Toptalent Jesse Ball turft in Census de doden en kerft met zijn taal een gat in de Amerikaanse droom.
Een man reist met zijn zoon door het achterland van Amerika. Als volksteller moet hij aan elke deur aankloppen, de bewoners onderwerpen aan een enquête en hen daarna markeren door een streepje op hun rib te tatoeëren. Vroeger was hij geen volksteller. Vroeger was hij arts, chirurg zelfs, en vroeger had hij een vrouw. Die is nu dood, en hij zal haar binnenkort vervoegen – een oude collega van de volksteller windt er geen doekjes om: de ziekte die in zijn lijf woekert, zal hem snel vellen. Dus wil hij nog even de wereld in, samen met zijn zoon, die op zijn beurt begiftigd is met het syndroom van Down. De jongen kijkt anders naar de wereld, en de vader wil – voor het licht finaal dooft – Amerika nog één keer met een frisse blik aanschouwen. Daarna zal hij zijn zoon op een trein zetten, alleen, in de hoop dat een barmhartige samaritaan zich over de jongen zal ontfermen.
Centrale zinnen De arts had een heel witte jas aan, zoals veel artsen, maar deze jas was zelfs nog witter. Hij was nog witter dan ik hier zeg.
Het is geen vrolijke wereld waar Jesse Ball zijn personages in neerpoot. Niet alleen volgt de dood het tweetal als een hardnekkige schaduw, het rurale gebied waar ze de census afnemen heeft duidelijk betere tijden gekend: armoede troef, en soms lijkt het alsof met het ineenklappen van de industrie de klok ook honderd jaar is teruggedraaid. Spookdorpen, vervallen herenhuizen, mensen die in barakken wonen: de Amerikaanse droom is een nachtmerrie geworden.
Ball registreert het in kille alinea’s, vaak in een ambtelijke taal die hij van Kafka heeft geleend. En net als Kafka plaatst Ball de lezer voor veel raadsels: vanwaar de obsessie met aalscholvers? Waarom verzaakt de verteller aan zijn opdracht? Waarom wilde diens vrouw clown worden? Is het leven dan werkelijk absurd?
Census is geen vrijblijvend werk. Jesse Ball had zelf een oudere broer met downsyndroom. Die overleed op zijn vierentwintigste nadat hij jarenlang aan een beademingsapparaat had gelegen. Dat zou bij minder begaafde schrijvers aanleiding geven tot een traantrekkende ode aan het dode broertje, maar Ball trapt niet in de val van de meligheid. Integendeel. Ergens merkt een kind op: ‘Voor kinderen is zelfmoord plegen tegenwoordig net zoiets als verliefd worden. Het is als een nieuwe deur op je slaapkamermuur schilderen en erdoorheen stappen.’ Dergelijke ontregelende zinnen vind je op elke pagina van Census terug, zinnen zo scherp als scheermesjes, zinnen die je tot in je slaap achtervolgen. Census is een prachtige nachtmerrie.
Census
Jesse Ball, Querido (oorspronkelijke titel: Census), 270 blz., 20,99 euro.
Jesse Ball
Jesse Ball (°1978) noemt zichzelf fabulist en absurdist. Zijn romans en poëziebundels werden meermaals bekroond en kunnen steevast op lovende kritieken rekenen. Eerder verscheen in het Nederlands al Sinds het zwijgen begon (2014).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier