Drie vrouwelijke fotografen tentoon in Parijs

Drie generaties, drie verschillende roots, maar één gemeenschappelijke noemer: de fotografie.

Drie generaties, drie verschillende roots, één gemeenschappelijke noemer : de fotografie. Diane Arbus (New York, 1923-1971), Gisèle Freund (Berlijn, 1908-Parijs 2000) en Martine Franck (Antwerpen, 1938). Het zijn dit najaar de vedetten op de Parijse kunstscène.

Gisèle Freund is de oudste, ze was van Duits-Joodse origine en studeerde sociologie en kunstgeschiedenis en werd bij toeval fotografe. Door haar intellectuele achtergrond en haar omgang met cultuurcritici als Theodor Adorno, Norbert Elias en Walter Benjamin ontwikkelde ze belangstelling voor maatschappelijke problemen. Haar eerste reportages gaan daar dan ook over en daarnaast was haar kennismaking met de Parijse intellegenia een uitstekende gelegenheid om zich toe leggen op het portret. Ze ontmoette een groot aantal auteurs van verschillende generaties die ze in beeld bracht en die nu een uitzonderlijke documentatie vormen. Haar eerste schrijversportretten realiseerde ze in zwart/wit en ze experimenteerde ook met de nieuwe en toen nog uitzonderlijke kleurprocédés.

Na de Tweede Wereldoorlog begon ze te reizen, vooral naar Zuid-Amerika en werd close met Eva Peron, wat haar zwaar werd aangerekend. Haar relatie met Frida Kahlo en Diego Rivera leverde minder problemen op. Toen François Mitterand in 1981 president werd, koos hij haar als zijn officiële fotograaf. Lid van het agentschap Magnum was Freund niet de fotografe van het groot vertoon, maar koos ze voor het meer bescheiden aspect van de gebeurtenissen die er daarom niet minder indringend om zijn. Maar het is vooral met haar kunstenaarsportretten dat ze een plaats heeft veroverd in de fotogeschiedenis.

Diane Arbus

Diane Arbus had een ander profiel. Ook zij was van Joodse origine en vestigde haar reputatie met reeksen portretten. Ze koos daarvoor geen beroemdheden, maar zocht integendeel gewone mensen en uitzonderlijke types, travestieten, mentaal gehandicapten, dwergen, reuzen. Het is met enige gêne dat het publiek tegen dat soort foto’s aankijkt, maar Arbus wist ze zo in beeld te brengen dat de aanvankelijke afkeer naar sympathie evolueert.

Ze motiveert haar keuzes zo: “Er is en er zal altijd een oneindige differentiatie van dingen zijn in de wereld. Totaal verschillende mensen met verschillende wensen, met belangstelling voor verschillende zaken, die houden van verschillende dingen en die allemaal een verschillend uiterlijk hebben. Dat is waar ik van hou, die verscheidenheid, het unieke karakter van ieder individu en ook het belang van het leven. Ik zie een goddelijkheid in de gewone dingen”. Dat heeft ze op een unieke manier in beeld gebracht. Zonder sensatie, zonder voyeurisme, ook niet met misplaatst mededogen, maar met een geëngageerde blik op alle soorten mensen die ze, ondanks alles in hun waardigheid liet.

Arbus was nog tijdens haar leven een cultfiguur. Ze behoorde met Garry Winogrand en Lee Friedlander tot de belangrijkste vertegenwoordigers van een zelfreflecterende, maatschappijkritische en sociaal documentaire fotografie in Amerika. Ze gebruikte een 6 x 6 camera waarbij het beeld gezocht wordt via een platliggend matglas dat op buikhoogte wordt gehouden. Dat lage standpunt was bepalend voor haar portretten waardoor de personages enigszins in kikkerperspectief getoond worden. Opmerkelijk is ook het gebruik van flitslicht dat ze ook bij daglicht toepaste. Ze beschouwde de flash als een inhoudelijke toevoeging aan haar foto’s door zijn brute kracht en de onverbiddelijke scherpte die erdoor ontstond. Het spel van licht en donker dat zo ontstond gaf de onderwerpen een dramatisch karakter.

Martine Franck

De derde in de rij is de van origine Belgische Martine Franck. Ook zij excelleerde in het portretgenre en dan vooral van opnamen van beeldende kunstenaars die na de Tweede Wereldoorlog in Parijs verbleven. Haar verzameling is een encyclopedie geworden van de moderne en hedendaagse kunst. Ze fotografeerde meestal in de ateliers van de schilders en beeldhouwers zodat de omgeving van de werkplaatsen een meerwaarde geeft aan het portret, het wordt gekaderd in de “plaats van de misdaad”. Maar dat is maar één aspect van haar curriculum.

Al jong kwam ze in de Verenigde Staten terecht, later in Engeland en Parijs waar ze kunstgeschiedenis studeerde en zo het artistieke milieu leerde kennen. Het was Ariane Mnouchkine die haar naar de fotografie leidde, waardoor ze later de officiële fotografe werd van ‘Le Théatre du Soleil’. Zoals velen in het beroep werkte ze ook voor modetijdschriften als Vogue en ging ze ook op reportage in het buitenland. Ook zij is lid van het agentschap Magnum en was gehuwd met de medestichter ervan, Henri Cartier-Bresson. Haar werk wordt gekenmerkt door een subtiele manier om de realiteit weer te geven.

Ludo Bekkers

– Gisèle Freund, L’oeil frontière Paris 1933-1940, tot 29 januari 2012 in de Fondation Pierre Bergé Yves Saint-Laurent.
– Les approches photographiques de Diane Arbus, nog tot 5 februari 2012 in Jeu de Paume.
– Martine Franck. Venus d’ailleurs, peintres et sculpteurs à Paris, tot 8 januari 2012 in het Musée Eurpéenne de la Photographie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content