‘Wijsheid’ van Paul Verhaeghe is een pleidooi om onze handen vuil te maken

4 / 5
Paul Verhaeghe, auteur van ‘Wijsheid’ © Belga

Paul Verhaeghe, De Bezige Bij

Wijsheid

158 blz, 22,00 euro

4 / 5

De voorbije eeuw zijn we kennismensen geworden, aldus Paul Verhaeghe, terwijl we wijsheidsmensen zouden moeten zijn.

Nadat Immanuel Kant in De kritiek van de zuivere rede uiteen had gezet hoe de menselijke geest kennis vergaart en wat daarbij de mogelijkheden en de begrenzingen zijn, ging hij niet lekker achteroverleunen en een deuntje fluiten. Nee, hij zette zich meteen aan het schrijven van zijn twee andere Kritieken, die van de praktische rede en die van het oordeelsvermogen, respectievelijk gewijd aan de ethiek en de esthetiek. Zoals Paul Verhaeghe in zijn nieuwste boek beweert, is dat geen toeval. Kant had immers op streng filosofische wijze ontdekt dat de beperkingen van ons waarnemings- en denkvermogen ervoor zorgen dat we de werkelijkheid nooit echt zullen kennen, en dat die kennis op zich ons bovendien geen betekenisvol leven kan bezorgen. Daarvoor hebben we iets anders nodig: wijsheid, waarin ethiek, kunst en religie elkaar vinden.

Centrale zin: ‘We zijn terecht bezorgd over de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.’

In Wijsheid beschrijft Verhaeghe hoe dat fundamentele inzicht, dat ook al in de klassieke oudheid werd gehuldigd, de voorbije eeuw danig in de verdrukking is gekomen. Kunst is een investeringsopportuniteit geworden, religie wordt geassocieerd met terrorisme en misbruik, en ethiek besteden we liever uit aan een of andere commissie. We hebben volledig ingezet op kennis, ook al is die altijd voorwaardelijk. Toen Dmitri Mendelejev in 1869 zijn periodiek systeem voorstelde, met daarop 63 elementen en een hoop lege plekken, zei hij zelfverzekerd dat die mettertijd wel ingevuld zouden raken. Die elementen waren er, ze wachtten alleen op ontdekking. En gelijk had hij, want vandaag zitten we aan 118 die precies in zijn systeem passen. Maar is het daarmee voor eens en altijd waar? Natuurlijk niet. Vraag het maar aan Isaac Newton die na een paar eeuwen alleenheerschappij opeens Albert Einstein op zijn schouders voelde staan. En dat niet alleen, wetenschap en techniek zijn ook volstrekt amoreel en slechts toepasbaar op een klein deel van onze leefwereld. Depressie en intelligentie kun je niet objectief ‘meten’, net zomin als armoede en sociale uitsluiting. Die kun je alleen met enige wijsheid aanpakken.

Verhaeghe, die we vooral kennen van zijn trilogie Identiteit, Autoriteit en Intimiteit, waarin hij de neoliberale god van het geld op de korrel nam en wees op de nefaste gevolgen daarvan voor ons fysiek en psychisch welzijn, hanteert hier een breder perspectief. Hij gaat op zoek naar de dynamieken achter die evolutie en wijst ons erop dat het makkelijk is om onze handen te wassen in onschuld, en te beweren dat de gevaren van wetenschap en techniek wel door diezelfde wetenschap en techniek verholpen zullen worden, maar veel verder kom je er niet echt mee. Als we een betere wereld willen, zullen we onze handen net vuil moeten maken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content