieloze voorvader, die hen leerde dat scherpe observatie en persoonlijke vrijheid boven conventies gaan.
Humorismo
Toch hoeft u geen greatest hits verwachten in Brussel. Géén De derde mei in Madrid, dat monumentale doek waarop wanhopige Madrilenen worden gefusilleerd door de troepen van Napoleon Bonaparte. Géén losgeslagen Saturnus die zijn eigen zoon verslindt, misschien wel het meest angstaanjagende van zijn Zwarte schilderijen. Géén La maja desnuda, die ons in haar blootje zo uitdagend aankijkt dat ze zelfs overdag het Prado niet uitmocht.
Goya schilderde de waanzin van zijn tijd zoals wij vandaag scrollen door die van ons.
Wie naar Bozar komt voor de blockbuster-momenten, zal wellicht ‘que rollo!’ mopperend terugkeren. De expo gaat minstens evenveel over de impact die Goya had op zijn landgenoten, van de sociaalkritische films van Luis Buñuel, over de abstractie van Jorge Oteiza tot de satirische popart van Eduardo Arroyo. En over hoe hij het concept ‘Spanje’ – met zijn dolor y gloria, traditie en rebellie, zijn republiek en Francisco Franco-dictatuur – mee vormde en vervormde. Maar wie zijn gravures bekijkt, zijn Caprichos (grillen), Disparates (waanzinnigheden) en Desastres de la guerra (oorlogsrampen) ziet hoe actueel Goya blijft: rauw, ironisch, dubbelzinnig. Ze sluiten aan bij de traditie van Spaanse satire, bij het humorismo dat schrijver Gómez de la Serna ooit als kern van de Spaanse ziel definieerde: de gave om miserie te lijf te gaan met sarcasme in plaats van moralistische verheffing.
Het maakt Goya relevanter dan ooit. In een tijd waarin fake news, propaganda en politieke spektakels elkaar verdringen, toont hij hoe een beeld de waarheid kan verdraaien én ontmaskeren. Hij schilderde de waanzin van zijn tijd – de Franse Revolutie, de oorlogen van Napoleon, de kolonies die alsmaar verder afdreven van het Spaanse imperium – zoals wij vandaag scrollen door die van ons. Niet om gerust te stellen, maar om vast te pinnen wat anders meteen zou verdwijnen.
Goya’s spoken, monsters, hoeren en gekken zijn de onze, zijn satire onze talkshow, zijn etsen onze memes.
Zo wandelt u straks Bozar niet buiten met de geruststelling van een toeristische must-see, plus correct geprijsde cataloog en een magneet voor op de koelkast in uw totebag. Maar met het ongemak van een cynische, maar meevoelende tijdgenoot. Zijn spoken en monsters, hoeren en gekken, matadors en magistraten zijn de onze, zijn satire onze talkshow, zijn etsen onze memes. Goya is geen verleden, hij is een spiegel die weigert te verouderen. Luz y sombra laat zien dat hij nooit heeft gekozen tussen licht en donker, maar dat hij ons beide tegelijk voorschotelde en dat wij, tweehonderd jaar later, nog altijd met dezelfde schaduwen worstelen. Mucha fuerza!
Luz y sombra. Goya en het Spaanse realisme
Tot 11.01.2026 in Bozar, Brussel, bozar.be