In ‘Metamorfosen’ stelt filosoof Emanuele Coccia dat we niet gewoon op aarde leven, maar er deel van uitmaken
Emanuele Coccia, Octavo
Metamorfosen
Oorspronkelijke titel: Métamorphoses, 192 blz, 24,00 euro
In ons ecologisch denken plaatsen we de mens nog te veel buiten de natuur, aldus filosoof Emanuele Coccia, terwijl hij deel uitmaakt van een oneindige, alomvattende metamorfose.
Is het niet gek, schrijft de Italiaanse filosoof Emanuele Coccia, dat de mens al millennia zijn toekomst in de sterren zoekt en de aarde als het verleden beschouwt, terwijl net het omgekeerde het geval is? Het verhaal dat sterrenwichelaars ons vertellen heeft inderdaad weinig met de toekomst van de mensheid te maken, wellicht even weinig als de interplanetaire kolonisatiedromen van IT-tyconen als Elon Musk en Jeff Bezos. Nee, onze toekomst ligt hier op aarde. We leven er niet op, maar maken er deel van uit.
In Metamorfosen onderzoekt Coccia hoe die verstrengeling van al het aardse in elkaar steekt en komt hij uit bij het fluïde beeld van een immer veranderende Gaia. Het leven ondergaat onophoudelijk metamorfoses, schrijft hij. Wij mensen zijn een incarnatie van de rotsachtige minerale substantie die de kern uitmaakt van onze planeet. En dat geldt ook voor ons bewustzijn. Onze ideeën komen immers van buitenaf, van de mensen die lang voor ons nadachten over de wereld.
Dat dit steeds opnieuw herboren worden van het leven zo weinig aandacht krijgt, heeft volgens Coccia veel te maken met de typisch mannelijke afkeer van alles wat met conceptie en geboorte te maken heeft. Tekenend is hoe Martin Heidegger de mens definieerde door zijn sterfelijkheid en hoe zijn leerlinge Hannah Arendt hem erop wees dat de geboorte daarentegen de belangrijkste menselijke ervaring is. Alleen de geboorte van Jezus krijgt een prominente plaats in de westerse cultuur, maar die wordt als een onnatuurlijk fenomeen neergezet en behoort tot een monotheïstische en antropocentrische religie die de mens niet in maar boven de natuur plaatst. Al merkte de Victoriaanse schrijver Samuel Butler fijntjes op dat het voor God even makkelijk is om de gedaante van een mens aan te nemen als die van een regenworm.
De term ecologie werd in 1866 gemunt door de Duitse zoöloog Ernst Haeckel, lezen we in Metamorfosen, dat zich situeert op het kruispunt van biologie, filosofie en poëzie en af en toe lijdt aan breedsprakigheid. Haeckel wilde er de economie van de natuur mee vatten, los van de mens, als een statisch systeem. De gevolgen daarvan zijn nog steeds zichtbaar, aldus Coccia. Dat er inheemse planten zouden bestaan die beschermd moeten worden tegen indringers, gaat bijvoorbeeld in tegen het beginsel dat in de natuur migratie volstrekt normaal is. En vegetarisme is in dat licht ook volstrekt wereldvreemd. De cyclus van metamorfose en hergeboorte steunt op het principe van eten en gegeten worden, en daar horen een kippetje of een schaap helemaal bij. Meer zelfs, aldus de filosoof met een knipoog, waarom geen mensenvlees?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier