In zijn nieuwste roman, De wonderen, koppelt Jeroen Olyslaegers Antwerpen aan de Congolese rubberwinning, en breekt hij tussendoor een lans voor artificiële intelligentie. ‘AI verliest nooit zijn geduld.’
Vier jaar geleden bezocht Jeroen Olyslaegers in het MAS de tentoonstelling 100 x Congo. Zijn oog viel er op een grote affiche van de Antwerpse wereldtentoonstelling van 1894. Je zag water door de ruien van Oud-Antwerpen lopen, een nagemaakte versie van het centrum van de stad zoals dat er in de 16e eeuw had uitgezien. Even verderop verdween het water onder een brug en veranderde het in de Congo-stroom, met aan de oever het Congo-dorp waar je ‘authentieke’ Congolezen kon bekijken. Die twee werelden waren met elkaar verbonden, stelde Olyslaegers met ontzetting vast, en daarmee had hij het hart van een nieuwe roman in handen.
Die roman is er nu, De wonderen, waarin Amandine de hoofdrol speelt, de dochter van een bankier die investeert in de Congolese rubberwinning van rond 1900. Zij wil vrij zijn, vrij van de macht van haar vader en man natuurlijk, maar ook vrij van een type rationeel denken dat nut en efficiëntie vooropstelt en de wereld finaal herleidt tot kapitalisme en kolonialisme.
‘Ik begin een boek altijd met een paar idiote vragen’, vertelt Olyslaegers. ‘Vragen die moeilijk te beantwoorden zijn, maar wel belang hebben. Bij De wonderen was een van die vragen: sinds wanneer weten we dat er gruwelijke dingen gebeurden bij de rubberexploitatie in Congo? Het eerste nieuws daarover verscheen op 7 april 1900 in de krant, en de publieke verontwaardiging was groot, maar na een paar weken was die alweer voorbij.’
Stapte men toen zo makkelijk over het kappen van Congolese handen heen?
Jeroen Olyslaegers: Wij klagen over de vluchtigheid van onze mediamaatschappij en kijken dan met nostalgie naar het verleden, maar ik heb die kranten uit 1900 bekeken en het nieuws was toen even vluchtig als nu. Het was even moeilijk om feiten van fictie te onderscheiden. Toen ik voor mijn vorige roman Wildevrouw onderzoek deed, merkte ik dat fake news in de 16e eeuw net zo frequent voorkwam als vandaag. Niemand stelde zich toen de vraag of iets waar was of niet.
Volgden er geen sancties?
Olyslaegers: Er werd een onderzoekscommissie opgericht waardoor de rubbermaatschappijen ontbonden werden, maar de mensen erachter richtten gewoon andere compagnieën op. Bovendien was het hoogtepunt van het rubber toen al bijna voorbij. Men wist dat het in het wild oogsten van rubber slechts korte tijd rendabel zou zijn omdat er in Maleisië plantages werden opgezet die veel efficiënter zouden werken. In Congo roofde men gewoon, er waren geen plantages. De beleggers wisten dat, en koning Leopold II zeker ook. Zij hebben berekend hoe lang ze hadden, en veel meer dan tien jaar zal dat niet geweest zijn. Volgens mij houdt het geweld dat er werd gebruikt daarmee verband. Men geeft altijd racisme op als reden, maar dat is geen verklaring. Tijdsdruk, en daarmee samenhangend winst, díé hebben de hoofdrol gespeeld.
‘Als er alleen nog materie is, wordt alles waarde- en betekenisloos.’
Het geweld was dus niet irrationeel?
Olyslaegers: Het werd inderdaad rationeel gemotiveerd, al dient hierbij vermeld dat het een specifiek soort rationaliteit betreft, een ‘mannelijke’ variant, die ik beschouw als een geestesstoornis omdat ze gepaard gaat met exploitatie tot op het bot, los van enig besef van ethiek of een respectvolle manier van omgaan met de natuur. In de kern van die rationaliteit zit veel irrationaliteit. Voor de 16e-eeuwse renaissancemens uit Wildevrouw was de wetenschap nog niet gestold tot een stel dogma’s. Metafysica en natuurfilosofie maakten toen de dienst uit. Die bouwden voort op eeuwenoude tradities, maar werden door het empirisme en het positivisme verdrongen. Ik vind dat spijtig, want het strikte materialisme is een doodlopende straat die alleen tot nihilisme kan leiden. Als er alleen nog materie is, wordt alles waarde- en betekenisloos.
In een van de knapste scènes van de roman, waarin u als een hedendaagse Couperus Amandines debutantenbal beschrijft, gaat het over de invloed van de overschakeling van gasverlichting naar elektrische lampen op de kledij van vrouwen. Men kon jurken mits toevoeging van metaaldeeltjes in de stof opeens laten glinsteren. Hoe heeft u dat ontdekt?
Olyslaegers: Door het aan ChatGPT te vragen. Boeken noch Google konden me helpen op mijn zoektocht naar wat Antwerpse vrouwen eind negentiende eeuw droegen, dus vroeg ik het aan AI en die kwam onmiddellijk met stoffen voor de dag, waarbij er een aantal waren die reageerden op elektrisch licht. Mits een paar gerichte bijkomende vragen én het nagaan of ChatGPT wel de waarheid vertelde, had ik mijn baljurken. Blijkbaar zat er lood in verwerkt. Giftig natuurlijk, maar dat wist men toen nog niet.
‘Boeken noch Google konden me helpen op mijn zoektocht, dus vroeg ik het aan AI.’
Geen slecht woord over AI dus?
Olyslaegers: Het spreekt voor zich dat je altijd voorzichtig moet blijven en je je bronnen moet controleren, maar AI kan een grote hulp zijn, ook in het onderwijs. AI haalt immers de schroom uit het leerproces. Ik was op school niet zo goed in wiskunde. Als ik iets niet begreep, stelde ik een vraag en legde de leraar het nog eens uit. Alleen verstond ik er dan vaak nog niets van. Dus nog een vraag, tot ik zag dat zowel de leraar als de leerlingen hun geduld begonnen te verliezen. AI verliest nooit zijn geduld. Je kunt blijven vragen, tot je tevreden bent. Met AI in de middelbare school had ik misschien net iets minder getraumatiseerd mijn diploma gehaald. (lacht)
De wonderen
Uit bij De Bezige Bij.
Jeroen Olyslaegers
Geboren in 1967 in Mortsel.
Studeert Germaanse filologie en gaat daarna aan de slag in het Louis Paul Boon-documentatiecentrum.
Debuteert in 1994 met de roman Navel. Schrijft ook verhalen en toneel.
Publiceert in 2009 Wij, de eerste van zijn W-romans, waartoe ook Winst, Wil, Wildevrouw, Willem en mijn wellust en De wonderen behoren. Centrale vaag: wie zijn ‘wij’, en in hoeverre vormen we een gemeenschap?
Wordt voor Wil (2016) bekroond met de Fintro Literatuurprijs, de F. Bordewijk-prijs en de Tzumprijs voor de beste literaire zin. De roman wordt verfilmd door Tim Mielants in 2023.