Ontboezemingen van een stripauteur: ‘Simpel: ik vind grote borsten mooi, dus teken ik grote borsten’
Sinds het succes van zijn graphic novel Polina, in 2011, is hij een van Europa’s hipste jonge stripmakers. Het subtiele Een zus, over het seksuele ontwaken van een puberjongen, bevestigt die status. ‘Misschien waag ik me hierna wel weer aan porno.’
Zijn imago kan hem duidelijk geen snars schelen. Met dat haar tot op zijn schouders, zijn marginale oorbelletje, zijn eenvoudige witte T-shirt en al tien jaar datzelfde zwarte brilmontuur ziet de drieëndertigjarige Bastien Vivès eruit als een overjaarse informaticastudent. Een slungel. Maar schijn bedriegt: in de Brusselse kantoren van zijn uitgever Casterman nemen we plaats tegenover misschien wel de hardest working man in de Europese stripbusiness.
De laatste vijf jaar hebt u zo’n twintig, niet zelden lijvige boeken uitgebracht. Een zus telt liefst 216 bladzijden. Hoe speelt u dat klaar?
BASTIEN VIVÈS: Ik ben tweeënhalf jaar met Een zus bezig geweest. Het grootste deel van die tijd heb ik over het verhaal lopen nadenken. Niet constant, hoor. Af en toe. Zo is het organisch gegroeid. Het echte uittekenen heeft hooguit drie à vier maanden in beslag genomen. En ik had het zelfs nog sneller kunnen doen. Ik maak al lang geen schetsen meer. Voordat ik aan een verhaal begin, probeer ik de belangrijkste personages eens uit. Dat is alles. Het leukste om te tekenen vind ik telkens weer het plaatje waarin je de personages voor het eerst ziet.
Toen we de puberjongen Anthony, het hoofdpersonage in Een zus, voor het eerst zagen, hadden wij een aha-ervaring: hij lijkt sprekend op u. Hoe hoog is het autobiografische gehalte van uw nieuwe verhaal?
VIVÈS: Anthony lijkt op mij zoals ik nu ben. Als dertienjarige zag ik er totaal anders uit: ik was een dikkerd, met gemillimeterd haar. (lacht) In het persdossier wordt het persoonlijke gehalte van Een zus benadrukt, maar dat is eerder een pr-techniek. Misschien zullen de mensen mijn boek sneller kopen als ze denken dat ik iets over mezelf vertel? Het enige echt autobiografische aan Een zus is dat ik in mijn kindertijd samen tekende met mijn jongere broertje, net zoals Anthony dat doet met zijn broer Tim. Ik denk met veel nostalgie terug aan die periode, we hebben ons toen enorm geamuseerd. Het was fijn om die gedeelde momenten in een strip te verwerken. In alles wat ik maak vertrek ik graag van iets dat dicht bij me staat. Daarna laat ik het verhaal meestal ontsporen.
De wereld van Anthony en Tim wordt op z’n kop gezet als Hélène, de zestienjarige dochter van vrienden van hun ouders, hen in hun Bretoense vakantieoord komt vergezellen. Al gauw is Anthony klaar met Pokémon-figuurtjes tekenen op de keukentafel, tot verbijstering van zijn kleine broer.
VIVÈS: Tim is nog te jong om te begrijpen wat er zich tussen Hélène en Anthony afspeelt. Hij vindt het niet noodzakelijk fijn dat hij zijn broer moet delen, maar hij zeurt er ook niet over. Hij heeft zijn eigen leven en trekt zich daarin terug. Ik vond de relatie tussen die drie personages heel boeiend. Eigenlijk is Tim een beetje de regisseur: hij geeft Hélène en Anthony privacy en intimiteit, maar neemt ze ook weer af. Hij bepaalt het ritme van het verhaal.
Hélène is van hetzelfde type als al uw vrouwelijke personages sinds uw debuut Meisje(s) uit 2007: mooi, kwetsbaar en met – we kunnen er niet omheen – grote borsten. Mogen we daar iets achter zoeken?
VIVÈS: Welnee. Het is simpel: ik vind grote borsten mooi, dus teken ik grote borsten. Ik ben tenslotte een heteroman. Vrouwen zijn een onuitputtelijk onderwerp, ik heb nooit iets anders willen tekenen. Als ik bijvoorbeeld een film met Romy Schneider gezien heb, wil ik de manier vatten waarop ze een sigaret vasthoudt.
Wordt u ook door de vrouwen uit uw eigen omgeving geïnspireerd?
VIVÈS: Absoluut. Meer nog: alle meisjes die je in mijn strips en mijn schetsboeken ziet, heb ik ooit echt gekend. Als er één het geluk – of de pech – heeft om een tijdje mijn leven te delen, is de kans groot dat ze zichzelf, via haar uiterlijk of haar persoonlijkheid, in een van mijn strips zal terugzien.
Om je een voorbeeld te geven: het titelpersonage uit mijn striproman Polina is gebaseerd op een van mijn beste vriendinnen. In het echt is ze wel Italiaans en niet Russisch, zoals in de roman. Op een bepaald moment zat er misschien meer in dan vriendschap, maar ze heeft me snel duidelijk gemaakt: ‘Het zal nooit iets tussen ons worden, Bastien.’ ‘Hup, wéér een blauwtje gelopen’, dacht ik. ‘Niet erg,’ zei ik tegen haar, ‘dat is weer stof voor een strip.’ Ik meende dat niet echt, maar toen ik later echt aan Polina begon, heb ik haar wel gevraagd of ik haar als inspiratie mocht gebruiken. Ze vond het prima, misschien ook omdat het verhaal zelf, over een veelbelovende jonge danseres, niets met onze vriendschap te maken zou hebben.
Zijn er collega’s met wie u uw liefde voor de andere kunne deelt?
VIVÈS: Jazeker: Balak en Michaël Sanlaville, makkers met wie ik Lastman maak, onze shonen manga (een avonturenreeks voor puberjongens, nvdr.). Als we met z’n drieën naar een stripfestival gaan, zitten we de hele tijd naar de meisjes te kijken – omdat we ze graag tekenen, is dat ook leerzaam. En als we samen door strips bladeren, is het criterium: kan deze tekenaar mooie vrouwen tekenen? Uderzo van Asterix en uw landgenoot Janry van De kleine Robbe stonden me natuurlijk direct aan. Om het niet over de Amerikaan Richard Corben te hebben, want dat is mijn god. En ik weet niet of ik me deze ontboezeming in uw blad kan permitteren, maar het geilst word ik van het werk van Édika, die bekend is van het Franse stripmaandblad Fluide Glacial.
Édika? Dat kan ik me moeilijk voorstellen.
VIVÈS: Echt waar. Iedereen staart zich blind op zijn grote neuzen, maar zijn vrouwen zijn fantastisch!
Het onderwerp boeit niet al mijn collega’s, hoor. Op festivals kom je weleens tekenaars tegen die enthousiast vertellen over het type schip waarmee een poolreiziger naar de Zuidpool reisde. Met alle respect, maar mij kan zoiets geen bal schelen. Als ik teken wat me interesseert, teken ik béter. Mij moet je niet vragen om onvoorbereid pakweg een auto te tekenen: daarvoor heb ik een foto nodig.
Ach, meisjes zijn voor mij nu eenmaal het leukste in het leven. En ja, ik zal altijd wel elegante exemplaren in mijn werk blijven opvoeren. Als ik ooit al een lelijke, dikke vrouw zal tekenen, zal het zijn omdat ze een belangrijke rol heeft in een verhaal. Vind je overigens dat mijn mannelijke personages er dan zo slecht aan toe zijn? Lelijke mannen teken ik evenmin. Vergelijk het met cinema: de ene acteur is knapper dan de andere, maar echt lelijke kerels? Die zie je bijna niet op het witte doek.
En pas op: té perfect werkt ook niet. Ik teken geen barbiepoppen. Ik teken vrouwen zoals ik ze graag zie.
Wie is Bastien Vivès?
– 11 februari 1984: geboren in Parijs.
-2008: kaapt met De smaak van chloor, een bijna woordloos werkstuk over een tengere jongen die verliefd wordt op een onbereikbaar meisje, op het stripfestival van Angoulême de prijs voor de revelatie van het jaar weg vóór De maagd en de neger van Judith Vanistendael.
-2011:Polina, over een danseresje wier weg naar de top niet over rozen gaat, wordt door de Franse stripkritiek als boek van het jaar verkozen. In 2016 volgt een verfilming.
-Sinds 2013 werkt hij met Balak en Michaël Sanlaville aan Lastman, de eerste Franse shonen manga. Ze winnen er in 2015 de prijs voor de beste stripreeks mee in Angoulême. Een tekenfilmversie is bijna klaar.
-2017Een zusknoopt aan bij Polina als serieuze striproman.
-Hij heeft ondertussen al meer dan dertig strips uit, waarvan er tien in het Nederlands vertaald zijn.
Nergens doet u dat zo ongebreideld als in het onvertaalde Les Melons de la colère uit 2011. In die parodie op de seksboekjes van weleer wordt de boerendochter Magalie, die een borstverkleining wil, misbruikt door een legertje dokters en hoogwaardigheidsbekleders. Wilde u meteen komaf maken met het prestige dat Polina u dat jaar had opgeleverd?
VIVÈS: Het was niet mijn bedoeling om tegen mijn eigen reputatie te rebelleren, nee. Ook hier is de verklaring eenvoudiger: als ik een project heb afgerond, heb ik meestal geen zin om nog eens hetzelfde te doen. Verandering doet leven! Bovendien wist ik: als ik ooit een pornostrip wilde maken, moest ik het na een hit als Polina doen. In de slipstream van zo’n succes zou zo’n weinig conventioneel verhaal misschien beter verkopen.
U hebt Les Melons de la colère al uw meest politieke werk genoemd – de boodschap achter de seks is dan: het gewone volk wordt ook figuurlijk genaaid door de elite. Is er een politicus aan u verloren gegaan?
VIVÈS: Absoluut niet! Eigenlijk ben ik helemaal niet standvastig in mijn meningen. De ene dag zeg ik iets en de volgende het tegenovergestelde. Als politicus zou ik de ene dag alles legaliseren en de volgende alles verbieden. In mijn werk ben ik net zo wispelturig: ik vertel net zo graag een serieus verhaal als een humoristisch of een pornografisch verhaal. Een hiërarchie zie ik niet in die genres, ze zijn me allemaal even dierbaar. Eerlijk gezegd: ik word bang van mensen die dertig of veertig jaar lang dezelfde meningen hebben en dezelfde dingen blijven doen.
Mogen we na de subtiliteit van Een zus opnieuw een ommezwaai verwachten?
VIVÈS: Hm, ik weet het nog niet. Eerst willen Balak, Michaël en ik onze tijd nemen voor het einde van Lastman. Dat willen we niet verknoeien. Langzaamaan krijg ik ook al ideeën voor wat er daarna kan volgen. Misschien weer een klepper als Een zus? Of wie weet waag ik me weer aan een pornostrip.
Dat hebt u alvast verworven: u kunt maken waar u zin in hebt.
VIVÈS: Als mensen me vragen: ‘Is je leven veranderd doordat je prijzen hebt gewonnen met je strips?’ zeg ik nee. Maar één ding is absoluut veranderd: stap ik met een idee naar een uitgever, hoe waanzinnig het ook is, dan nemen ze me au sérieux. Ik besef het maar al te goed: dat is een enorme luxe.
Een zus van Bastien Vivès, Casterman, 216 blz., 24,95 euro
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier